ECLI:NL:RBROT:2023:7242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
660551 / HA RK 23-605 en 660616 / HA RK 23-610
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in kort geding en niet-ontvankelijkheid van verzoeker

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechter die verlof gaf voor dagvaarden op verkorte termijn in een kort geding. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat het verzoek te laat is ingediend. Verzoeker was op de hoogte van het verlof op of kort na 1 juni 2023, maar diende zijn wrakingsverzoek pas in op 16 juni 2023. De wrakingskamer oordeelt dat verzoeker misbruik maakt van het wrakingsmiddel, aangezien hij al meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend die niet zijn gehonoreerd. De rechtbank heeft ook bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
Zie rectificatiebeschikking d.d. 16 augustus 2023 gehecht aan deze minuut
Beslissing van 28 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank in de zaak met
zaak-/rekestnummer: C/10/660551 / HA RK 23-605, betreffende het
verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
de rechter die in het kort geding met kenmerk 658586 / KG ZA 23-449 verlof heeft gegeven voor dagvaarden op verkorte termijn,
hierna: de termijnrechter,
alsmede:
Beslissing
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank in de zaak met zaak-/ rekest-nummer: C/10/660616 / HA RK 23-610, betreffende het verzoek van
verzoeker,
strekkende tot wraking van
mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter of mr. Hofmeijer.

1.De procedure

1.1.
De gemeente Dordrecht en [naam mede-eiser] hebben verzoeker op 1 juni 2023 doen dagvaarden in kort geding te verschijnen voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam op 7 juni 2023 ter zake van de vorderingen als in de dagvaarding verwoord. In de dagvaarding is opgenomen:
“in acht nemende het bevel van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam d.d. 31 mei 2023, houdende dagbepaling en/of plaatsbepaling van de te houden terechtzitting, onder de voorwaarde dat deze dagvaarding uiterlijk op l juni 2023 vóór 12:00 uur dient te zijn uitgebracht;”
Dit kort geding heeft als kenmerk 658586 / KG ZA 23-449.
1.2.
Ter zittingen van 7 juni 2023 en 14 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling van het kort geding plaats gevonden ten overstaan van de rechter. Aan het slot van de zitting van 14 juni 2023 heeft de rechter de uitspraak van het vonnis bepaald op 28 juni 2023.
1.3.
Per e-mailbericht van 14 juni 2023 te 22.23 uur heeft verzoeker een voorwaardelijk verzoek tot wraking van de rechter ingediend.
1.4.
Per e-mailbericht van 16 juni 2023 te 14.40 uur heeft verzoeker wraking verzocht van de termijnrechter.
1.5.
Bij beslissing van de wrakingskamer in deze rechtbank van 19 juni 2023 is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn voorwaardelijk verzoek tot wraking van de rechter.
1.6.
Per e-mailbericht van 19 juni 2023 te 22.32 uur heeft verzoeker (onvoorwaardelijk) wraking verzocht van de rechter. Tevens deed hij daarbij een voorwaardelijk verzoek tot wraking van de wrakingskamer indien hij niet op dit wrakingsverzoek wordt gehoord.
1.7.
Het dossier van het kort geding met kenmerk 658586 / KG ZA 23-449 is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.8.
Het verloop van de wrakingsprocedures blijkt verder uit:
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 23 juni 2023;
  • het e-mailbericht van 23 juni 2023 van mr. Th. Veling, voorzitter en rechter in team handel en haven van de rechtbank.
1.9.
Bij de mondelinge behandeling van de wrakingsverzoeken op 26 juni 2023 zijn verschenen:
  • verzoeker;
  • mr. L. Machgeels, die waarnam voor mr. M.H.L. Hemmer, advocaat van eisers in het kort geding.
De rechter had voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het voorwaardelijk verzoek tot wraking van de wrakingskamer

2.1.
In zijn verzoek van 19 juni 2023 wraakt verzoeker de rechters van de wrakingskamer in geval hij niet op het verzoek zal worden gehoord.
2.2.
Nu verzoeker op het verzoek van 19 juni 2023 (en tevens zijn verzoek van 16 juni 2023) is gehoord ter zitting van de wrakingskamer op 27 juni 2023, is de voorwaarde welke door hem is verbonden aan zijn verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer niet vervuld en behoeft dat verzoek verder geen beoordeling meer.

