ECLI:NL:RBROT:2023:7036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
10-257059-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde diefstal en poging tot gekwalificeerde diefstal met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1968, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en pogingen daartoe. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal, meermalen gepleegd, en poging tot gekwalificeerde diefstal, evenals voor diefstal met een valse sleutel. De feiten vonden plaats in Rotterdam tussen januari en februari 2022, waarbij de verdachte zich toegang verschafte tot woningen zonder braak en met behulp van een valse sleutel. De verdachte heeft erkend verslaafd te zijn aan cocaïne en heeft in het verleden soortgelijke delicten gepleegd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 25 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een poging tot inbraak, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder kwetsbare medebewoners van de zorginstelling waar de verdachte verbleef.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-257059-22
Datum uitspraak: 4 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1968,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.01] , locatie [locatie01] ,
raadsman mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het
onder 6, 7 en 8ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van hetonder 1, 2, 3, 4, 5 en 9ten laste gelegde:
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde; de verdachte ontkent dat hij de man is die op de camerabeelden te zien is en uit de overige stukken in het dossier kan evenmin worden afgeleid dat hij de feiten heeft begaan. Ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde is vrijspraak bepleit omdat de verdachte toestemming had het geld weg te nemen en er dus geen sprake is van wederrechtelijkheid.
Beoordeling van het onder 1,2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde
Op 8 januari 2022 is in de nachtelijke uren uit de woning gelegen aan de [adres01] te Rotterdam een portemonnee met daarin een pinpas en 100,= in contanten weggenomen. Er was geen sprake van braak of schade aan de deur van de woning.
Op 30 januari 2022 is uit de woning aan de [adres02] te Rotterdam een bedrag van 110,= in contanten weggenomen nadat iemand zich in de nacht wederom zonder braak de toegang heeft verschaft tot de hal van de woning. Diezelfde nacht zijn pogingen tot inbraak ondernomen in (opnieuw) de woning aan de [adres01] en in de naastgelegen woning met nummer [nummer01] . Op 6 februari 2022 is opnieuw een poging ondernomen om in twee van de genoemde woningen ( [adres01] en [nummer01] ) binnen te komen, terwijl de bewoonster van de [adres02] tegen verbalisanten aan de deur heeft gemeld te vermoeden dat dezelfde dader weer had geprobeerd binnen te komen. Deze drie woningen liggen in dezelfde buurt.
Op de camerabeelden van 8 januari 2022 gemaakt met een deurbelcamera van de woning gelegen aan de [adres01] is te zien dat een man op de deur afloopt met een voorwerp in zijn hand dat lijkt op een stuk ijzerdraad.
Van de pogingen aan de [adres01] en [nummer01] op 30 januari en 6 februari 2022 zijn ook camerabeelden waarop een man met hetzelfde signalement en dezelfde kleding te zien is als bij eerstgenoemde inbraak op 8 januari 2022. Uit de camerabeelden blijkt dat de ‘modus operandi’ te weten het zonder braak, door middel van een (ijzer/buig)draad de deur te openen, steeds dezelfde is (hierna: ‘hengelen’).
Teneinde de man op de camerabeelden te identificeren zijn de beelden onder meer bij ‘Opsporing verzocht’ op televisie getoond. Daarop zijn meerdere (anonieme) tips gekomen die wezen naar de verdachte. Ook is de verdachte herkend door een verbalisant die hem uit het verleden (her)kende als een veelpleger van soortgelijke delicten en door een medewerker van Zorginstelling [naam zorginstelling01] , waar hij ten tijde van de ten laste gelegde feiten woonde. Bij de aanhouding van de verdachte in zijn woning zijn in zijn kamer kleding en schoenen aangetroffen die door de politie herkend zijn als de kleding en schoenen van de man op de camerabeelden.
De verdachte heeft ter zitting erkend dat hij in de ten laste gelegde perioden verslaafd was aan cocaïne. In een verder verleden heeft hij uit geldnood wel inbraken gepleegd, door middel van ‘hengelen’ met ijzerdraad in brievenbussen. Hij woonde in voornoemde Zorginstelling [naam zorginstelling01] , 1500 meter van de wijk [naam wijk01] waar de ten laste gelegde feiten zich hebben afgespeeld.
