ECLI:NL:RBROT:2023:7131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
10/095178-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten in het openbaar vervoer met medeplegen en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die betrokken was bij geweldsdelicten in het openbaar vervoer. De verdachte werd bijgestaan door raadsman mr. J.W. Grift. De officier van justitie, mr. N.A. van Manen, eiste onder andere vrijspraak voor zware mishandeling, maar wel bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer01], maar dat hij wel verantwoordelijk was voor de geweldshandelingen tegen zowel [slachtoffer01] als [slachtoffer02]. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte en zijn medeverdachte samen geweld hadden gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 43 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast werd een contactverbod met de slachtoffers opgelegd voor de duur van één jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en wees de vorderingen van de benadeelde partijen toe, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan zowel [slachtoffer01] als [slachtoffer02].

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/095178-23
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. J.W. Grift, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair (zware mishandeling) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair (poging tot zware mishandeling), 2 (zware mishandeling) en 3 (openlijke geweldpleging) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met bijzondere voorwaarden;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangevers in deze strafzaak voor de duur van één jaar, en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 1 primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair (zware mishandeling van [slachtoffer01] ) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1 subsidiair en feit 3)
De onder 1 subsidiair (poging tot zware mishandeling van [slachtoffer01] ) en 3 (openlijke geweldpleging) ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 2
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zware mishandeling van aangever [slachtoffer02] , dan wel een poging daartoe. Ter staving van zijn verweer heeft hij aangevoerd dat de verdachte geen (significante) bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer02] gepleegde geweld, zodat medeplegen niet kan worden bewezen.
Niet ter discussie staat dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] in de bus geweld hebben gepleegd. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook verantwoordelijk moet worden gehouden voor het tegen aangever [slachtoffer02] gepleegde geweld en het daardoor veroorzaakte zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers willens en wetens, dus met opzet, samenwerken tot het verrichten van het delict. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdachte en de medeverdachte hebben samen de confrontatie opgezocht met beide aangevers. Zij zijn voor de op dat moment in de bus zittende aangevers gaan staan en hebben vervolgens samen buitengewoon excessief geweld toegepast. Het handelen van de verdachte en de medeverdachte bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het geweld tegen beide aangevers. Dit maakt dat de verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor alle gepleegde geweldshandelingen, ook wanneer deze door de medeverdachte zijn verricht tegen aangever [slachtoffer02] . Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Het verweer wordt verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(Feit 1, subsidiair)
hij op 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans
het hoofd, van die [slachtoffer01] heeft gestompt en geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd, van die
[slachtoffer01] heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Feit 2, primair)
hij op 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, heeft toegebracht, door
- meermalen, (met gebalde vuist) op/tegen
het hoofd, van die [slachtoffer02] te stompen en/of slaan en
- meermalen op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer02] te trappen;
(Feit 3)
hij op 5 april 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten in het openbaar vervoer,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer01] en [slachtoffer02]
, door
- meermalen, (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer01] en [slachtoffer02] te stompen en slaan en
- meermalen, op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer01] en [slachtoffer02] te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
Feit 1 subsidiair
Medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
Feit 3
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
de eendaadse samenloop van
Feit 2 primair
Medeplegen van zware mishandeling
Feit 3
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn medeverdachte hebben zich na een avond stappen ernstig misdragen in de bus op weg naar huis. Zij hebben zonder enige aanleiding daartoe buitensporig geweld gebruikt tegen de slachtoffers. Zij hebben de slachtoffers, die min of meer weerloos in de bus zaten, meerdere keren geschopt en geslagen. Bij één van de slachtoffers heeft het toegepaste geweld geresulteerd in zwaar lichamelijk letsel. Door zich schuldig te maken aan deze forse geweldsfeiten heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en andere personen in de bus. De rechtbank rekent dit de verdachte en zijn medeverdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank ziet in het over de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 30 juni 2023 en het verhandelde op zitting aanleiding het advies strekkende tot toepassing van het volwassenenstrafrecht toe te passen over te nemen en zal daartoe dan ook overgaan.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de vordering van de officier van justitie. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest overstijgt niet opportuun is. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het overeenkomstig het advies van de reclassering noodzakelijk dat de verdachte wordt begeleid en zal daarom aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten deel te nemen aan een gedragsinterventie ten aanzien van middelengebruik.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren af. Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op de houding van de verdachte ter zitting en de inhoud van het rapport van de reclassering, onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom soortgelijke misdrijven zal begaan.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel ex 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank zal het contactverbod met de slachtoffers als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [slachtoffer02]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.907,83 aan materiële schade en een vergoeding van € 6.500,00 aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer02] door de onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering, met uitzondering van de hierna te noemen post “toekomstige schade” genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks gedeeltelijke betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Toekomstschade ad € 5.000,00 zoals op deze wijze gevorderd komt niet voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer02] door de bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 6.500,00.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 april 2023.
Nu de verdachte de strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [slachtoffer01]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 589,25 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.900,00 aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer01] door de onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks gedeeltelijke betwisting door de verdachte, integraal worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer01] door de bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.900,00.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 april 2023.
Nu de verdachte de strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 55, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 43 (drieënveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
30 (dertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de verdachte zal zich na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres02] te [plaats01] . De verdachte zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de verdachte zal zich laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de verdachte zal op geen enkele wijze contact hebben of zoeken met de slachtoffers [slachtoffer02] en [slachtoffer01] .
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf,bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de
duur van 180 (honderdtachtig) uren;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer02] , te betalen een bedrag van
€ 7.407,83‬ (zegge: zevenduizendvierhonderdenzeven euro en drieëntachtig cent), bestaande uit € 907,83 aan materiële schade en € 6.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer02] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 7.407,83‬ (zegge: zevenduizendvierhonderdenzeven euro en drieëntachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.407,83‬ (zegge: zevenduizendvierhonderdenzeven euro en drieëntachtig cent) niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 3.489,25 (zegge: drieduizendvierhonderdnegenentachtig euro en vijfentwintig cent),bestaande uit € 589,25 aan materiële schade en € 2.900,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 3.489,25 (zegge: drieduizendvierhonderdnegenentachtig euro en vijfentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.489,25 (zegge: drieduizendvierhonderdnegenentachtig euro en vijfentwintig cent) niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
45 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, heeft toegebracht, door
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans
het hoofd, van die [slachtoffer01] te stompen en/of slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die
[slachtoffer01] te trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans
het hoofd, van die [slachtoffer01] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die
[slachtoffer01] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1. ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer02]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, heeft toegebracht, door
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans
het hoofd, van die [slachtoffer02] te stompen en/of slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die
[slachtoffer02] te trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
aan [slachtoffer02]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans
het hoofd, van die [slachtoffer02] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die
[slachtoffer02] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten in het openbaar vervoer, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02]
,
door
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans
het hoofd, van die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te stompen en/of slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die
[slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te trappen.