Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij in de periode van 14 juni 2019 tot en met 28 december 2022 in Spijkenisse een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.M. den Blanken. De officier van justitie, mr. N. Aandewiel, eiste vrijspraak voor het tweede feit en een gevangenisstraf van negen maanden voor het eerste feit, met uitzondering van medeplegen.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het tweede feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank volgde de officier van justitie en de verdediging in hun oordeel dat de verdachte van dit feit vrijgesproken moest worden. Wat betreft het eerste feit, hoewel de verdachte had verklaard het wapen voorhanden te hebben gehad, was er onvoldoende bewijs dat dit binnen de ten laste gelegde periode had plaatsgevonden. Hierdoor kon de rechtbank ook voor dit feit geen bewezenverklaring geven.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten te hebben begaan en heeft hem daarvan vrijgesproken. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met de oudste rechter buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.