ECLI:NL:RBROT:2023:7216

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/661715 HO RK 23/362
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een onderhands akkoord in een WHOA-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2023 een vonnis uitgesproken in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). Verzoekster, een besloten vennootschap die een groothandel in accessoires voor mobiele telefoons exploiteert, heeft een akkoord aangeboden aan haar schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een financiële noodsituatie verkeert, veroorzaakt door een sterke omzetdaling in 2020 en 2021 door de coronapandemie en aanzienlijke financiële verplichtingen uit een eerdere overname. Ondanks een herstel in 2022, is verzoekster niet in staat om aan haar verplichtingen te voldoen.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd zoals voorgeschreven in de Faillissementswet, waarbij de stemgerechtigde schuldeisers in twee klassen zijn ingedeeld. Klasse I bevatte preferente vorderingen, terwijl Klasse II de concurrente vorderingen omvatte. De Belastingdienst en andere schuldeisers hebben vóór het akkoord gestemd, terwijl één schuldeiser tegen het akkoord heeft gestemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de instemmende klasse bestaat uit schuldeisers die bij een faillissement van verzoekster een uitkering zouden ontvangen, waardoor verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek tot homologatie.

De rechtbank heeft geen afwijzingsgronden gevonden die in de weg staan aan de homologatie van het akkoord. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot homologatie van het aangeboden akkoord toegewezen, waarmee het akkoord rechtskracht heeft gekregen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
Vonnis homologatie onderhands akkoord
zaak- / rekestnummer: C/10/661715 HO RK 23/362
uitspraakdatum: 11 augustus 2023
Vonnis op het ingekomen verzoekschrift met bijlagen ex artikel 383 lid 1 Fw in de (openbare) akkoordprocedure buiten faillissement, betreffende:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. J. Kloots, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de startverklaring ex artikel 370 lid 3 Fw, gedeponeerd op 9 mei 2023;
- het stemverslag ex artikel 382 Fw, gedeponeerd op 7 juli 2023;
- het verzoekschrift met bijlagen ex artikel 383 lid 1 Fw van verzoekster van 7 juli 2023;
- de beschikking van de rechtbank van 11 juli 2023 inhoudende de dagbepaling van de behandeling van het homologatieverzoek.
1.2.
De rechtbank heeft de behandeling van het ingediende verzoekschrift tot homologatie van een akkoord bepaald op 4 augustus 2023.
1.3.
Het verzoek is op 4 augustus 2023 (middels een online videoverbinding) behandeld en nader toegelicht. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam] , middellijk bestuurder van verzoekster;
  • mr. J. Kloots, advocaat van verzoekster;
  • [naam] , werkzaam bij Vantage Valuation B.V., financieel adviseur van verzoekster.
1.4.
De advocaat van verzoekster heeft ter zitting bevestigd dat hij de stemgerechtigde schuldeisers schriftelijk in kennis heeft gesteld van de beschikking dagbepaling van de rechtbank. De stemgerechtigde schuldeiser die als enige tegen het akkoord heeft gestemd, is niet op de zitting van 4 augustus 2023 verschenen. Uit correspondentie tussen de advocaat van verzoekster en de advocaat van deze schuldeiser volgt dat de oproeping voor de zitting deze schuldeiser heeft bereikt.
1.5.
De uitspraak is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten. Verzoekster exploiteert een groothandel in accessoires voor mobiele telefoons en andere mobiele apparaten. De omzet en het resultaat van de onderneming van verzoekster zijn in 2020 en 2021 sterk afgenomen omdat haar afnemers in verband met de coronapandemie winkels moesten sluiten. Daarnaast kampt verzoekster met aanzienlijke financiële verplichtingen in verband met door haar aangegane verplichtingen voor een overname in 2018 van de aandelen in een Belgische vennootschap, die uiteindelijk in 2022 is gefailleerd.
2.2.
Verzoekster leed in 2020, 2021 en 2022 verliezen en haar eigen vermogen werd in toenemende mate negatief. Met name de meerderheidsaandeelhouder van verzoekster en tevens financier – [naam vennootschap] – heeft in de afgelopen jaren de verliezen opgevangen. De onderneming van verzoekster liet in 2022 herstel zien en was in dat jaar operationeel winstgevend. Door de in het verleden opgebouwde schuldenlast is verzoekster echter niet in staat aan haar financiële verplichtingen te voldoen, ondanks het herstel van de winstgevendheid in 2022 en de positieve vooruitzichten voor 2023 en volgende jaren. Het ontbreekt verzoekster aan middelen om aan de onder het akkoord te saneren verplichtingen naast de lopende verplichtingen te (blijven) voldoen.