3.De ontvankelijkheid van de wrakingsverzoeken

3.1.
Het verzoek tot wraking van de termijnrechter
3.1.1.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd – kort samengevat – dat de termijnrechter toestemming gaf voor dagvaarden op verkorte termijn, zonder onderbouwing van dit (extra) spoedeisend belang. Het is volgens verzoeker nog steeds niet duidelijk welke rechter dit verlof heeft verleend. Volgens verzoeker is er in het kort geding geen sprake van enig spoedeisend belang van de eisers.
3.1.2.
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het tegen haar gerichte wrakingsverzoek meegedeeld dat zij bij de voorbereiding van de zitting heeft vastgesteld dat het bedoelde verlof was verleend. De systematiek van de planning van kort geding zittingen brengt volgens de rechter mee dat zittingen aan een rechter worden toebedeeld op een moment dat nog niet vast staat welke zaken op deze zitting behandeld zullen worden. Van een toedeling aan haarzelf is volgens de rechter dus geen sprake geweest. De rechter heeft ter zitting geen aanleiding gezien het verleende verlof ter discussie te stellen. Verzoeker was verschenen, dus de dagvaarding had hem bereikt.
3.1.3.
Teamvoorzitter mr. Veling heeft in zijn bericht van 23 juni 2023 meegedeeld dat in kort geding dagvaarden op verkorte termijn op grond van artikel 254 lid 2 Rv met grote regelmaat voorkomt. In de praktijk wordt een verzoek daartoe in beginsel afgehandeld door de medewerkers van de griffie. Wordt een datum bepaald op zodanige termijn dat de wettelijke dagvaardingstermijn niet in acht kan worden genomen, dan geldt dit als beslissing tot verkorting van die termijn (artikel 3.3 Landelijk Procesreglement kort geding rechtbanken handel/familie). De voorzieningenrechter op wiens zitting de desbetreffende zaak wordt gepland neemt de verantwoordelijkheid voor de beslissing waarbij verlof is verleend om op verkorte termijn te dagvaarden.
3.1.4.
Gelet op het voorafgaande kan de wrakingskamer niet vaststellen welke rechter in het kort geding verlof gaf tot dagvaarden van verzoeker op verkorte termijn. Om die reden beoordeelt de wrakingskamer hierna zowel het geval waarin
de rechter dat verlof gaf, dan wel die beslissing aan haar verantwoordelijkheid moet worden toegerekend, alsmede het geval waarin
dat verlof is gegeven door een andere rechter.
Beoordeling van het geval waarin de beslissing in beginsel door de griffier is genomen (zoals beschreven door mr. Veling) is niet vereist, omdat het verlenen van verlof voor dagvaarden op verkorte termijn op grond van artikel 254 Rv is voorbehouden aan de voorzieningenrechter.
Ad a.)
3.1.5.
Aan de orde is vervolgens de vraag of het wrakingsverzoek, voor zover gericht tegen de rechter, tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden, zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist.
3.1.6.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. Verzoeker baseert zijn wrakingsverzoek op het verlenen van verlof tot dagvaarden op verkorte termijn door de rechter. Verzoeker heeft van dat verlof kennis genomen bij of kort na de ontvangst van de dagvaarding in kort geding op 1 juni 2023.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan onmiddellijk nadat de feitelijke grond tot wraking bekend is geworden, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte gedraging van de rechter is aan verzoeker bekend geworden op 1 juni 2023, terwijl het verzoek tot wraking van de rechter pas is ingediend op 16 juni 2023.
3.2.
Verzoeker heeft toegelicht dat hij het verzoek niet eerder heeft ingediend, omdat hij in het kort geding niet wordt bijgestaan door een advocaat en daarom wat tijd nodig had om zich te beraden op zijn (rechts)positie.
Naar het oordeel van de wrakingskamer had echter ook onder de genoemde omstandigheden van verzoeker, die zich profileert als juridisch adviseur, mogen worden verwacht dat hij het verzoek tot wraking uiterlijk binnen enkele dagen na ontvangst van de dagvaarding in kort geding zou doen. Indiening van het verzoek na 15 dagen is geen indiening meer “zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden”. Het verzoek is dus te laat gedaan.
3.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het verzoek tot wraking van de rechter in het geval zij verlof gaf voor dagvaarden op verkorte termijn, dan wel die beslissing onder haar verantwoording moet worden begrepen.
Ad b.)
3.4.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
3.5.
Voorafgaand aan de betekening van de dagvaarding in het kort geding op 1 juni 2023 heeft de termijnrechter verlof verleend tot dagvaarden van verzoeker op verkorte termijn. Nadien is de zaak voor de mondelinge behandeling van het kort geding gepland op de zitting van de rechter op 7 juni 2023 en door haar werd het kort geding nog steeds behandeld op het moment dat zij (eerst voorwaardelijk en daarna voorwaardelijk) werd gewraakt.
3.6.
Het verzoek tot wraking van de termijnrechter is op 16 juni 2023 door de rechtbank ontvangen. Dat is dus nadat de behandeling van het kort geding door de termijnrechter was geëindigd en de behandeling daarvan door de rechter was aangevangen.
De termijnrechter behandelde de zaak niet meer op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de termijnrechter. Verzoeker zal op die grond niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
3.7.
Het verzoek tot wraking van de rechter
3.7.1.
Op grond van artikel 37, lid 3 Rv moeten bij het verzoek tot wraking van een rechter alle feiten of omstandigheden, waarop de wraking is gegrond, tegelijk worden voorgedragen. Ingevolge lid 4 van genoemd wetsartikel wordt een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.7.2.
Het verzoek d.d. 19 juni 2023 tot wraking van de rechter betreft een tweede wrakingsverzoek tegen dezelfde rechter; immers, verzoeker heeft op 14 juni 2023 een eerste (voorwaardelijk) verzoek tot wraking van de rechter gedaan. Het verzoek van 19 juni 2023 is – kort samengevat – gebaseerd op de volgende wrakingsgronden:
het recht van verzoeker op bijstand van een advocaat als fundamenteel rechtsbeginsel;
geen spoedeisend belang, wel twee onzinnige mondelinge behandelingen;
eiser Hol diende omvangrijke tuchtklacht in tegen de advocaat van verzoeker;
onbekende rechter gaf toestemming voor verkort dagvaarden;
niet kunnen reageren met advocaat;
de advocaat van eisers beschuldigt verzoeker van stalking.
3.7.3.
Al deze gronden van het wrakingsverzoek, alsmede de feiten en omstandigheden die verzoeker daaraan ten grondslag legt, waren hem bekend op het moment van indienen van zijn eerste (voorwaardelijke) verzoek tot wraking van de rechter op 14 juni 2023.
Er is derhalve geen sprake van feiten of omstandigheden die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.7.4.
Op grond van het vorenstaande wordt het (tweede, onvoorwaardelijke) verzoek tot wraking van de rechter niet in behandeling genomen.
[niet in raadkamer besproken, maar wellicht nog te overwegen:]

