De beoordeling
Opmerkingen met betrekking tot het standpunt van de kinderen
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting gesproken met de drie kinderen. Daarbij zijn hem een aantal zaken opgevallen.
[kind03] en [kind02] hadden allebei een getypt briefje bij zich waarin hun standpunt was verwoord. In het briefje van [kind02] was te lezen dat hij niet naar de vader wil omdat hij de vader eng vindt. De vader zou vroeger vaak boos geweest zijn en ruzie gemaakt hebben met de moeder. [kind02] ervaart dat hij misselijk wordt van de gedachte dat de vader in zijn buurt zou komen, maar hij kan desgevraagd niet onder woorden brengen waarom hij denkt dat de vader hem wat zou aandoen. De vader zou weer boos kunnen worden omdat hij dat vroeger ook deed. [kind02] is ambivalent ten aanzien van omgang van [kind03] met de vader: hij vindt het niet erg, maar wordt wel sneller boos op hem. De mening van [kind02] lijkt in dit briefje te zijn verwoord.
In het briefje van [kind03] staat dat [kind03] niet naar de vader wil als hij ziek is en als hij moe is. Hij wil in de zomervakantie een week bij de vader zijn. In het gesprek met de kinderrechter heeft [kind03] aangegeven dat hij niet naar de vader wil als hij ziek is, omdat de moeder dan dingen doet die [kind03] fijn vindt. De vader vindt die dingen gek en doet ze niet. Als hij moe is, wil hij wel naar de vader. Dan probeert [kind03] het gewoon. In de zomervakantie zou hij één of twee weken bij de vader willen zijn. Hij vindt het wel fijn om bij de vader te zijn. De mening van [kind03] lijkt genuanceerder te liggen dat in het briefje is verwoord.
[kind01] heeft geen woord gezegd in het kindgesprek, waarbij de bijzonder curator en de kinderrechter alles hebben geprobeerd om haar de ruimte te bieden om iets te zeggen. Die houding, in zo’n mate volhardend ingenomen, heeft de kinderrechter niet eerder gezien en is een forse aanwijzing dat [kind01] in de situatie nog ernstig klem zit, te meer nu uit het verslag van de bijzonder curator naar voren komt dat zij bij hem – hoewel aarzelend – wel tot een gesprek te brengen was. Onduidelijk is evenwel waartussen zij klem zit.
Met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling
Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [kind01], [kind02] en [kind03] als onweersproken worden verlengd voor de resterende duur van het verzoek, te weten tot 19 maart 2024. Er ligt een plan waarbij het van groot belang is dat het breed PO voor [kind01], [kind02] en [kind03] op korte termijn wordt uitgevoerd. Daarnaast is in de uitvoering van de ondertoezichtstelling van belang dat [kind03] vertrouwen moet krijgen om ook ziek te kunnen zijn bij de vader.
De kinderrechter acht het vanwege het feit dat de bijzondere curator bij [kind01] een opening heeft gevonden noodzakelijk dat de bijzondere curator wordt herbenoemd voor [kind01]. De kinderrechter zal [naam03] als bijzondere curator herbenoemen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Met betrekking tot de schriftelijke aanwijzing
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder(s) of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel dienen de met het gezag belaste ouder(s) en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op te volgen. De GI kan de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen op grond van artikel 1:263, derde lid, BW.
De kinderrechter constateert dat het de moeder meermaals niet is gelukt zich aan de schriftelijke aanwijzing van de GI van 20 januari 2023 te houden. De afgelopen maanden is het de moeder meerdere keren niet gelukt [kind03] te stimuleren naar de vader te gaan. De GI ziet dat de moeder haar best doet, maar het haar niet lukt om voldoende medewerking te verlenen aan de uitvoering van de schriftelijke aanwijzing. [kind03] is de uitzondering in het gezin en geniet zichtbaar van de omgang met de vader. Het is van groot belang dat hij dit contact met de vader blijft houden.
De GI heeft de moeder op 20 januari 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven, waarin is aangegeven dat van de moeder wordt verwacht dat zij uitvoering geeft aan de beschikking die in 2019 is uitgesproken. De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing van 20 januari 2023 in zoverre bekrachtigen en als volgt wijzigen:
“De moeder dient uitvoering te geven aan de schriftelijke aanwijzing inhoudende: [kind03] verblijft een weekend per veertien dagen bij de vader van 09:00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder [kind03] brengt en de vader hem terugbrengt. Op de momenten dat er onzekerheid ontstaat over het kunnen uitvoeren van bovenstaande regeling omdat [kind03] verzet toont en/of ziek lijkt te zijn, is de moeder in beginsel verplicht om contact te hebben met de GI om dit te bespreken. De (school)vakanties worden tussen parten bij helfte gedeeld, nader in onderling overleg vast te stellen, waarbij [kind03] maximaal twee weken achtereenvolgend bij de vader zal verblijven."
Ter aanvulling op het woord ‘in beginsel’ geeft de kinderrechter aan dat er acute momenten kunnen zijn van daadwerkelijke ziekte bij [kind03], waarbij van de moeder niet verlangd kan worden de schriftelijke aanwijzing uit te voeren
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01], [kind02] en [kind03] tot 19 maart 2024;
herbenoemt tot bijzondere curator teneinde [kind01] te vertegenwoordigen, [naam03], kantoorhoudende te [adres01]: bepaalt dat deze benoeming geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 19 maart 2024;
bekrachtigt de volgende schriftelijke aanwijzing ten aanzien van [kind03]:
“De moeder dient uitvoering te geven aan de schriftelijke aanwijzing inhoudende: [kind03] verblijft een weekend per veertien dagen bij de vader van 09:00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder [kind03] brengt en de vader hem terugbrengt. Op de momenten dat er onzekerheid ontstaat over het kunnen uitvoeren van bovenstaande regeling omdat [kind03] verzet toont en/of ziek lijkt te zijn, is de moeder in beginsel verplicht om contact te hebben met de GI om dit te bespreken. De (school)vakanties worden tussen parten bij helfte gedeeld, nader in onderling overleg vast te stellen, waarbij [kind03] maximaal twee weken achtereenvolgend bij de vader zal verblijven.";
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.