3.Het akkoord en de stemming

3.1.
Verzoekster heeft op 19 juni 2023 aan vier schuldeisers een akkoord aangeboden, namelijk aan de Belastingdienst, [naam vennootschap] , ING België N.V. en [naam] .
3.2.
Verzoekster heeft de (vorderingen van de) vier schuldeisers ingedeeld in twee klassen. Klasse I bevat preferente vorderingen en Klasse II bevat concurrente vorderingen. Verzoekster heeft elk van deze schuldeisers een aanbod tot betaling gedaan van 10% van hun vorderingen tegen finale kwijting voor het resterende deel.
3.3.
De vorderingen van de aandeelhouders van verzoekster (behalve de leningen en rekening-courantvorderingen van meerderheidsaandeelhouder [naam vennootschap] ), de belastingvorderingen vanaf eind november 2021 en de door pandrecht en eigendomsvoorbehoud gedekte vorderingen van de in Denemarken gevestigde leverancier PanzerGlass zijn buiten het akkoord gelaten.
3.4.
Bij het akkoordvoorstel voegde verzoekster onder meer haar jaarrekeningen over 2020 en 2021 en de concept jaarrekening 2022 alsmede een Waarderingsanalyse van Vantage Valuation B.V. met daarin opgenomen een bepaling van de reorganisatiewaarde en van de liquidatiewaarde van verzoekster per de peildatum 30 juni 2023. Het rapport bevat ook een overzicht van de (verwachte) liquiditeitsontwikkeling in 2023 en 2024 met en zonder totstandkoming van het aangeboden akkoord.
3.5.
De stemgerechtigde schuldeisers konden tot en met 3 juli 2023 stemmen. Verzoekster heeft het stemverslag op 7 juli 2023 op de griffie van de rechtbank gedeponeerd. De Belastingdienst, [naam vennootschap] en ING België N.V. hebben vóór het akkoord gestemd. [naam] heeft tegen het akkoord gestemd. Hij heeft geen toelichting gegeven op zijn tegenstem.
3.6.
De percentages voor- en tegenstemmen per klasse zijn als volgt.
Klasse I
schuldeiser vordering percentage stem
Belastingdienst € 1.173.249,00 100% Voor
Klasse II
schuldeiser vordering percentage stem
[naam vennootschap] € 3.317.745,57 74% Voor
ING België N.V. € 386.262,82 9% Voor
[naam] € 758.886,37 17% Tegen

4.Het verzoek

4.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank over te gaan tot homologatie van het aan de stemgerechtigde schuldeisers aangeboden akkoord.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid

5.1.
Dit verzoek is een verzoek op basis van de tweede afdeling van titel IV van de Faillissementswet (homologatie van een onderhands akkoord, artikel 369 e.v. Fw).
5.2.
De rechtbank stelt vast dat dit verzoek het eerste verzoek is dat verzoekster aan de rechtbank heeft voorgelegd. Dit betekent dat de rechtbank dient vast te stellen voor welk soort procedure, zoals bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw, is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan haar rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van het verzoek kennis te nemen.
5.3.
Blijkens de gedeponeerde startverklaring en het ingediende verzoekschrift heeft verzoekster gekozen voor een openbare akkoordprocedure.
5.4.
Verzoekster is statutair gevestigd in [vestigingsplaats] en oefent daar haar onderneming uit. De openbare akkoordprocedure buiten faillissement is opgenomen in bijlage A bij de Verordening betreffende insolventieprocedures (hierna: de Verordening). Dit maakt dat deze rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Verordening, bevoegd is deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. De rechtbank is op grond van artikel 369 lid 8 Fw relatief bevoegd het verzoek in behandeling te nemen.
Ontvankelijkheid
5.5.
Een homologatieverzoek kan worden gedaan als ten minste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd (artikel 383 lid 1 Fw). Als het akkoord rechten van schuldeisers wijzigt die bij faillissement van de schuldenaar naar verwachting (deels) zouden worden voldaan (
‘in the money’zijn), dient de instemmende klasse te bestaan uit zulke schuldeisers.
5.6.
Uit hetgeen in het akkoord is vermeld en door verzoekster is aangevoerd, volgt dat Klasse I, die met het akkoord heeft ingestemd, bestaat uit een schuldeiser, namelijk de Belastingdienst, die bij faillissement van verzoekster naar verwachting een uitkering tegemoet kan zien en dus
‘in the money’is.
5.7.
Verzoekster is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
Algemene afwijzingsgronden
5.8.
Ingevolge artikel 384 lid 1 Fw wijst de rechtbank een verzoek tot homologatie toe, tenzij zich één of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 384 lid 2 Fw voordoen of een stemgerechtigde schuldeiser met succes een beroep doet op één van de afwijzingsgronden die zijn opgenomen in artikel 384 lid 3 en 4 Fw. Geen van de stemgerechtigde schuldeisers heeft in dit geval een afwijzingsverzoek ingediend of bezwaar gemaakt tegen homologatie. De rechtbank is daarom gehouden het verzoek uitsluitend te toetsen aan de afwijzingsgronden als vermeld in artikel 384 lid 2 Fw.
5.9.
Op basis van de met (financiële) bescheiden onderbouwde stelling van verzoekster en haar toelichting daarop ter zitting stelt de rechtbank vast dat verzoekster verkeert in de toestand als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw. De afwijzingsgrond van artikel 384 lid 2 sub a Fw is dus niet aan de orde.
5.10.
Ook de overige in artikel 384 lid 2 Fw opgesomde algemene afwijzingsgronden – die onder meer zien op de vraag of het besluitvormingsproces zuiver is geweest
doen zich niet voor.
Conclusie
5.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het homologatieverzoek zal toewijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- homologeert het door [verzoekster] aangeboden akkoord.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. V.G.T. van Emstede en mr. K.G. van de Streek, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2023.