ECLI:NL:RBROT:2023:7191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
10-083160-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van vuurwapen en verdovende middelen met voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die op 24 maart 2023 te Rotterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie, het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne, en voorbereidingshandelingen voor de productie van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft voor het vervaardigen en bewerken van harddrugs. De verdachte had een vuurwapen van het merk Glock 19 en ongeveer 19,5 kilo heroïne in zijn woning, die was ingericht voor de productie van drugs. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische kwetsbaarheid en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor emotionele problemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-083160-23
Datum uitspraak: 13 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [detentielocatie01] ,
raadsman mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. de Jong heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 en feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit voor het onder feit 2 ten laste gelegde feit en subsidiair partiële vrijspraak ten aanzien van de hierbij ten laste gelegde hoeveelheid van ruim 19,5 kilo heroïne. Aangevoerd is dat de verdachte niet wist dat zich in zijn huis heroïne bevond en al helemaal niet de tenlastegelegde hoeveelheid. Deze wetenschap is een voorwaarde voor het opzettelijk aanwezig hebben.
De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit voor het onder feit 3 ten laste gelegde. In de woning van de verdachte zijn goederen aangetroffen die gebruikt werden voor de productie van verdovende middelen. Hoewel aangenomen kan worden dat de verdachte wist dat er in zijn woning iets gaande was wat niet in de haak was, volgt hieruit volgens de verdediging niet dat de verdachte wist wat er met de spullen in zijn woning gebeurde. De verdachte is wat dit aangaat naïef geweest. Hij mocht niet in de betreffende kamer komen. Voor wettig en overtuigend bewijs voor de voorbereidingshandelingen is dubbel opzet vereist. De verdachte wist niet welke spullen er in de woning aanwezig waren en de goederen die hij heeft gezien, zoals kattengrit en de magnetron in de keuken, wijzen niet zonder meer op het versnijden of de productie van verdovende middelen.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte woont in de [adres01] te Rotterdam. Op 24 maart 2023 omstreeks 16:00 uur komen verbalisanten ter plaatse bij de naastgelegen woning aan de [adres02] voor de aanhouding van een (andere) verdachte. Op het moment dat zij zicht hebben op deze woning zien zij de verdachte [verdachte01] vanuit zijn woning een vuurwapen uit het raam op het dak boven zich gooien. Daarna zien zij hem nog meer voorwerpen uit het raam naar beneden gooien. Dit blijkt later te gaan om een zakje heroïne en een mobiele telefoon. Gezien wordt dat de verdachte via het balkon van zijn woning naar de woning op nummer [huisnummer A01] klimt, waar hij korte tijd later door de politie wordt aangehouden op verdenking van wapenbezit en overtreding van de Opiumwet.
Na binnentreden van de woning van de verdachte blijken de ramen van de woning te zijn afgeschermd met vuilniszakken, gordijnen of plastic. De verbalisanten zien in de woning een kamer waarvan de muren zijn afgedekt met plastic folie. In deze ruimte staan onder andere meerdere teilen, een weegschaal, persblokken en verpakkingsmaterialen, allemaal bedekt met een residu van bruin poeder. Ook in de rest van de woning worden goederen in beslag genomen die volgens de politie gerelateerd lijken te zijn aan de productie of de bewerking van harddrugs (persen, stempels, een vacuümapparaat, folie, tape, vloeistoffen, weegschalen, handschoenen en teilen). In de slaapkamer van de verdachte wordt onder het bed een persblok aangetroffen. In een CV-kast in de keuken wordt een doos met 20 blokken aangetroffen, verpakt in bruin plastic. Ook liggen verspreid over de woning meerdere zakken met bruin poeder. In totaal wordt ongeveer 19,5 kilo heroïne aangetroffen in de woning (inclusief het zakje heroïne dat de verdachte uit het raam heeft gegooid). Daarnaast worden versnijdingsmiddelen aangetroffen, meer specifiek paracetamol, procaïne, inositol, wasmiddel en een grote hoeveelheid kattengrit; de politie merkt daarbij op dat zich in de woning geen wasmachine bevindt en dat evenmin aanwijzingen worden gevonden voor het bezit van een of meer katten. De vloer van de woning is bedekt met een poederige laag.