Ten aanzien van de voltooide inbraak op 8 januari aan de [adres01] en de pogingen op dat adres en op de [adres03] op 30 januari 2022 en 6 februari 2022 (feiten 1, 3 en 4 op de tenlastelegging) is de rechtbank van oordeel dat aldus uit de bewijsmiddelen volgt dat de man op de camerabeelden de verdachte moet zijn geweest en dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, te weten de voltooide inbraak op 30 januari 2022 aan de [adres02] overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de woning aan de [adres02] is op 30 januari 2022 contant geld weggenomen waarbij de deur niet is geforceerd door braak; dit maakt het aannemelijk dat hier dezelfde methode is gebruikt, hiervoor omschreven als ‘hengelen’. Opvallend is dat deze woning nog geen 200 meter verwijderd is van de [straatnaam01] en dat, net als bij de inbraak op de [adres01] op 8 januari 2022 een contant geldbedrag (€ 110,=) is gestolen terwijl kostbare spullen die voor het grijpen lagen niet zijn meegenomen (o.a. een laptop en horloge). De omstandigheden dat op de [adres02] bij een buurtonderzoek op 30 januari 2022 op de stoep van de buren op nummer [nummer02] een stuk ijzerdraad/buigdraad is gevonden, alle betrokken woningen heel dicht bij elkaar in de buurt gesitueerd zijn én de inbraken en pogingen alle in de nacht/vroege ochtend binnen een periode van enkele weken hebben plaats gevonden, dragen in onderlinge samenhang bij aan de conclusie van de rechtbank dat het de verdachte is geweest die zich ook aan deze diefstal op de [adres02] schuldig heeft gemaakt. Deze samenhangende omstandigheden verdragen zich immers zeer veel beter met de hypothese dat de verdachte de dader is dan met de hypothese dat er binnen dit relatief korte tijdsbestek en in dit beperkte gebied sprake is van een of meer anderen die deze handelingen en feiten volgens eenzelfde modus operandi hebben gepleegd.
Met betrekking tot de onder 5 ten laste gelegde
pogingtot inbraak op de [adres02] op 6 februari 2022 overweegt de rechtbank dat er geen camerabeelden voorhanden zijn en uit de woning ook niets is weggenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewijs van een voltooide poging op grond van de enkele stand van de deurklink (zoals door de bewoonster vermeld) niet voorhanden is, zodat dit ten laste gelegde feit onvoldoende steun vindt in het dossier. Nu het dus niet bewezen kan worden zal de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Beoordeling feit 9
Uit de aangifte in het dossier volgt dat de verdachte op 24 september 2022 een bedrag van € 30,= heeft weggenomen van een medebewoner [slachtoffer01] (hierna: [voornaam slachtoffer01] ) bij de Zorginstelling [naam zorginstelling01] . De verdachte heeft verklaard dat hij dit met toestemming van de betrokkene heeft gedaan.
De vraag die voorligt is of de verklaring van de verdachte dat [voornaam slachtoffer01] het geld vrijwillig heeft meegegeven aannemelijk is.
Uit de aangifte die is gedaan namens de betreffende bewoner blijkt dat [voornaam slachtoffer01] een ernstige verstandelijke beperking heeft, waardoor hij het begrip heeft van een 4 – 11 jarige, terwijl hij feitelijk 20 jaar oud is. Na een melding door de moeder van [voornaam slachtoffer01] zijn opnamen gemaakt met een telefoon terwijl de verdachte bij [voornaam slachtoffer01] op bezoek was. Daarop is te zien dat de verdachte in een keukenkastje iets zoekt, is te horen dat er iets valt dat lijkt op muntgeld en is te horen dat de verdachte vraagt waar het geld is.
De aangifte is gedaan door een medewerker van [naam zorginstelling01] , de heer [naam01] , die [voornaam slachtoffer01] goed kent; daaruit blijkt dat [voornaam slachtoffer01] op die bewuste dag van 24 september 2022, van streek was. Hij heeft op zijn manier duidelijk gemaakt dat de verdachte geld had weggenomen en dat dit vaker was gebeurd.
De verdachte was ook in deze periode, zo heeft hij ter zitting bekend, verslaafd aan cocaïne. Uit het filmpje dat gemaakt is blijkt uit niets dat [voornaam slachtoffer01] toestemming geeft om geld te pakken en ook overigens vindt de verklaring geen enkele steun in het dossier. De verklaring van de verdachte strookt in het geheel niet met het relaas van de aangever over de ontreddering van [voornaam slachtoffer01] na het gebeuren en zijn verklaring daarover.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook niet geloofwaardig en komt tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit, dat de verdachte het geld heeft weggenomen met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, kan worden bewezen.
