4.1.2.Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters
Aangeefster [slachtoffer01] (hierna: [voornaam slachtoffer01] ) heeft op 28 januari 2020, na een informatief gesprek met zedenrechercheurs, aangifte gedaan van seksueel misbruik. Zij heeft verklaard dat de verdachte oppaste als haar moeder nachtdienst had. Toen zij 9 of 10 jaar oud was (2006-2007) heeft de verdachte haar ’s nachts uit bed getild toen zij had gezegd dat ze honger had. De verdachte heeft haar naar de keuken gedragen. Na het eten van een boterham heeft de verdachte haar naar de slaapkamer van haar moeder gebracht. Zij speelden een spelletje: elkaar aanstaren zonder te knipperen. Terwijl zij op bed op schoot bij de verdachte zat met haar benen om zijn middel heen maakte hij draaiende bewegingen met zijn heupen waarbij zij de piemel van de verdachte bij haar vagina heeft gevoeld. Zij spreekt daarbij over ‘droogneuken’ (dus wel met kleding aan). [voornaam slachtoffer01] kan zich niet meer herinneren wat voor kleding zij op dat moment droegen.
Aangeefster [slachtoffer02] (hierna: [voornaam slachtoffer02] ) heeft op 4 januari 2020 aangifte gedaan tegen de verdachte, nadat eerder een informatief gesprek had plaatsgevonden. Zij heeft verklaard dat haar moeder en de verdachte op een dag ’s avonds om 20:00 uur thuis kwamen. Omdat zij honger had heeft de verdachte patat voor haar gebakken. Tijdens het bakken van patat heeft hij haar kusjes in haar nek gegeven, haar borsten aangeraakt en over haar billen gewreven. Verdachte heeft haar meegenomen naar de bank en heeft haar op zich getrokken. Toen zij op hem zat heeft hij aan haar billen gezeten. Het voorgaande gebeurde terwijl zij haar kleding aan had.
[voornaam slachtoffer02] heeft over een tweede incident verklaard dat de verdachte, haar had opgetild en meegenomen naar de slaapkamer van haar moeder. In de slaapkamer heeft de verdachte haar op zich getrokken zodat zij met haar geslachtsdeel op zijn geslachtsdeel zat. Op een gegeven moment heeft hij haar naar zich toe getrokken, waardoor ze boven op hem kwam te liggen. De verdachte heeft kusjes in haar nek gegeven en heeft haar billen en borsten betast. [voornaam slachtoffer02] droeg op dat moment een jumpsuit en de verdachte had een onderbroek aan.
Aangeefster [slachtoffer03] (hierna: [voornaam slachtoffer03] ) heeft op 25 november 2019 een informatief gesprek met de zedenrechercheurs gehad. Vervolgens is zij op 3 maart 2020 als getuige gehoord en op 13 maart 2023 heeft zij aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat toen zij in groep 8 zat of net op de middelbare school, haar moeder vaak late diensten had. De verdachte was dan bij hen thuis. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar zusjes op een avond naar de slaapkamer van moeder stuurde om daar TV te kijken. De verdachte kwam vervolgens naast haar op de bank zitten. Met zijn handen wreef en streelde hij haar borsten over haar kleding heen. Zij had toen beginnende borsten. Daarna ging hij met zijn hand in haar onderbroek en heeft haar clitoris aangeraakt met zijn vinger.
Een paar weken later kwam [voornaam slachtoffer03] thuis van de buitenschoolse opvang. Zij deed een dutje op bed om wat energie te krijgen. Zij heeft verklaard dat zij het geluid van een ijzeren gesp hoorde en een broek die werd losgemaakt. Vervolgens kwam verdachte op haar liggen terwijl zij op haar buik in bed lag. De verdachte ging boven op de deken liggen en zij lag daaronder.
[voornaam slachtoffer01] heeft in 2019 aan haar psycholoog verteld dat haar stiefvader vroeger op haar paste en dat toen iets is gebeurd tussen haar en haar stiefvader waarbij zij zich niet veilig had gevoeld.
Een vriendin van [voornaam slachtoffer02] , [naam01] , heeft verklaard dat [voornaam slachtoffer02] in een whatsappgesprek in 2016/2017 heeft verteld dat haar stiefvader meermalen haar borsten heeft aangeraakt in de periode dat haar borsten begonnen te groeien en dat zij niet meer alleen thuis durfde te zijn met haar stiefvader.
Uit de verklaringen blijkt dat de aangeefsters op het moment zelf door hun jeugdige leeftijd en onwetendheid zich niet volledig realiseerden wat er gebeurde. Pas later realiseerden zij zich de seksuele lading die de handelingen van de verdachte hadden. Onder meer uit schaamte hebben zij er niet over gesproken. Ook niet onderling. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd zijn er geen indicaties dat de aangeefsters hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en elkaar hebben beïnvloed.
De verklaringen van de aangeefsters zijn consistent en gedetailleerd. Zij hebben verklaard over de handelingen die hebben plaatsgevonden en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Het verweer wordt verworpen.
Aan zijn zorg toevertrouwd
Verdachte had in de tenlastegelegde periode een relatie met de moeder van de aangeefsters. De moeder van aangeefsters had af en toe nachtdienst en de verdachte was dan bij de aangeefsters thuis en paste op ze. De verdachte sliep ook in de woning en zorgde voor de aangeefsters, ook als hun moeder thuis was. Anders dan de verdediging heeft betoogd, warende aangeefsters in deze periode aan de zorg van verdachte toevertrouwd.
Het verweer wordt verworpen.
Steun-/schakelbewijs
Volgens vaste jurisprudentie laat de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, zich niet in algemene zin beantwoorden, maar moet dit per geval worden beoordeeld. Met betrekking tot zedenzaken is bovendien niet vereist dat het misbruik steun vindt in ander bewijsmateriaal. Vooropgesteld zij dat de verklaring van [voornaam slachtoffer02] mede steun vindt in de verklaring van haar vriendin, [naam01] . Vereist is daarnaast dat de verklaringen van een aangever op specifieke punten bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal en dat tussen een en ander niet een te ver verwijderd verband bestaat.
In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat, hoewel aangeefsters bij gebrek aan wetenschap niet hebben verklaard over elkaars misbruik, de aangiftes elkaar over en weer ondersteunen. Hierbij acht de rechtbank de volgende met elkaar overeenkomende feitelijke omstandigheden van belang waarbij sprake is van een duidelijke en onderlinge samenhang in aard van de ontuchtige handelingen en de wijze waarop en de omstandigheden waaronder die handelingen plaatsvonden. Zo hebben aangeefsters afzonderlijk van elkaar verklaard:
de aangeefsters waren ongeveer 10-11 jaar oud toen de ontuchtige handelingen plaatsvonden;
de verdachte maakte deel uit van het gezin en alle drie de aangeefsters geven aan op ongeveer dezelfde leeftijd een soortgelijke ervaring te hebben gehad met de verdachte;
de handelingen hebben plaatsgevonden als de verdachte alleen was met de aangeefster. In de gevallen dat de zusjes van de aangeefster in de kamer waren stuurde hij hen weg of nam hij de aangeefster mee naar een andere kamer;
[voornaam slachtoffer02] en [voornaam slachtoffer03] hebben verklaard dat op het moment van de ontucht hun borsten zich aan het ontwikkelen waren.
De rechtbank acht de feiten op basis van de voor bewijs gebezigde verklaringen wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.