ECLI:NL:RBROT:2023:7086

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 23/344 en FT EA 23/346
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot criminele activiteiten en onvoldoende transparantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van twee verzoekers om een gedwongen schuldregeling te bevelen. De verzoekers, die in financiële problemen verkeerden, hadden eerder een schuldsaneringsregeling aangevraagd en een aanbod gedaan aan hun schuldeisers. Dit aanbod werd echter door de belangrijkste schuldeisers, ING en WestlandUtrecht, afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers niet transparant zijn geweest over hun financiële situatie en de achtergrond van hun schulden, waaronder een eerdere veroordeling voor criminele activiteiten zoals lidmaatschap van een criminele organisatie en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de verzoekers, en dat het aanbod onvoldoende gedocumenteerd en transparant was. De rechtbank heeft daarom het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen in het belang van de schuldeisers, die een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer01] en [nummer02]
uitspraakdatum: 26 juli 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker01]
en
[verzoeker02],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 7 april 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • ING BANK N.V., in behandeling bij Vesting Finance (hierna: ING);
  • WestlandUtrecht, in behandeling bij Vesting Finance (hierna: WestlandUtrecht);
  • Van der Wilt Wonen Rotterdam B.V. (hierna Van der Wilt),
die weigeren mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Vesting Finance heeft namens ING en WestlandUtrechtUtrecht voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 21 juni 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij GR IJsselgemeenten (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw M. Van der Zalm, werkzaam bij Stedam Bewind B.V., (hierna: beschermingsbewindvoering).
De drie weigerende schuldeisers, ING, WestlandUtrechtUtrecht en Van der Wilt, zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Op 11 juli 2023 heeft beschermingsbewindvoering op verzoek van de rechtbank aanvullende stukken overgelegd namens verzoekers, waaronder een vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 februari 2019 waarmee de heer [verzoeker01] werd veroordeeld voor, samengevat, lidmaatschap van een criminele organisatie in de productie van harddrugs, voorhanden hebben van grondstoffen voor de productie van harddrugs, witwassen van geld en benadeling van schuldeisers.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift achttien schuldeisers, waarvan drie preferente met drie vorderingen en vijftien concurrente schuldeisers met in negentien vorderingen. Deze schuldeisers hebben thans een bedrag van € 168.559,46 van verzoekers te vorderen.
Verzoekers hebben bij brief van 18 mei 2022 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 8,26 % aan de preferente schuldeisers en 4,13 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De totale schuldenlast bedroeg ten tijde van het aanbod € 167.203,67.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker ontvangt een WAO-uitkering van het UWV, verzoekster werkt 36 uur per week in loondienst. De inkomsten van verzoekers worden direct naar schuldhulpverlening overgemaakt, waardoor schuldeisers zekerheid hebben dat de nodige reserveringen ten behoeve van de aflossing van de openstaande vorderingen zullen plaatsvinden. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en hun vaste lasten worden inmiddels door hun beschermingsbewindvoerder voldaan.
Ter zitting heeft verzoekster verklaard een vast arbeidscontract te hebben gekregen per 1 april 2023, als gemeentelijke WMO consulent voor 36 uur per week. Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat de UWV keuring van verzoeker na lang in de wacht te hebben gestaan bij het UWV, nu is gepland. Verzoeker heeft ter zitting verklaard recent medische behandelingen te hebben ondergaan en hiervan te moeten revalideren.
Uit de nagekomen stukken blijkt dat verzoeker beperkt belastbaar is, voor 20 uur per week, behoudens nachtdiensten en mentaal zwaar werk. Dit volgt uit een keuringsrapport van het UWV van 10 juli 2023. Daarnaast zijn stukken overlegd waaruit een spaarsaldo blijkt van ruim twaalfduizend euro. Tevens is op verzoek van de rechtbank inzage gegeven in de strafrechtelijke veroordeling. Verzoeker is op 26 februari 2019 veroordeelt voor deelname aan een criminele organisatie, productie van heroïne, witwassen en benadeling van schuldeisers door het niet afdragen van baten aan de boedel en de bewindvoerder.
Zestien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ING stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 142.927,46 op verzoekers, welke 84,79 % van de totale schuldenlast beloopt. WestlandUtrecht stemt ook niet in. Zij heeft een vordering van € 1.514,24 op verzoekers, welke 0,90 % van de totale schuldenlast beloopt. Verder stemt Van der Wilt niet in. Zij heeft een vordering van € 1.450,00, welke 0,86 % van de totale schuldenlast beloopt. Het totale aandeel van de weigerende schuldeisers bedraagt 86,55 % van de gehele schuldenlast.

