In deze zaak heeft verzoekster op 9 mei 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 7 juni 2023 bepaald. Tijdens de zitting zijn verzoekster, haar schuldhulpverlener en de begeleider van de gemeente Rotterdam gehoord. Verzoekster heeft verklaard dat haar inkomsten onregelmatig waren, wat leidde tot betalingsachterstanden, maar dat zij recent een nieuwe baan heeft en in staat is om haar huur te betalen. De huur bedraagt € 580,46 per maand. Verweerster, de verhuurder, heeft geen bezwaar tegen de voorlopige voorziening, maar uitte twijfels over de betalingscapaciteit van verzoekster, gezien eerdere betalingsproblemen.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster een vonnis tot ontruiming had ontvangen, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie was. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. Gezien de recente betaling van de huur en het stabiele inkomen van verzoekster, heeft de rechtbank besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Verzoekster werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.