In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [kind01]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van twaalf maanden vastgesteld, terwijl het verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van [kind01] nog steeds aanwezig zijn en dat er onvoldoende zicht is op de thuissituatie bij de moeder. De moeder heeft moeite om afspraken na te komen en er is onvoldoende openheid over de situatie. Dit maakt het moeilijk om passende hulpverlening in te zetten. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er nog geen duidelijkheid is over de problematiek van [kind01], ondanks eerdere diagnostische onderzoeken. De kinderrechter heeft de noodzaak van hulpverlening benadrukt, zowel voor [kind01] als voor de moeder, en heeft de mogelijkheid van een logeerhuis of weekendpleeggezin overwogen. De beslissing om [kind01] onder toezicht te stellen is genomen op basis van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij is vastgesteld dat aan de wettelijke criteria is voldaan. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.