ECLI:NL:RBROT:2023:7134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
657677 / HA RK 23-474
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak

Op 29 juni 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. P. Joele, rechter in een civiele zaak, omdat hij meende dat de rechter vooringenomen was. Dit verzoek was gebaseerd op uitlatingen van de rechter tijdens de zitting van 8 mei 2023, waar de rechter had gesuggereerd dat verzoeker een zwakke zaak had en dat er 'hobbels' te nemen waren. Verzoeker voelde zich hierdoor onder druk gezet en had het gevoel dat hij niet vrijuit kon spreken. Daarnaast was er onvrede over de weigering van de rechter om een proces-verbaal van de zitting af te geven.

De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden geen objectieve aanwijzingen voor vooringenomenheid opleverden. De rechter had de regie over de zitting en zijn kritische vragen waren niet ongebruikelijk. De weigering om het proces-verbaal af te geven werd ook niet als onbegrijpelijk of onjuist beoordeeld. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek ongegrond was en wees het af. De beslissing werd genomen door de rechters P.C. Santema, S.C.C. Hes-Bakkeren en A. Verweij, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/657677 / HA RK 23-474
Beslissing van 29 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P. Joele,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met nummer 10122537 CV EXPL 22-33879. Die zaak betreft een geschil tussen verzoeker en de heer [naam gedaagde] (hierna: [naam gedaagde] ). Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 12 mei 2023;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 12 mei 2023;
  • het proces-verbaal van de op 8 mei 2023 gehouden mondelinge behandeling in de civiele zaak.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De rechter had voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen. De heer [naam gedaagde] is zonder bericht niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
2.2.
De rechter is op zitting vooringenomen geweest. Aan het begin van de zitting van 8 mei 2023 heeft de rechter te kennen gegeven dat verzoeker een zwakke zaak had. Met betrekking tot de eis in reconventie van [naam gedaagde] gaf de rechter aan dat hij wat “hobbels” te nemen had, waardoor bij verzoeker de indruk ontstond dat de rechter die eis wilde toewijzen. Verzoeker werd tijdens de zitting een aantal maal onderbroken in zijn antwoorden op vragen van de rechter en toen verzoeker vroeg waarom de rechter hem niet liet uitpraten, gaf de rechter aan dat hij de regie bepaalde. Daarnaast werd het bezwaar van verzoeker tot toelating van producties 3 en 7 van de wederpartij pas behandeld nadat verzoeker de rechter daaraan herinnerde. De rechter bleef op dit punt maar vragen stellen, waardoor verzoeker het gevoel kreeg dat hij een bepaalde richting op gepusht werd.
2.3.
Daarnaast is de weigering van de afgifte van het proces-verbaal van de zitting van 8 mei 2023 de anticlimax geweest van een opeenstapeling van de gebeurtenissen tijdens die zitting.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