Conclusie
Bewezenis dat de verdachte het
onder 1, 2, 3, 4 en 9ten laste gelegde heeft begaan.
Nietbewezen is dat de verdachte het
onder 5ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank spreekt de verdachte hiervan vrij.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 1, 2, 3, 4 en 9ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 6, 7 en 8ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 8 januari 2022 te Rotterdam, in een woning gelegen aan de Von
Weberlaan 17, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een portemonnee met inhoud, te weten een bankpas en een geldbedrag van 100
euro die aan [slachtoffer02] toebehoorde
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten door de (voor)deur met een (ijzer)draad van buitenaf te openen en/of
hengelen;
2
hij op 30 januari 2022 te Rotterdam, in een woning gelegen aan de
[adres02] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een geldbedrag van ongeveer 110 euro, dat geheel of ten
dele aan [slachtoffer03] en/of de man van die [slachtoffer03] , toebehoorde
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten door de (voor)deur met een (ijzer)draad van buitenaf te
openen en/ of hengelen;
3
hij op 30 januari 2022 en 6 februari 2022, te
Rotterdam, (telkens)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning
gelegen aan de [adres01] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen
de wil van de rechthebbende bevond,
enig goed van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan [slachtoffer02] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
dat weg te nemen goedonder zijn bereik te brengen door
middel van een valse sleutel,
- naar voornoemde woning is gegaan en
- ( vervolgens) heeft geprobeerd om de (voor)deur van voornoemde woning te
openen door middel van een (ijzer)draad en/of bij de (voor)deur van voornoemde
woning heeft gerommeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op 30 januari 2022 en op 6 februari 2022, te
Rotterdam (telkens)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in een woning gelegen aan de [adres03] , alwaar hij, verdachte, zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
enig goed van zijngading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan [slachtoffer04] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van een valse sleutel,
- naar voornoemde woning is gegaan en/ of
- ( vervolgens) heeft geprobeerd om de (voor)deur van voornoemde woning te
openen door middel van een (ijzer)draad en/of bij de (voor)deur van voornoemde
woning heeft gerommeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij op 29 januari 2023 te Rotterdam, in een woning , te weten de kamer van [slachtoffer05] van de woning gelegen aan de [adres04] , alwaar verdachte zich
tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geldbedrag van 30 euro, in elk geval
enig goed, dat geheel aan [slachtoffer05] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
7
hij op of omstreeks 2 februari 2023 , te Rotterdam een pinpas,
die geheel of ten dele aan (medewerkers van) [naam zorginstelling01] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen pinpas onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
door gebruik te maken van een zogenoemde tag, tot welk gebruik verdachte niet
gerechtigd was;
8
hij in of omstreeks 2 februari 2023 tot en met 15 februari 2023 te Rotterdam (telkens)
meerdere geldbedragen (te weten 45,85 euro, 10 euro en 37,80 euro), in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan (medewerkers van) [naam zorginstelling01] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
- op of omstreeks 2 februari 2023 in/bij een avondwinkel gelegen aan de [adres07]
voornoemd bedrag van 45,85 euro en
- op of omstreeks 15 februari 2023 bij een tankstation Esso gelegen aan de
[adres05] voornoemd bedrag van 10 euro en
bij een tankstation Esso gelegen aan de [adres06] voornoemd bedrag van
37,80 euro, te pinnen met de pinpas van (medewerkers van) [naam zorginstelling01] , tot welk
gebruik verdachte niet gerechtigd was;
9
hij op 24 september 2022 te Rotterdam
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel aan [slachtoffer01] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feiten 1, 2 en 6:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid
ten aanzien van feiten 3 en 4:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
ten aanzien van feit 7:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Ten aanzien van feit 8
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
ten aanzien van feit 9:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.1.1.
Strafblad en Rapportages
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden meermaals is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft drie rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 oktober 2022, 3 maart 2023 en 8 juni 2023.
Het rapport gedateerd 13 oktober 2022 houdt in een advies om de verdachte uit de voorlopige hechtenis te schorsen zodat hij kan worden behandeld.