De verdachte heeft zich tijdens de verhoren door de politie beroepen op zijn zwijgrecht. Bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting heeft hij verklaard te zijn benaderd door een Turkse man, die hij op zijn verzoek een kamer in zijn woning ter beschikking heeft gesteld in ruil voor boodschappen. De Turkse man wist volgens de verdachte veel feiten over zijn privéleven, waardoor hij dit verzoek niet durfde te weigeren. De verdachte mocht niet in die kamer komen en moest zijn woning verlaten als de Turkse man langs kwam. Volgens de verdachte was hij niet op de hoogte van de heroïne, de versnijdingsmiddelen en (het gebruik van) de overige goederen die in zijn woning zijn aangetroffen. Over het zakje met heroïne dat hij uit het raam heeft gegooid, heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist wat er in het zakje zat, maar dat hij het in paniek uit het raam heeft gegooid toen hij de politie zag. De aanwezigheid van een vuurwapen was door de verdachte enkele dagen eerder bij toeval ontdekt, waarop hij de Turkse man naar eigen zeggen heeft verzocht dit uit de woning weg te halen.
De vraag die door de rechtbank beantwoord dient te worden, is of de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen, de versnijdingsmiddelen en de daarbij behorende voorwerpen in zijn woning. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. In de woning van de verdachte – waar de verdachte ook feitelijk verbleef – zijn op verschillende plaatsen een grote hoeveelheid heroïne, versnijdingsmiddelen en drugsgerelateerde voorwerpen aangetroffen. Gelet op de omstandigheden in de woning (de afgeplakte ramen, de bruine stoflaag en de met poeder bedekte goederen die verspreid door de woning lagen), in combinatie met de aanwezigheid van een wapen met munitie, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte geweten moet hebben – of in ieder geval ernstige reden had om te vermoeden – dat zijn woning werd gebruikt voor het vervaardigen, dan wel bewerken van harddrugs. Dat een groot deel van de heroïne volgens de verdediging in de CV-kast is gevonden doet aan het (voorwaardelijk) opzet op het aanwezig hebben van deze goederen niet af, nu het zijn woning betrof en niet is gebleken dat delen daarvan voor de verdachte niet vrij toegankelijk waren. Het feit dat de verdachte behalve het vuurwapen en de munitie ook een zakje met heroïne uit het raam heeft gegooid, wijst eveneens op wetenschap – en daarmee opzet – bij de verdachte. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de verdovende middelen en de overige ten laste gelegde voorwerpen en stoffen heeft gehad. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte door het beschikbaar stellen van zijn woning opzettelijk gelegenheid heeft verschaft voor het vervaardigen en bewerken van verdovende middelen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 1hij op 24 maart 2023 te Rotterdam, een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º, van de Wet wapens en munitie in de vorm van een pistool, van het merk Glock 19, type Gen 3, kaliber 9 mm en bijhorende munitie in de zin van artikel 1, onder 4º gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 29 kogelpatronen kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
Feit 2hij op 24 maart 2023 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 19.523 gram heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3hij op 24 maart 2023 te Rotterdam, telkens om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen van heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander gelegenheid, middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen, stoffen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- versnijdingsmiddelen en vulstoffen, te weten 27.562 gram paracetamol en 23,8 gram procaïne en 834,3 gram Inositol en 21.036 gram kattengrit en goederen voor het vervaardingen van verdovende middelen te weten:
- een of meerdere drugspersen en maatbekers en jerrycans aceton en verpakkingsmaterialen en persblokken en teilen en (weeg)schalen en hydraulische pompen en vacuu meer machines en
eenemmer en stempels en
eenpanen zeven en scheppen en waspoeder en een magnetron en een grote hoeveelheid kattengrit voorhanden te hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 24 maart 2023 een vuurwapen met bijbehorende munitie in zijn woning voorhanden gehad. Het patroonmagazijn van het vuurwapen was gevuld met munitie. Het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. De ervaring leert immers dat het voorhanden hebben van wapens kan leiden tot het gebruik ervan. Dit geldt hier temeer, omdat in de drugscriminaliteit het gebruik van vuurwapens niet zelden tot slachtoffers leidt.
