ECLI:NL:RBROT:2023:7247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
662623 / HA RK 23-730
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan concrete feiten en omstandigheden

Op 14 augustus 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een bestuurszaak tegen de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep Schiedam. Het verzoeker stelde dat de rechter, mr. A.P. Hameete, hem op een autoritaire en vijandige manier had bejegend tijdens de zitting van 19 juli 2023. Verzoeker voelde zich niet in de gelegenheid om zijn standpunt toe te lichten en meende dat de rechter hem niet als medemens had behandeld. Hij voerde aan dat de rechter ten onrechte concludeerde dat hij de Grondwet niet erkende en dat het proces-verbaal van de zitting onjuist was weergegeven.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete feiten zijn die wijzen op partijdigheid of vooringenomenheid. De klachten van verzoeker betroffen in wezen de wijze van bejegening door de rechter, wat niet voldoende is voor een wrakingsverzoek. De wrakingskamer benadrukte dat verzoeker voldoende en concrete feiten moet aanvoeren om zijn vrees voor partijdigheid te onderbouwen, maar dat deze feiten niet waren gesteld of gebleken. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden geen aanwijzing gaven voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de rechtbank stelde dat verzoeker zijn klachten over de wijze van bejegening bij het gerechtsbestuur kon indienen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters A.M.H. Geerars, S.C.C. Hes-Bakkeren en E. van Schouten, met mr. V.A. Versloot als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/662623 / HA RK 23-730
Beslissing van 14 augustus 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A.P. Hameete,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de bestuurszaak met nummer ROT 22/946. Die zaak betreft een geschil tussen verzoeker en de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep Schiedam. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 19 juli 2023 waarin het mondeling wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 25 juli 2023.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De rechter had voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek, zoals opgenomen in het proces-verbaal van 19 juli 2023, bij de mondelinge behandeling als volgt toegelicht.
De rechter sprak verzoeker ter zitting op autoritaire toon en verwijtend toe. Verzoeker wilde aan de rechter uitleggen waarom er geen sprake is van een bezwaar, maar van een nietigverklaring en affidavit, maar kreeg die gelegenheid niet. De rechter onderbrak de verzoeker in zijn toelichting. Verzoeker voelde een rare vijandigheid van de rechter jegens hem. Verzoeker wilde de dialoog met de rechter aangaan, maar kreeg die gelegenheid niet. De rechter had verzoeker de mogelijkheid moeten bieden om voor zijn rechten op te komen. De rechter had verzoeker als medemens met broederliefde moeten behandelen. De rechter concludeerde ten onrechte dat verzoeker de Grondwet niet zou erkennen. De rechter wilde geen antwoord geven op de vraag of hij (de rechter) aan de Grondwet mocht toetsen. Dit staat volgens verzoeker verkeerd weergegeven in het proces-verbaal van de zitting van 19 juli 2023. Verzoeker wilde die vraag nogmaals stellen, maar dat mocht niet van de rechter. Ook op andere plaatsen is het proces-verbaal onjuist of onvolledig.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. In het verloop van de zitting is volgens hem geen grond voor wraking gelegen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
3.5.
De klachten van verzoeker betreffen in wezen de manier waarop hij door de rechter is bejegend. Voor dat soort klachten is de wrakingsprocedure in beginsel niet bedoeld. Verzoeker kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Het kan echter zijn dat in de wijze van bejegening toch (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt. Iemand die een wrakingsverzoek indient moet daarvoor dan wel voldoende en concrete feiten en omstandigheden aanvoeren waaruit dat zou blijken. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in dit geval in de bejegening door de rechter (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn niet gesteld of gebleken.
3.6.
Voor zover de verzoeker heeft willen betogen dat uit de - zijns inziens - misslagen in het proces-verbaal van de zitting van 19 juli 2023 partijdigheid zou blijken, overweegt de wrakingskamer het volgende.
Een proces-verbaal is een zakelijke en verkorte – en dus niet een letterlijke – weergave van dat wat op de zitting is besproken. Als er al sprake van zou zijn dat het proces-verbaal onjuistheden bevat, dan rechtvaardigen de door verzoeker daarover naar voren gebrachte feiten en omstandigheden nog niet de conclusie dat de rechter vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid wekt.
3.7.
Gelet op het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek tot wraking afgewezen dient te worden.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. drs. E. van Schouten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.