Het rapport gedateerd 3 maart 2023 is geschreven naar aanleiding van het feit dat de verdachte zich niet aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
De reclassering adviseert de schorsing op te heffen. Toegelicht wordt dat reclassering – nadat de verdachte tijdens zijn schorsing uit voorlopige hechtenis bij [naam zorginstelling01] een pinpas en geld had gestolen - geen mogelijkheid meer zag om het reclasseringstoezicht voort te zetten. Hoewel de verdachte meermaals de kans had gekregen zichzelf te verbeteren lukte dat zelfs niet na drie schriftelijke waarschuwingen en een berisping van de reclassering. Ook ontkende de verdachte problemen te ondervinden met zijn middelengebruik en/of gedrag. Het reclasseringstoezicht werd onuitvoerbaar geacht.
Het rapport gedateerd 8 juni 2023 houdt onder meer het volgende in.
In de afgelopen jaren was de verdachte ingebed in vrijwillige hulpverlening. Hij woonde in een 24-uurs woonvoorziening van [naam zorginstelling01] -zorg. De verdachte is daar weer teruggevallen in zijn cocaïne gebruik. Dit heeft ervoor gezorgd dat hij is gaan recidiveren en heeft hij onder meer bij medebewoners ingebroken. De zorg is om die reden per 10 maart 2023 beëindigd. De verdachte is niet zelfredzaam vanwege meervoudige problematiek, met name middelengebruik en een verstandelijke beperking. De verdachte is gemotiveerd voor hulpverlening en geeft aan gebaat te zijn bij een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden.
De kans op terugval in middelengebruik na verblijf in de penitentiaire inrichting is niet uit te sluiten. Indien niet de juiste zorg op tijd aansluit na vrijlating is er een gerede kans dat de verdachte opnieuw zal gebruiken en recidiveren. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft deze rapporten betrokken bij haar beoordeling.
Beoordeling
De verdachte heeft zich begin 2022 schuldig gemaakt aan twee nachtelijke inbraken bij mensen thuis, in hun woning, waarbij hij geld heeft weg genomen. Later is hij meermaals naar dezelfde en andere adressen in de buurt terug gekeerd en heeft hij opnieuw getracht daar binnen te komen met het kennelijke doel te stelen. De verdachte heeft daarmee op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, niet alleen bij de bewoners maar in de hele buurt.
Daarnaast heeft de verdachte zich begin 2023 schuldig gemaakt aan het stelen van geld van twee kwetsbare medebewoners in de zorginstelling waar hij zelf verbleef en van de zorginstelling zelf. Dit heeft hij gedaan terwijl hij nota bene onder voorwaarden was geschorst uit de voorlopige hechtenis voor eerder genoemde feiten van 2022.
Bij één van die slachtoffers is de verdachte midden in de nacht diens kamer ingeslopen om geld weg te pakken. Bij een ander slachtoffer heeft de verdachte misbruik gemaakt van diens verstandelijke beperking en het vertrouwen dat hij in de verdachte stelde. Dat zijn geen daden om trots op te zijn.
De verdachte had kennelijk alleen zijn eigen belang voor ogen; de veelvuldige veroordelingen voor soortgelijke feiten in het verleden, hebben hem hiervan niet kunnen weerhouden. Hoewel de verdachte op de zitting de indruk maakte spijt te hebben van een aantal van de daden die hij heeft bekend, heeft hij tegenover de rechtbank niet volledig open kaart gespeeld. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zeer aan.
7.2.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf te maximeren tot de duur dat de verdachte reeds in voorlopige hechtenis zit. De rechtbank acht een dergelijke straf echter niet in verhouding tot de ernst en de hoeveelheid van de gepleegde feiten.
