ECLI:NL:RBROT:2023:7195

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
10-306546-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en strafbare voorbereidingshandelingen van brandstichting; veroordeling voor opzettelijk voorhanden hebben van professioneel vuurwerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook van strafbare voorbereidingshandelingen van brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich hieraan schuldig had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, maar dat de verdachte niet de wetenschap had van en de beschikkingsmacht over het aangetroffen wapen en de munitie, die in de slaapkamer van zijn moeder waren gevonden.

Ten aanzien van de beschuldiging van strafbare voorbereidingshandelingen van brandstichting, heeft de rechtbank eveneens geoordeeld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het opzettelijk voorhanden hebben van drie cobra’s 6, professioneel vuurwerk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte dit vuurwerk had opgeslagen in zijn slaapkamer, wat in strijd is met de wetgeving omtrent vuurwerk. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en die zijn leven goed op orde had.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-306546-22
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
raadsman mr. N. Claassen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feit 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 en onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 1)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het is niet wettig en overtuigend te bewijzen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Wel wettig en overtuigend te bewijzen is dat de verdachte een 9 mm patroon voorhanden heeft gehad. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is de huls in de slaapkamer van de verdachte gevonden.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De doorzoeking van de woning was onrechtmatig vanwege het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld op dat moment. De in de woning in beslag genomen goederen dienen van het bewijs te worden uitgesloten, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank dit standpunt niet volgt, wordt eveneens vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van bewustheid en feitelijke beschikkingsmacht bij de verdachte ten aanzien van de aangetroffen voorwerpen. Het wapen en hieraan gerelateerde voorwerpen zijn – met uitzondering van één 9 mm Luger patroon in zijn slaapkamer – allemaal aangetroffen in de slaapkamer van de moeder van de verdachte. In de tenlastelegging wordt gesproken over het voorhanden hebben van een of meer 9 mm P.A.K. patronen. Nergens blijkt dat het hierbij gaat om hetzelfde (soort) patroon als in de slaapkamer van de verdachte is aangetroffen, zodat ook op dit onderdeel vrijspraak dient te volgen.
4.1.3.
Beoordeling
De wettelijke grondslag voor de doorzoeking van de woning was artikel 49 van de Wet wapens en munitie. Dat artikel bepaalt dat opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking kunnen doen. Een redelijk vermoeden van schuld, als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering, is hierbij niet vereist. Op grond van de tapgesprekken, waaruit kon worden afgeleid dat er mogelijk een vuurwapen in de woning van de verdachte zou liggen, konden de opsporingsambtenaren redelijkerwijs vermoeden dat wapens en/of munitie aanwezig waren in de woning. De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking van de woning rechtmatig is geweest en dat geen reden bestaat voor bewijsuitsluiting.
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank het volgende. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet de wetenschap van en de beschikkingsmacht over het wapen had, aangezien dit in de slaapkamer van zijn moeder is gevonden. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte van het wapen kon of had moeten weten.
Ten aanzien van de in beslag genomen munitie/huls/patro(o)n(en) wordt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier onvoldoende duidelijk wordt welk soort munitie, waar en in welke hoeveelheden is aangetroffen. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, de lijst van inbeslaggenomen goederen en het proces-verbaal ‘onderzoek vuurwapen’ maken elk melding van andere soorten en andere hoeveelheden munitie. De op de slaapkamer van de verdachte aangetroffen huls, waarvan het bezit door hem wordt erkend en waarop ook zijn DNA is aangetroffen, is naar het oordeel van de rechtbank niet concreet te herleiden tot de in de tenlastelegging genoemde munitie. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de verdachte het in beslag genomen wapen en de ten laste gelegde munitie voorhanden heeft gehad.
4.1.4.
