In deze eindebeschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 augustus 2023, wordt een gezamenlijk verzoek behandeld van [verzoeker01] en Stichting Havensteder met betrekking tot de vervreemding van appartementen. De procedure is gestart op basis van artikel 96 Rv en betreft de vraag wanneer de bestuursbesluiten tot vervreemding van de appartementen zijn genomen, of goedkeuring van de Autoriteit Woningcorporaties (AW) vereist is, en wat de peildatum voor de taxatie is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een aanbiedingsbeding bestaat tussen partijen, waarbij Havensteder de appartementen als eerste te koop moet aanbieden aan [verzoeker01] wanneer deze leeg komen te staan. De appartementen staan al geruime tijd leeg, en er is onduidelijkheid over de koopsom en de toepasselijkheid van de Woningwet 2015. In eerdere tussenbeschikkingen is bepaald dat de appartementen als bedrijfsruimte moeten worden aangemerkt en dat de Woningwet van toepassing is op de vervreemding.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2023 hebben partijen aanvullende vragen gesteld over de bestuursbesluiten en de peildatum voor de taxatie. De kantonrechter concludeert dat de bestuursbesluiten tot vervreemding van de appartementen aan [adres01] en [adres03] geacht worden te zijn genomen in respectievelijk 2017 en 2018. Tevens is vastgesteld dat voor de vervreemding geen goedkeuring van de AW vereist is, omdat de appartementen als bedrijfsruimte worden aangemerkt. De waardepeildatum voor de taxatie is vastgesteld op 23 juli 2018. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen, met een gezamenlijke bijdrage aan het griffierecht.