Wel weegt de rechtbank in enigszins strafmatigende zin mee dat de verdachte zelf ook een kwetsbaar persoon is met meervoudige problematiek en een verstandelijke beperking. Daarnaast gaat de officier van justitie bij de gevorderde straf uit van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten terwijl de rechtbank de verdachte van het onder 5 ten laste gelegde vrijspreekt. De rechtbank komt daarom tot een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de
onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 9ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het
onder 5ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 25 (vijf en twintig) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
tien (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd,die wordt gesteld op
3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor zijn problematiek zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur, ter voorkoming van delict gedrag;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de gehele proeftijd. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Indien er sprake is van een terugval in middelengebruik en/of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling/detoxificatie/stabilisatie/observatie en/of diagnostiek noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.E. van Rossum, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 januari 2022 te Rotterdam, in een woning gelegen aan de [adres01]
, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een portemonnee met inhoud, te weten een bankpas en/ of een geldbedrag van 100
euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/ of dat/ die weg te nemen goederen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, te
weten door de (voor)deur met een (ijzer)draad van buitenaf te openen en/of
hengelen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 januari 2022 te Rotterdam, in een woning gelegen aan de
[adres02] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een geldbedrag van ongeveer 110 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer03] en/of de man van die [slachtoffer03] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/ of dat/ die weg te nemen goederen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een
valse sleutel, te weten door de (voor)deur met een (ijzer)draad van buitenaf te
openen en/ of hengelen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2022 tot en met 6 februari 2022, in elk
geval op of omstreeks 30 januari 2022 en/of op of omstreeks 6 februari 2022, te
Rotterdam, (telkens)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning
gelegen aan de [adres01] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen
de wil van de rechthebbende bevond,
enig goed van zijn/haar /hun gading, in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten
dele aan [slachtoffer02] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/ of
dat/ die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel,
- naar voornoemde woning is gegaan en/ of
- ( vervolgens) heeft geprobeerd om de (voor)deur van voornoemde woning te
openen door middel van een (ijzer)draad en/of bij de (voor)deur van voornoemde
woning heeft gerommeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2022 tot en met 6 februari 2022, in elk
geval op of omstreeks 30 januari 2022 en/of op of omstreeks 6 februari 2022, te
Rotterdam (telkens)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in een woning gelegen aan de [adres03] , alwaar hij, verdachte, zich buiten
weten of tegen
de wil van de rechthebbende bevond,
enig goed van zijn/haar /hun gading, in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten
dele aan [slachtoffer04] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/ of
dat/ die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel,
- naar voornoemde woning is gegaan en/ of
- ( vervolgens) heeft geprobeerd om de (voor)deur van voornoemde woning te
openen door middel van een (ijzer)draad en/of bij de (voor)deur van voornoemde
woning heeft gerommeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 6 februari 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in een woning gelegen aan de [adres02] , alwaar hij, verdachte, zich buiten
weten of tegen
de wil van de rechthebbende bevond,
enig goed van zijn/haar /hun gading, in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten
dele aan [slachtoffer03] en/of de man van die [slachtoffer03] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/ of
dat/ die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel,
- naar voornoemde woning is gegaan en/ of
- ( vervolgens) heeft geprobeerd om de (voor)deur van voornoemde woning te
openen door middel van een (ijzer)draad en/of bij de (voor)deur van voornoemde
woning heeft gerommeld en/ of
- ( daarbij) de deurklink van die (voor)deur heeft omgedraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Rotterdam, in een woning en/of op een
besloten erf waarop een woning stond, te weten de kamer van [slachtoffer05] van de
woning gelegen aan de [adres04] , alwaar verdachte zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geldbedrag van 30 euro, in elk geval
enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan [slachtoffer05] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
7
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2023 tot en met 15 februari 2023, in elk
geval op of omstreeks 2 februari 2023 en/ of in de periode van 14 februari 2023 tot en
met 15 februari 2023, te Rotterdam (telkens) een pinpas, in elk geval enig goed,
dat/ die geheel of ten dele aan (medewerkers van) [naam zorginstelling01] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen pinpas onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/ of verbreking en/ of een valse sleutel, te weten
door gebruik te maken van een zogenoemde tag, tot welk gebruik verdachte niet
gerechtigd was;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
8
hij in of omstreeks 2 februari 2023 tot en met 15 februari 2023 te Rotterdam (telkens)
meerdere geldbedragen (te weten 45,85 euro, 10 euro en 37,80 euro), in elk geval
enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan (medewerkers van) [naam zorginstelling01] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft en/ of die weg te nemen geldbedragen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
- op of omstreeks 2 februari 2023 in/bij een avondwinkel gelegen aan de [adres07]
voornoemd bedrag van 45,85 euro en/ of
- op of omstreeks 15 februari 2023 in/bij een tankstation Esso gelegen aan de
[adres05] voornoemd bedrag van 10 euro en/of
in/bij een tankstation Esso gelegen aan de [adres06] voornoemd bedrag van
37,80 euro,
te betalen/pinnen met de pinpas van (medewerkers van) [naam zorginstelling01] , tot welk
gebruik verdachte niet gerechtigd was;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
9
hij op of omstreeks 24 september 2022 te Rotterdam
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)