4.Misbruik van wrakingsmiddel

4.1.
Verzoeker heeft in deze kort geding procedure al meerdere wrakingsverzoeken gedaan die geen van alle zijn gehonoreerd en die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de rechtbank gebruikt verzoeker het middel van wraking op lichtvaardige wijze waardoor de voortgang van de procedure onterecht wordt vertraagd. Daarmee is sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter die in het kort geding met kenmerk 658586 / KG ZA 23-449 verlof heeft gegeven voor dagvaarden op verkorte termijn;
5.2.
bepaalt dat verzoek van verzoeker tot wraking van rechter mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten niet in behandeling wordt genomen;
5.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in het kort geding met kenmerk 658586 / KG ZA 23-449 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. M.C. Franken en
mr. M.B. van den Enden, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. M.C. Franken in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
beslissing
RECHTBANK ROTTERDAM
Wrakingskamer
zaak- / rekestnummers:
C/10/660551 / HA RK 23-605 en C/10/660616 / HA RK 23-610
Herstelbeslissing van 16 augustus 2023
in de zaak betreffende het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van
de rechter die in het kort geding met kenmerk 658586 / KG ZA 23-449 verlof heeft gegeven voor dagvaarden op verkorte termijn
hierna: de termijnrechter,
alsmede:
in de zaak betreffende het verzoek van
verzoeker
strekkende tot wraking van
mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter of mr. Hofmeijer.

6.Ambtshalve verbetering

6.1.
Na de digitale afgifte van de beslissing van de wrakingskamer van 28 juni 2023 aan de betrokken partijen is gebleken dat in die beslissing, tussen de alinea’s met nummers 3.7.4. en 4. de concepttekst “
[niet in raadkamer besproken, maar wellicht nog te overwegen:]”ten onrechte is blijven staan.
6.2.
Aan verzoeker en aan mr. Hofmeijer is gelegenheid gegeven zich over het voornemen van de wrakingskamer tot herstel van de beslissing uit te laten.
6.3.
Mr. Hofmeijer heeft per e-mail van 29 juni 2023 meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen het voorgenomen herstel van de beslissing.
Verzoeker heeft gereageerd per e-mail van 29 juni 2023, waarin hij geen standpunt heeft ingenomen ten aanzien van het voornemen tot herstel van de beslissing, maar wraking heeft verzocht van de wrakingskamer (hierna ook: de eerste wrakingskamer).
6.4.
Bij beslissing van de (tweede) wrakingskamer van 20 juli 2023 is het verzoek van verzoeker tot wraking van de eerste wrakingskamer afgewezen.

7.De beoordeling

7.1.
De wrakingskamer is van oordeel dat in de beslissing van 28 juni 2023 sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. De wrakingskamer zal de kennelijke fout dan ook ambtshalve verbeteren als volgt.

8.De beslissing

De wrakingskamer
8.1.
bepaalt dat de op 28 juni 2023 gegeven beslissing in de wrakingsprocedures met kenmerken C/10/660551 / HA RK 23-605 en C/10/660616 / HA RK 23-610 wordt verbeterd in die zin, dat de tussen de alinea’s genummerd 3.7.4. en 4. aanwezige tekst “
[niet in raadkamer besproken, maar wellicht nog te overwegen:]”komt te vervallen;
8.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 16 augustus 2023 wordt vermeld op de minuut van de beslissing van 28 juni 2023.
8.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen digitale afschriften van de beslissing van 28 juni 2023 aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Deze beslissing is gegeven door de mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. M.C. Franken en mr. M.B. van den Enden, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.
de griffier de voorzitter