3.Het verweer

ING en WestlandUtrecht
In de contacten met schuldhulpverlening hebben ING en WestlandUtrecht te kennen gegeven het aanbod niet te kunnen accepteren, omdat verzoeker niet aan de inspanningsplicht voldoet.
In hun gezamenlijke verweerschrift hebben ING en WestlandUtrecht zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. Verweerders geven aan gezamenlijk het grootste deel van de schuldenlast te vertegenwoordigen, door verweerders vastgesteld op 86,38 % van de totale schuldenlast. In de visie van ING en WestlandUtrecht heeft verzoeker voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een WIA-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoeker de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. Verzoekers hebben geen inzicht gegeven in een afkeuringspercentage of wanneer een herkeuring zal plaatsvinden. Daarnaast is de ontvangen huurtoeslag niet vermeld in de VTLB-berekening. Nadat verweerders verzoekers hadden opgeroepen om aanvullende informatie te verstrekken, hebben verweerders dit niet ontvangen. Tot slot stellen verweerders dat de financiële positie op dit moment te instabiel is voor het minnelijk traject en dat ook de andere schuldeisers door die instabiliteit benadeeld worden.
ING en WestlandUtrecht hebben in het verweerschrift aangegeven niet aanwezig te zullen zijn ter zitting, vanwege proceseconomische redenen.
Van der Wilt
Van der Wilt heeft in haar contacten met schuldhulpverlening aangegeven het aanbod niet te accepteren. Zij stelt dat verzoekers zich niet aan het huurkoopcontract hebben gehouden, Van der Wilt stelt in haar contact met schuldhulpverlening dat de aangeschafte meubels door verzoekers zijn doorverkocht alvorens deze volledig afbetaald waren.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Van der Wilt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING, WestlandUtrecht en Van der Wilt bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING, WestlandUtrecht en Van der Wilt in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vorderingen van ING, WestlandUtrecht en Van der Wilt tezamen een aanzienlijk aandeel vormen in de totale schuldenlast van 86,55 %. Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat zij in redelijkheid niet konden weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel onvoldoende gedocumenteerd en onvoldoende transparant is opgesteld. Het voorstel is niet transparant ten aanzien van de oorzaak van de beëindiging van het eerdere Wsnp-traject op 2 februari 2018 en de ontstaansgeschiedenis van de schuld aan het UWV. In het voorstel wordt immers gesteld dat de eerdere regeling werd beëindigd door het missen van inkomsten vanwege de detentie. Maar dat is in strijd met de inhoud van het vonnis tot tussentijdse beëindiging waarin is overwogen dat de heer [verzoeker01] heeft geprobeerd zijn schuldeisers te benadelen (achterhouden en verzwijgen van inkomsten en vermogen). Verzoeker is in 2019 veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie ten aanzien van de productie van heroïne, witwassen en benadeling van schuldeisers. Deze activiteiten vonden plaats in 2017, ten tijde van het eerdere Wsnp-traject. De verdiensten hieruit werden niet aangegeven bij de bewindvoerder, noch bij het UWV, terwijl verzoeker die informatieverplichting naar de bewindvoerder wel had en ondertussen een WAO-uitkering ontving. De schuldeisers zijn benadeeld doordat de loonbetalingen tijdens de Wsnp uit het zicht van de bewindvoerder werden gehouden. Voornoemde achtergrond is boven tafel gekomen door navraag van de rechtbank. Verzoekers zijn niet transparant geweest in de voorgeschiedenis van hun verzoek en de ontstaansgeschiedenis van de schuld aan het UWV.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van ING, WestlandUtrecht en Van der Wilt als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekers of de overige schuldeisers. Het verzoek om ING, WestlandUtrecht en Van der Wilt te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer van ING, WestlandUtrecht en Van der Wilt geen nadere bespreking.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.