ECLI:NL:RBROT:2023:7053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 23/320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende documentatie en niet maximaal haalbare aanbieding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling. Verzoeker, die onder bewind staat, had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn schulden wilde aflossen. Negen van de tien schuldeisers stemden in met de regeling, maar één schuldeiser, [naam01], weigerde. Deze schuldeiser vond het aangeboden bedrag te laag en stelde dat de documentatie van de regeling niet voldoende was en dat verzoeker niet het maximaal haalbare had aangeboden. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het voorstel van verzoeker niet het uiterste was waartoe hij in staat moest worden geacht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat verzoeker niet in staat was om te werken en dat de belangen van de weigerende schuldeiser zwaarder wogen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers. Daarom werd het verzoek om [naam01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 15 juni 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 29 maart 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een één schuldeiser, te weten:
- [naam01] van [bedrijf01] , hierna te noemen: [naam01] ;
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 7 juni 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam02] en mevrouw [naam03] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening);
  • de heer [naam04] , werkzaam bij Zorg voor Elkaar Rotterdam (hierna: begeleider);
  • mevrouw A. Booster, werkzaam bij Budget Solutions (hierna: bewindvoerder);
  • de heer [naam01] , namens [bedrijf01] , gevestigd te Capelle aan den IJssel.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift 10 schuldeisers, waarvan 2 preferente en 8 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 139.047,69 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 1 december 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 0,70% aan de preferente schuldeisers en 0,35% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn PW-uitkering, welke gekort wordt wegens het ontbreken van woonlasten. Verzoeker heeft medische en psychische problemen en schuldhulpverlening verwacht niet dat deze situatie op korte termijn zal verbeteren. Verzoeker heeft een gemeentelijke ontheffing van de sollicitatieverplichting geldig van 5 april 2022 tot 4 april 2023. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker staat sinds 22 mei 2023 onder bewind.
Negen schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam01] stemt hier niet mee in. Hij heeft een vordering van € 2.246,16 op verzoeker, welk 1,6% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

[naam01] heeft ter zitting te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden, met name in het licht van de gemaakte kosten in de procedure bij de kantonrechter. [naam01] heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is, omdat informatie over de vennootschap van verzoeker ontbreekt. In de visie van [naam01] heeft verzoeker niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een PW-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoeker de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. Het is [naam01] niet voldoende gebleken dat verzoeker niet in staat is om fulltime te werken. [naam01] prefereert toelating tot de schuldsaneringsregeling, vanwege de wettelijke waarborgen om te verzekeren dat verzoeker zich maximaal inspant om zoveel mogelijk baten voor zijn schuldeisers te verwerven.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam01] bij zijn weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam01] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten uit een gekorte PW-uitkering. Verzoeker heeft een gemeentelijke ontheffing geldig van 5 april 2022 tot 4 april 2023. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoeker niet in staat zou zijn om te werken. Voorts is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende gewaarborgd is dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [naam01] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om [naam01] te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.