ECLI:NL:RBROT:2023:7144

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/652611 / FA RK 23-1049
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijke voogdij en wijziging geslachtsnaam in het belang van de minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2023, hebben twee pleegouders, aangeduid als de oom en de tante, verzocht om gezamenlijke voogdij over de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2020. De moeder van de minderjarige, die een verstandelijke beperking heeft, stemt in met dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds februari 2022 bij de verzoekers woont en dat de moeder niet in staat is om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft het verzoek om gezamenlijke voogdij toegewezen, ondanks dat de wet vereist dat ten minste één van de verzoekers voogd moet zijn. De rechtbank heeft de rechtsgronden ambtshalve aangevuld en het verzoek gebaseerd op artikel 1:282 BW en artikel 8 EVRM, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.

Daarnaast hebben de verzoekers ook verzocht om wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige van [geslachtsnaam01] naar [geslachtsnaam02]. De rechtbank heeft dit verzoek eveneens toegewezen, aangezien de moeder instemt met de wijziging en het de duurzaamheid van de relatie tussen de minderjarige en de verzoekers zal bevorderen. De rechtbank heeft bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P. Vlaardingerbroek, (kinder)rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de datum van de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/652611 / FA RK 23-1049
Beschikking van 27 juli 2023 over de voogdij en wijziging geslachtsnaam
in de zaak van:
[verzoeker01], hierna: de oom,
en
[verzoeker02], hierna: de tante,
beiden wonende te [woonplaats01] ,
de oom en de tante hierna tezamen te noemen: verzoekers,
advocaat mr. S. Karami te Amsterdam.
In deze zaak is belanghebbende:
[moeder01], hierna: de moeder,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van verzoekers, ingekomen op 9 februari 2023;
  • de berichten met bijlagen van verzoekers, ingekomen op 15 maart 2023 en 15 mei 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 20 juli 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • verzoekers, bijgestaan door hun advocaat;
  • de moeder;
  • de oma van de minderjarige, [minderjarige01] ;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam01] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Uit de moeder is geboren de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] .
2.2.
De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag uit over de minderjarige.
2.3.
De minderjarige is niet erkend.
2.4.
De minderjarige heeft sinds februari 2022 haar hoofdverblijf bij verzoekers.
2.5.
De tante is de zus van de moeder.
2.6.
Verzoekers zijn op [huwelijksdatum01] te Rotterdam gehuwd. Verzoekers hebben allebei een kind uit een andere relatie die behoren tot hun gezin.
2.7.
Verzoekers hebben zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Voogdij
3.1.1.
Verzoekers verzoeken te bepalen dat zij worden belast met de voogdij over de minderjarige.
3.1.2.
De moeder stemt in met dit verzoek.
3.1.3.
Verzoekers baseren hun verzoek op artikel 1:253q jo. artikel 1:253r BW, ingevolge welke regeling een voogd wordt benoemd voor het geval (een van) de ouders onbevoegd (is) zijn tot uitoefening van het ouderlijk gezag. Verzoekers hebben onbetwist gesteld dat de moeder onbevoegd en de biologische vader niet in beeld is en daardoor niet in staat is om het ouderlijk gezag over de minderjarige uit te oefenen, zodat een voorziening in de voogdij getroffen dient te worden die het belang van de minderjarige dient. Dit belang wordt (mede) ingevuld door het bepaalde in artikel 8 EVRM. Artikel 1:253q jo. 1:253r BW voorziet echter niet expliciet in de mogelijkheid dat verzoekers op hun verzoek met de gezamenlijke voogdij worden belast.
3.1.4.
Gezamenlijke uitoefening van de voogdij is op grond van artikel 1:282 BW slechts mogelijk op eensluidend verzoek van de voogd en een ander die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. Het verzoek wordt afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd. Volgens de letter van de wet moet dus één van beide verzoekers ten tijde van het verzoek voogd van het kind zijn. Omdat zowel de oom als de tante geen voogd van de minderjarige is, wordt hieraan niet voldaan. Echter, omdat het sinds 1 januari 1998 op grond van artikel 1:282 BW mogelijk is dat twee personen met de gezamenlijke voogdij worden belast, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijk gezamenlijk voogdijverzoek ook in het onderhavige geval mogelijk is. Een goede proceseconomie en het belang van zowel de moeder als de minderjarige staat eraan in de weg dat voor het bewerkstelligen van de gezamenlijke voogdij een afzonderlijke procedure gevoerd zou moeten worden. De rechtbank zal daarom op grond van artikel 25 Rv de rechtsgronden ambtshalve aanvullen en het verzoek baseren op artikel 1:282 BW jo. artikel 8 EVRM.
3.1.5.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De moeder is ongepland zwanger geraakt van de minderjarige. De moeder heeft een verstandelijke beperking en woont bij haar moeder, de oma van de minderjarige. De oma heeft in eerste instantie geholpen bij de verzorging en opvoeding van de minderjarige, maar vanwege de gezondheid van de oma hebben verzoekers al snel de zorg van de minderjarige grotendeels overgenomen. Vanaf februari 2022 heeft de minderjarige haar hoofdverblijf bij verzoekers, waar in samenspraak met de moeder en de oma voor is gekozen. De moeder ziet de minderjarige wekelijks en er is dagelijks videobelcontact. De verzorging en opvoeding van de minderjarige bij verzoekers verloopt goed en er is geen perspectief op terugplaatsing bij de moeder. Gelet op voorgaande en het feit dat de moeder instemt met de overdracht van het gezag, zal de rechtbank het verzoek, overeenkomstig het advies van de raad, toewijzen. Dit betekent dat het ouderlijk gezag van de moeder wordt beëindigd en het gezag over de minderjarige in de vorm van gezamenlijke voogdij aan de pleegouders, zijnde verzoekers, wordt toegekend.
3.1.6.
De rechtbank heeft verzoekers nog gewezen op het bepaalde in artikel 1:282 lid 6 BW en verzoekers aangeraden contact op te nemen met pleegzorg, zodat zij in aanmerking kunnen komen voor een pleegzorgvergoeding en eventuele begeleiding vanuit de aanbieder van pleegzorg.
3.2.
Wijziging geslachtsnaam
3.2.1.
Verzoekers verzoeken te bepalen dat de geslachtsnaam van de minderjarige wordt gewijzigd van “ [geslachtsnaam01] ” naar “ [geslachtsnaam02] ”.
3.2.2.
De moeder stemt in met dit verzoek.
3.2.3.
Op grond van artikel 1:282 lid 1 jo. lid 7 BW kan een verzoek tot voogdij vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van een van de voogden.
3.2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Verzoekers hebben onbetwist gesteld dat wijziging van de geslachtsnaam de duurzaamheid van hun relatie met de minderjarige zal vereenzelvigen. Omdat het perspectief van de minderjarige bij verzoekers ligt en de moeder instemt met de wijziging van de geslachtsnaam zal de rechtbank het verzoek, overeenkomstig het advies van de raad, toewijzen.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige;
4.2.
benoemt [verzoeker01] en [verzoeker02] ,
beiden wonende te [woonplaats01] , tot voogden over de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] ;
4.3.
veroordeelt de moeder aan de voogden rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van de minderjarige te doen;
4.4.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.5.
stelt vast dat verzoekers hebben verklaard dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam02] zal hebben;
4.6.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Dordrecht, op voet van het bepaalde in artikel 1:20 lid 1 onder a BW;
4.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.9.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Vlaardingerbroek, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.C. Vogel, griffier, op 27 juli 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.