De ontvankelijkheid van het verzoek
3.1.
Aan de orde is de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden, zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist. Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan onmiddellijk nadat de feitelijke grond tot wraking bekend is geworden, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
3.2.
Verzoeker baseert zijn wrakingsverzoek op uitlatingen en gedragingen van de rechter op de zitting van 8 mei 2023 en op de weigering tot afgifte van het proces-verbaal bij brief van 9 mei 2023 van de griffier aan verzoeker. Verzoeker heeft deze brief op 11 mei 2023 ontvangen. Verzoeker heeft ter zitting van de wrakingskamer toegelicht dat hij het verzoek tot wraking niet tijdens de zitting van 8 mei 2023 heeft ingediend, omdat hij geïmponeerd was door de manier van optreden van de rechter. Hij had waarschijnlijk afgezien van het wrakingsverzoek, als zijn verzoek om het proces-verbaal van de zitting te mogen ontvangen, was gehonoreerd. Toen dat verzoek werd afgewezen met de motivering dat verzoeker geen belang had, was dat de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen en hij heeft hij de dag na die afwijzing alsnog het verzoek tot wraking ingediend.
3.3.
Gelet op deze toelichting van verzoeker, is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Dit leidt tot de conclusie dat verzoeker ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.
Is het wrakingsverzoek toewijsbaar?
3.4.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Rechter op zitting vooringenomen
3.5.
De eerste wrakingsgrond ziet op de vooringenomenheid van de rechter op zitting.
3.6.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging partijdig is.
3.7.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar niet doorslaggevend.
3.8.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gesteld dat het proces-verbaal van de zitting van 8 mei 2023 pas is geschreven nadat het wrakingsverzoek was ingediend en dat de tekst van het proces-verbaal op de grieven uit het wrakingsverzoek is aangepast. Er zijn daardoor nuances aangebracht en de toonzetting is anders dan verzoeker op de zitting heeft ervaren. Verzoeker heeft echter niet betwist dat het proces-verbaal een adequate weergave geeft van hetgeen op de zitting op 8 mei 2023 aan de orde is geweest. Daar komt bij dat een proces-verbaal van een zitting per definitie een zakelijke - en dus geen letterlijke - weergave geeft van hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden. Dat laatste heeft verzoeker tijdens de zitting ook erkend. Uit het feit dat de rechter te kennen heeft gegeven dat verzoeker een zwakke(re) zaak lijkt te hebben en dat hij - overigens in een andere context dan verzoeker aanneemt - heeft gezegd dat er enkele hobbels zijn te nemen, kan niet worden afgeleid dat de rechter zijn beslissing over de zaak al genomen had. Deze woorden kunnen hooguit worden opgevat als een sterk geformuleerde waarschuwing dat toewijzing van de vordering van verzoeker niet zonder meer voor de hand ligt. Dat de rechter bij verzoeker naar eigen zeggen kritisch heeft doorgevraagd, wijst naar het oordeel van de wrakingskamer evenmin op vooringenomenheid. Uit zowel het wrakingsverzoek als het proces-verbaal kan worden afgeleid dat de rechter ook de wederpartij op diverse punten kritisch heeft bevraagd. Ook het feit dat de rechter verzoeker kennelijk verschillende malen heeft onderbroken wijst niet op vooringenomenheid. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang ter zitting, evenals de wijze van behandeling van de zaak. Als de rechter het daarbij nodig vindt om (een van de) partijen (meermaals) te onderbreken, staat hem vrij dat te doen. Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker nog te kennen gegeven dat hij het gevoel heeft dat de rechter het kennelijk ‘not done’ vindt dat hij een deurwaarder, een overheidsdienaar, in persoon heeft gedagvaard. Dit standpunt van verzoeker is niet aannemelijk geworden.
3.9.
De argumenten van verzoeker - ook in samenhang bezien - kunnen de door hem geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, niet objectief rechtvaardigen.
Weigering afgifte proces-verbaal
3.9.
De tweede wrakingsgrond betreft de weigering van de rechter tot afgifte van het proces-verbaal.
3.10.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking mag geen verkapt rechtsmiddel zijn. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.11.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.12.
De weigering om het proces-verbaal af te geven is een tussenbeslissing en hetgeen verzoeker in dit verband heeft aangevoerd, haalt de hiervoor beschreven hoge drempel niet. In de brief van 9 mei 2023 heeft de griffier aan verzoeker bericht dat ‘
de rechter een proces-verbaal zal opmaken op verzoek van een partijdie daarbij belang heeft. Dat belang ontbreekt op dit moment, omdat de zaak in staat van wijzen is (lees: voor vonnis staat)’. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet impliceert dat verzoeker hoe dan ook geen belang werd geacht te hebben bij afgifte van een proces-verbaal. Het gebruik van de woorden “
op dit moment omdat de zaak in staat van wijzen is (lees: voor vonnis staat)” biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid dat dit belang op een later moment wel zou kunnen ontstaan. Dat verzoeker de indruk heeft dat de rechter koste wat kost het proces-verbaal niet wil opmaken en geen afschrift daarvan wil verstrekken, wordt niet door feiten of omstandigheden geobjectiveerd. De weigering van de rechter om op het moment dat verzoeker daarom vroeg een proces-verbaal op te maken en een afschrift daarvan te verstrekken, is naar het oordeel van de wrakingskamer geen onbegrijpelijke of onjuiste beslissing.
Conclusie
3.13.
Gelet op het voorgaande is het verzoek ongegrond. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van mr. P. Joele af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. A. Verweij, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door mr. A. Verweij in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023 in tegenwoordigheid van mr. M.M. Schalk, griffier, en door hen ondertekend.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.