Daarnaast heeft hij een hoeveelheid van bijna 20 kilo aan heroïne in zijn woning aanwezig gehad en was zijn woning ingericht als versnijdingspand; een woning ten behoeve van het bewaren en bewerken van handelshoeveelheden harddrugs. De handel in en het gebruik van harddrugs leiden tot veel problemen in de maatschappij. De handel gaat vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten en het witwassen van geld dat met de handel wordt verdiend. Het gebruik van heroïne heeft daarnaast grote gezondheidsrisico’s. Deze harddrug is namelijk erg verslavend en kan bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. De verdachte heeft door het beschikbaar stellen van zijn woning hieraan bijgedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 juni 2023. Dit rapport houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in. De reclassering ziet bij de verdachte problemen op het gebied van financiën, dagbesteding, psychosociaal functioneren en – afgaand op zijn verklaring ten aanzien van het tenlastegelegde – mogelijk sociaal netwerk. Deze verhogen de kans op justitiecontacten. De verdachte is op 15-jarige leeftijd door een kinderpsychiater gediagnosticeerd met ADD (Attention Deficit Disorder). Hij ontvangt een uitkering en er is sprake van schulden en budgetbeheer, waardoor hij € 50,00 leefgeld per week ontvangt. De verdachte is daarnaast enige tijd dakloos geweest, maar heeft met behulp van het Centrum Voor Dienstverlening een eigen woning weten te vinden. Via het Jongerenloket ontving de verdachte een bijstandsuitkering en hij werd geholpen met zijn schulden door het Jongeren Perspectief Fonds. Door de onderhavige zaak kan de verdachte zijn stabiliteit kwijtraken. De reclassering is van mening dat de verdachte niet zelfstandig in staat is om op sociaal maatschappelijk gebied goed te functioneren of een stabiel leven op te bouwen. Door de geconstateerde risicofactoren kan recidive niet worden uitgesloten. Om de risico’s te beperken, is het inzetten van reclasseringstoezicht en verdere begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden geïndiceerd. Positief is dat de verdachte inzicht toont in zijn problematiek en open staat voor hulpverlening, wat een positief effect kan hebben op de recidivekans.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank acht een dergelijke straf echter niet in verhouding tot de ernst van de gepleegde feiten. Wel weegt de rechtbank in enigszins strafmatigende zin mee dat de verdachte psychisch en maatschappelijk kwetsbaar is, en dat dit ook een rol lijkt te hebben gespeeld bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Daarnaast is niet gebleken dat de verdachte financieel heeft geprofiteerd van de situatie. De rechtbank ziet daarin aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na het ingaan van de proeftijd melden bij de reclassering. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de toezichthouder, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen voor zijn emotionele problemen en gedrag door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarden na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarden noodzakelijk zijn:
- de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding, met een vaste structuur en werkt mee aan de begeleiding hierop. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- de veroordeelde heeft een legaal inkomen en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en S.K. Lanning-Stein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te Rotterdam, een vuurwapen als bedoeld in art. 2
lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen
in de zin van artikel 1, onder 3º, van de Wet wapens en munitie in de vorm van een
pistool, van het merk Glock 19, type Gen 3, kaliber 9 mm en/of (bijhorende) munitie
in de zin van artikel 1, onder 4º gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten:
- 29 kogelpatronen kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te Rotterdam, opzettelijk heeft bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 19.523 gram heroïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 1 ahf/ond a Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
3
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te Rotterdam,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of
vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist of ernstige reden had om te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- versnijdingsmiddelen en/of vulstoffen, te weten 27.562 gram paracetamol en/of
23,8 gram procaïne en/of 834,3 gram Inositol en/of 21.036 gram kattengrit en/of
goederen voor het vervaardingen van verdovende middelen te weten:
- een of meerdere drugspersen en/of maatbekers en/of jerrycans aceton en/of
verpakkingsmaterialen en/of persblokken en/of teilen en/of (weeg)schalen en/of
hydraulische pompen en/of vacuumeer machines en/of emmers en/of stempels
en/of pannen en/of zeven en/of scheppen en/of waspoeder en/of een magnetron
en/of een grote hoeveelheid kattengrit voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet )