ECLI:NL:RBROT:2023:7244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
661306 / HA RK 23-656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van de wrakingskamer in civiele procedure

Op 20 juli 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de rechters mr. R.R. Roukema, mr. M.C. Franken en mr. M.B. van den Enden. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de wrakingskamer niet onpartijdig zou zijn. De verzoeker was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2023, waardoor de gronden van het verzoek niet verder konden worden toegelicht. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden geen aanwijzingen boden voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters. De verzoeker had onder andere geklaagd over de gang van zaken in eerdere procedures en het ontbreken van bepaalde processtukken, maar deze gronden waren niet relevant voor de beoordeling van de wraking zelf. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen door de voorzitter mr. P.C. Santema, samen met de rechters mr. A. Verweij en mr. W.J.M. Diekman, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.M. Schalk.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/661306 / HA RK 23-656
Beslissing van 20 juli 2023 (bij vervroeging)
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. R.R. Roukema, mr. M.C. Franken en mr. M.B. van den Enden,
rechters in de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam,
hierna gezamenlijk te noemen: de wrakingskamer.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Op 28 juni 2023 heeft de wrakingskamer een beslissing genomen in de procedure met kenmerk C/10/660551 / HA RK 23-605 betreffende:
het verzoek van verzoeker strekkende tot de wraking van de rechter die in het kort geding met kenmerk 658586 / KG ZA 23-449 verlof heeft gegeven voor dagvaarden op verkorte termijn;
het verzoek van verzoeker strekkende tot wraking van mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten (hierna: mr. Hofmeijer-Rutten) in de zaak met kenmerk C/10/660616 / HA RK 23-610.
1.2.
In de beslissing staat tussen rechtsoverweging 3.4.7. en 4. de volgende zinsnede:

[niet in raadkamer besproken, maar wellicht nog te overwegen:]
1.3.
Per afzonderlijke e-mails van 29 juni 2023 van de heer J.A. Faaij aan verzoeker en aan mr. Hofmeijer-Rutten is het volgende, voor zover van belang, aan verzoeker bericht:
“(…) Per e-mail van gistermiddag (zie hieronder) heb ik aan u toegezonden de beslissing van de wrakingskamer van die dag op uw verzoek tot wraking van rechter mr. Hofmeijer-Rutten en uw verzoek tot wraking van de rechter die in het kort geding verlof gaf voor dagvaarden op verkorte termijn.
In die beslissing is een misslag begaan: tussen de alinea’s met nummer 3.4.7. en nummer 4. is ten onrechte een opmerking uit de concept-beslissing blijven staan.
De wrakingskamer is dan ook voornemens om deze misslag te herstellen in die zin, dat die opmerking alsnog wordt verwijderd.
Alvorens dat de doen krijgt u als verzoeker gelegenheid u daaromtrent uit te laten.
Ik hoor graag van u of u tegen de voorgenomen verbetering van de beslissing bezwaren heeft en zo ja, wat die bezwaren zijn.
Ik verzoek u dit uiterlijk vrijdag 7 juli te doen.
Indien na die datum geen bericht van u is ontvangen, zal de wrakingskamer ervan uitgaan dat u geen bezwaren heeft tegen verbetering van de beslissing.
(…)”
1.4.
Per e-mail van 29 juni 2023 heeft verzoeker de wrakingskamer in de procedure met kenmerk C/10/660551 / HA RK 23-605 gewraakt.
1.5.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure.
1.6.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is bepaald op 17 juli 2023 om 15.30 uur. Verzoeker en de rechters zijn uitgenodigd voor deze zitting.
1.7.
Mr. Roukema en mr. Franken hebben ieder afzonderlijk laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen wegens andere verplichtingen.
1.8.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren en zij hebben hiervan bij e-mail van 12 juli 2023 gebruik gemaakt.
1.9.
Ter zitting van 17 juli 2023 waarop het wrakingsverzoek is behandeld, is niemand verschenen.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie daarop

2.1.
Het wrakingsverzoek van verzoeker luidt als volgt:
“Hierbij wraak ik de afschuwelijk incompetente wrakingskamer voor corruptie.
Het gaat om:
1. De zinsnede "Niet in raadkamer besproken, maar wellicht nog te overwegen:]
2. Verder ontving ik pas d.d. 16 juni 2023 om 14:03u bericht van de advocaat wederpartij [Hemmer] dat er geen (extra) aanvraagformulier zat bij een verzoek om verkorting van de dagvaardingstermijn.
Wat de wrakingskamer daartoe stelt is dus onjuist ten aanzien van 14 juni 2023.
De wrakingskamer had mij sowieso al eerder moeten horen
3. Ik beschik ook nog steeds niet over de twee audiobestanden van de twee zittingen.
Ik beschik ook nog steeds niet over de naam van de rechter die toestemming gaf om verkort te dagvaarden.
Evenmin beschik ik over de tweede pleitaantekeningen van de wederpartij d.d. 14 juni 2023.
4. Ten aanzien van Pauline Hofmeijer-Rutten zie ik graag alsnog mijn wrakingsgronden behandeld: Nu levert dit rechtsweigering op.”
2.2.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechters door hun persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig zijn.
3.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechters jegens hem een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar deze is niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.5.
De door verzoeker aangevoerde gronden 1 en 2 hebben betrekking op het optreden van de wrakingskamer, maar in deze gronden is niet aangegeven waarom de wrakingskamer niet onpartijdig zou zijn. Verzoeker is niet naar de mondelinge behandeling gekomen om dit nader toe te lichten. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat sprake is van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de wrakingskamer jegens verzoeker.
3.6.
De door verzoeker aangevoerde gronden 3 en 4 zien niet op het optreden van de wrakingskamer, maar op de inhoudelijke procedure die ter beoordeling voorlag aan de wrakingskamer. Het is niet aan de onderhavige wrakingskamer daarover te oordelen.
3.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen van de door verzoeker aangedragen gronden voor de wraking slaagt. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. Roukema, mr. M.C. Franken en mr. M.B. van den Enden af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. A. Verweij en mr. W.J.M. Diekman, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. A. Verweij, oudste rechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023 in tegenwoordigheid van mr. M.M. Schalk, griffier, en door hen ondertekend.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.