Conclusie
Het onder feit 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feit 2)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient van feit 2 integraal te worden vrijgesproken. Niet is gebleken van strafbare voorbereidingshandelingen van brandstichting of het veroorzaken van een ontploffing. Daarnaast is niet komen vast te staan dat het in beslag genomen vuurwerk ook het vuurwerk betreft dat in de tenlastelegging wordt omschreven. Het vuurwerk is niet door het NFI onderzocht en daarmee kan niet met zekerheid gezegd worden dat het daadwerkelijk gaat om cobra’s van het ten laste gelegde type; evenmin kan worden uitgesloten dat het nepvuurwerk betreft.
4.2.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarvan, zonder nadere motivering, worden vrijgesproken.
Wat betreft het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Op 23 november 2022 wordt de woning van de verdachte en zijn moeder aan de [adres02] te Schiedam doorzocht. Tijdens de doorzoeking worden in de slaapkamer van de verdachte drie cobra’s 6 gevonden, die met tape aan elkaar bevestigd zijn. De verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwerk voor de viering van oud en nieuw heeft gekocht en dat hij het heeft gekocht zoals het is gevonden, dus aan elkaar bevestigd met tape.
Uit geen enkele omstandigheid blijkt dat het inbeslaggenomen vuurwerk imitatievuurwerk of nepvuurwerk zou (kunnen) zijn. Er is geen enkele concrete aanwijzing daarvoor gesteld of gebleken, noch zijn hiertoe door de verdediging op enig moment onderzoekswensen ingediend. De verdachte heeft verklaard dat het om vuurwerk gaat en volgens onderzoek door de politie aan het inbeslaggenomen vuurwerk gaat het om drie cobra’s 6. De rechtbank acht op basis daarvan wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde drie cobra’s 6 heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
4.2.3.
Conclusie
Het onder feit 2 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezen is dat de verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair
hij, op 23 november 2022 te Schiedam (in een woning
gelegen aan de [adres01] ) opzettelijk, professioneel vuurwerk
bestemd voor particulier gebruik, te weten 3 cobra’s 6, heeft opgeslagen
en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van drie cobra’s 6. Het als particulier in een woonwijk in een gezinswoning voorhanden hebben en bewaren van professioneel vuurwerk is extreem gevaarzettend. Voor de opslag en het gebruik van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist. De verdachte bewaarde het vuurwerk in zijn slaapkamer, zonder daarbij enige voorzorgsmaatregel te treffen met het oog op brand- en ontploffingsgevaar. Bovendien was het vuurwerk met tape aan elkaar verbonden, waarmee hij naar het oordeel van de rechtbank de gevaarzetting vergrootte. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 februari 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met justitie. Hij heeft zijn leven goed op orde. Zo volgt hij een opleiding tot pedagogisch medewerker en woont hij bij zijn moeder in huis. Er zijn geen financiële problemen en geen problemen op het gebied van middelengebruik.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf opleggen. De straffen in aanmerking genomen die eerder door rechtbanken in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd en ook gelet op het feit dat de verdachte voor feit 1 zal worden vrijgesproken, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog. Aan de verdachte zal een taakstraf worden opgelegd van 40 uur; na aftrek van de tijd die hij in deze strafzaak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, resteert 0 uur van deze taakstraf en is de op te leggen straf daarmee feitelijk al ten uitvoer gelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 23 novemer 2022 te Schiedam, althans in Nederland,
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gaspistool
van het merk Umarex, model Colt Double Eagle, kaliber 9 mm P.A.K.
en/of
- munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III
te weten
één of meer knalpatronen (kaliber 9 mm P.A.K.) en/of één of meer
gaspatronen (kaliber 9 mm P.A.K.)
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 23 november 2022 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten opzettelijk al dan niet bij/in danwel in de nabijheid van (een)
woning(en) brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten een vuurwerkbom, bestaande uit 3 aan elkaar
getapete/geplakte stukken zwaar knalvuurwerk (cobra's),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair:
hij, op of omstreeks 23 november 2022 te Schiedam (in een woning
gelegen aan de [adres01] ) opzettelijk, professioneel vuurwerk
bestemd voor particulier gebruik, te weten 3 cobra’s 6, heeft opgeslagen
en/of voorhanden heeft gehad;
(art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit)