ECLI:NL:RBROT:2023:7085

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 23/418 en FT EA 23/421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning

In deze zaak heeft verzoekster op 26 april 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 27 september 2022 op te schorten. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft verklaard dat zij de huur voor mei en juni 2023 heeft betaald en dat zij is toegelaten tot schuldhulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster, Stichting Woonbron, heeft aangekondigd de ontruiming op 2 mei 2023 te willen uitvoeren. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen en het minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis van 27 september 2022 ten uitvoer wil leggen. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 28 juni 2023
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 26 april 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van de rechtbank van 28 april 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 21 juni 2023.
Ter zitting van 21 juni 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten, advocaat van verzoekster (hierna: advocaat van verzoekster);
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij Fladerijn Gerechtsdeurwaarders, namens Stichting Woonbron, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 27 september 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat de huur voor de maanden mei en juni 2023 is betaald. Deze betalingen zijn ter zitting bevestigd door verweester. Daarnaast heeft de advocaat van verzoekster ter zitting een bewijs overhandigd waaruit blijkt dat verzoekster 16 juni 2023 is toegelaten tot schuldhulpverlening van de gemeente Rotterdam.
Verzoekster verdient circa € 2.000,- netto per maand bij kinderdagverblijf Kiddoozz B.V. De kale huur bedraagt € 617,00 per maand. Twee crediteuren hebben beslag gelegd op het inkomen van verzoekster. Hierdoor is verzoekster in betalingsproblemen gekomen en kon zij de maandelijkse huur niet voldoen. Verweester heeft geen beslag gelegd op het inkomen van verzoekster.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard per juli 2023 leefgeld te zullen gaan ontvangen. Het gehele inkomen zal worden overgemaakt naar de Kredietbank Rotterdam en deze is gemachtigd om betalingen te verrichten. Dit waarborgt dat de lopende huurpenningen op tijd zullen worden voldaan.

3.Het verweer

Ter zitting heeft verweester verklaard zich aan het oordeel van de rechter te refereren.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 27 september 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 19 april 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 2 mei 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 27 september 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huur voor de maanden mei en juni 2023 is reeds betaald. Verzoekster heeft inkomen uit arbeid van rond de € 2.000,00 netto per maand. De kale huur bedraagt € 617,00 per maand. Verzoekster heeft voldoende inkomen om de maandelijks huur te voldoen. Daarnaast heeft verzoekster de Kredietbank Rotterdam gemachtigd om haar inkomen te beheren en om de betalingen uit naam van verzoekster te verrichten, waardoor de betaling van de maandelijkse vaste lasten is gewaarborgd. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 27 september 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres02] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.