ECLI:NL:RBROT:2023:7130

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
10/095186-23 en 10-170210-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten in het openbaar vervoer met toepassing van jeugdstrafrecht en schadevergoeding aan slachtoffers

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die betrokken was bij geweldsdelicten in het openbaar vervoer. De zaak betreft twee parketnummers: 10/095186-23 en 10-170210-21 (TUL). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 april 2023 te Rotterdam, samen met een mededader, openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, [slachtoffer01] en [slachtoffer02]. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor zware mishandeling, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. De onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn bewezen verklaard, waarbij de verdachte bekend was met de feiten en geen verweer heeft gevoerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 43 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is een leerstraf van 35 uren opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer01] en [slachtoffer02], toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding. De totale schadevergoeding aan [slachtoffer02] bedraagt € 7.407,83 en aan [slachtoffer01] € 3.489,25, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 april 2023.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer 10/095186-23 en 10-170210-21 (TUL)
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair (zware mishandeling) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair (poging tot zware mishandeling), 2 (zware mishandeling) en 3 (openlijke geweldpleging) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot leerstraf voor de duur van 35 uren, alsmede tot jeugddetentie voor de duur van 43 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met bijzondere voorwaarden;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangevers in deze strafzaak voor de duur van één jaar, en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/170210-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 1 primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair (zware mishandeling van [slachtoffer01] ) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(Feit 1, subsidiair)
hij op 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans
het hoofd, van die [slachtoffer01] heeft gestompt en geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het het hoofd, van die
[slachtoffer01] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Feit 2, primair)
hij op 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
aan [slachtoffer02] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, heeft toegebracht, door
- meermalen, (met gebalde vuist) op/tegen
het hoofd, van die [slachtoffer02] te stompen en/of slaan en
- meermalen op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer02] te trappen;
(Feit 3)
hij op 5 april 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten in het openbaar vervoer,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer01] en [slachtoffer02]
, door
- meermalen, (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer01] en [slachtoffer02] te stompen en slaan en
- meermalen, op/tegen het hoofd, van die
[slachtoffer01] en [slachtoffer02] te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
Feit 1 subsidiair
Medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
Feit 3
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
de eendaadse samenloop van
Feit 2 primair
Medeplegen van zware mishandeling
Feit 3
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn medeverdachte hebben zich na een avond stappen ernstig misdragen in de bus op weg naar huis. Zij hebben zonder enige aanleiding daartoe buitensporig geweld gebruikt tegen de slachtoffers. Zij hebben de slachtoffers, die min of meer weerloos in de bus zaten, meerdere keren geschopt en geslagen. Bij één van de slachtoffers heeft het toegepaste geweld geresulteerd in zwaar lichamelijk letsel. Door zich schuldig te maken aan deze forse geweldsfeiten heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en andere personen in de bus. De rechtbank rekent dit de verdachte en zijn medeverdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank ziet in het over de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 29 juni 2023 en het verhandelde op zitting aanleiding het advies strekkende tot toepassing van het jeugdstrafrecht over te nemen en zal daartoe dan ook overgaan.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank ook aansluiting gezocht bij de vordering van de officier van justitie. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoorwaardelijke jeugddetentie die de duur van het voorarrest overstijgt niet opportuun is. In plaats daarvan wordt een leerstraf opgelegd en voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank acht het overeenkomstig het advies van de reclassering noodzakelijk dat de verdachte wordt begeleid en zal daarom aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten deel te nemen aan een gedragsinterventie ten aanzien van middelengebruik.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren af. Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op de houding van de verdachte ter zitting en de inhoud van het rapport van de reclassering, onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom soortgelijke misdrijven zal begaan.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel ex 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank zal het contactverbod met de slachtoffers als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [slachtoffer02]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.907,83 aan materiële schade en een vergoeding van € 6.500,00 aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer02] door de onder2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering, met uitzondering van de hierna te noemen post “toekomstige schade” genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks gedeeltelijke betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Toekomstschade ad € 5.000,00 zoals op deze wijze gevorderd komt niet voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer02] door de bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 6.500,00.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 april 2023.
Nu de verdachte de strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [slachtoffer01]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 589,25 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.900,00 aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer01] door de onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks gedeeltelijke betwisting door de verdachte, integraal worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer01] door de bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.900,00.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 april 2023.
Nu de verdachte de strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 september 2021 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 14 oktober 2021.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 36f, 45, 47, 55, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 43 (drieënveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich na een uitnodiging melden bij [naam reclassering01] Reclassering, op het adres [adres02] , [postcode02] [plaats01] , telefoonnummer [nummer01] . De veroordeelde zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, voor de duur van de gedragsinterventie. Bij [naam reclassering01] Reclassering is de mogelijkheid de begeleiding af te stemmen op jongvolwassenen middels de JOVO-methodiek. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
  • de verdachte zal op geen enkele wijze contact hebben of zoeken met de slachtoffers [slachtoffer02] en [slachtoffer01] .
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, voor de duur van
35 (vijfendertig) uren, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan de gedragsinterventie/ leerstraf Tact Plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing en/of het maken van goede keuzes. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
17 (zeventien) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer02] , te betalen een bedrag van €
7.407,83‬ (zegge: zevenduizendvierhonderdenzeven euro en drieëntachtig cent), bestaande uit € 907,83 aan materiële schade en € 6.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer02] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 7.407,83‬ (zegge: zevenduizendvierhonderdenzeven euro en drieëntachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.407,83‬ (zegge: zevenduizendvierhonderdenzeven euro en drieëntachtig cent) niet mogelijk blijkt
, gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 3.489,25 (zegge: drieduizendvierhonderdnegenentachtig euro en vijfentwintig cent),bestaande uit € 589,25 aan materiële schade en € 2.900,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 3.489,25 (zegge: drieduizendvierhonderdnegenentachtig euro en vijfentwintig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.489,25 (zegge: drieduizendvierhonderdnegenentachtig euro en vijfentwintig cent) niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
45 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 30 september 2021 van de kinderrechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie;
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.H.J Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, heeft toegebracht, door
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van
die [slachtoffer01] te stompen en/of slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer01] te
trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van
die [slachtoffer01] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer01]
heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302
lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer02]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, heeft toegebracht, door
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van
die [slachtoffer02] te stompen en/of slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer02] te
trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer02]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van
die [slachtoffer02] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer02] heeft
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten in het openbaar vervoer, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] ,
door
- meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van
die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te stompen en/of slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer01]
en/of [slachtoffer02] te trappen;