ECLI:NL:RBROT:2023:7035

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
10/054523-23 / TUL: 10/681021-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling, veroordeling poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 16 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar heeft hem wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 december 2022 in een uitgaansgelegenheid in Papendrecht, waar de verdachte de aangever met een glas tegen de nek sloeg, wat resulteerde in snijwonden en een blijvend litteken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor zwaar lichamelijk letsel, maar dat de verdachte wel had geprobeerd de aangever zwaar te mishandelen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.789,96, vermeerderd met wettelijke rente, en werd de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit, en besloot tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/054523-23
Parketnummer vordering TUL: 10/681021-19
Datum uitspraak: 16 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [naam01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.01] ,
raadsman mr. J.N. Hoek, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/681021-19.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte de aangever opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken, heeft toegebracht, door met een glas tegen de nek van de heer [slachtoffer01] te slaan. Bij de vordering tot schadevordering die op 19 mei 2023 is ingediend is een foto van het litteken toegevoegd. Te zien is dat het litteken in het gebied tussen de haargrens van de baard, de nek en het hoofd valt. Het is zichtbaar en er is goed een verschil te zien tussen de omringende huid en het litteken.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de aard van het letsel en de (verwachte) genezingsduur. Er is geen sprake van blijvend letsel bij het slachtoffer. Uit het FARR-rapport blijkt een hersteltijd van twee weken. De FARR-arts beschrijft daarnaast niet dat het litteken blijvend is. Op grond van alleen de foto die bij de vordering tot schadevergoeding is gevoegd kan niet worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel. Bovendien kan een litteken achter het oor wat betreft het ontsierende karakter en de (sociale) consequenties daarvan niet worden vergeleken met een litteken in het gezicht.
4.2.3.
Beoordeling
De verdachte en de aangever waren op 9 december 2022 beiden aanwezig bij uitgaansgelegenheid [horecagelegenheid01] te Papendrecht. Op enig moment is er een confrontatie ontstaan tussen de verdachte en de aangever, waarbij de verdachte met de hand waarin het een glas vast had een zwaaiende beweging in de richting van aangevers nek maakte. Toen de verdachte de aangever raakte, brak het glas. Als gevolg daarvan heeft de aangever twee snijwonden achter het linkeroor en een scheur in het linkeroor opgelopen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor de conclusie dat de verdachte de aangever zwaar lichamelijk letsel toegebracht heeft, gelet op de aard van het letsel. Een litteken is niet zonder meer aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Het litteken van de aangever is wel ontsierend maar niet onmiddellijk zichtbaar en naar redelijke verwachting niet in min of meer wezenlijke zin van invloed op het dagelijks functioneren van de aangever. Daarom valt het litteken niet als zwaar lichamelijk letsel aan te merken. De verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling.
Wel kan het handelen van de verdachte worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling. Het meer subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.4.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van poging tot doodslag en van zware mishandeling. Bewezen is de poging tot zware mishandeling.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 december 2022 te Papendrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een glas die [slachtoffer01] , (met kracht) tegen de nek heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een drukke uitgaansgelegenheid schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van het slachtoffer, door hem te slaan met de hand waarin hij een drinkglas vasthield. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer een snijwond opgelopen, die moest worden gehecht en waaraan het slachtoffer een blijvend litteken heeft overgehouden. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld, lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen dragen. Dat is ook in dit geval gebleken: het gebeurde heeft extra negatieve gevolgen voor het slachtoffer gehad omdat hij op jonge leeftijd zijn zus heeft verloren als gevolg van zinloos geweld. Daarbij heeft uitgaansgeweld grote negatieve invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie in de openbare ruimte wordt hierdoor versterkt. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn gedrag hieraan heeft bijgedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 mei 2023 gezien dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 28 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Er zijn bij de verdachte geen aanwijzingen voor substantiële tekorten op het vlak van de impuls- en agressieregulatie. Aldus zijn er onvoldoende gronden om een eerder gestelde diagnose in de vorm van een (normoverschrijdende) gedragsstoornis te onderschrijven. Wat betreft de eerder gediagnosticeerde ADHD is het beeld onbestemd. In ieder geval zijn er voor de psycholoog onvoldoende gronden om op basis van het huidige onderzoek de eerder gestelde diagnose ADHD te onderschrijven. Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er op basis van het huidige psychologisch onderzoek geen psychische stoornis kan worden aangetoond. Bij die stand van zaken wordt geadviseerd om het ten laste gelegde, indien bewezen, de verdachte volledig toe te rekenen. De rechtbank gaat op grond van de inhoud van deze rapportage er bij de bepaling van strafsoort en strafmaat van uit dat het bewezen verklaarde volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte wordt geen verhoogd recidiverisico gezien. Op de leefgebieden werk en contact met zijn familie heeft hij zijn leven goed op orde. Bij een veroordeling acht de reclassering geen verdere verplichte begeleiding in de vorm van toezicht vanuit de reclassering geïndiceerd. Toezicht vanuit de reclassering wordt niet noodzakelijk geacht. De rechtbank ook de inhoud van dit rapport meegenomen bij de afdoening van de strafzaak. .
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank houdt daarbij in strafmatigende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden en de bekennende proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft direct na het voorval in volle omvang zijn verantwoordelijkheid genomen door zichzelf na het voorval ter plaatse te melden bij de wijkagent. Ook tijdens de zitting is de verdachte respectvol omgegaan met het spreekrecht van het slachtoffer en heeft hij zijn excuses aan het slachtoffer aangeboden. Deze excuses zijn ter zitting aanvaard door het slachtoffer.
De rechtbank zal daarom volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er ook toe er voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. Mede omdat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde, valt deze straf lager uit dan de eis van de officier van justitie.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [slachtoffer01] ter zake van het ten gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 485,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,00 aan immateriële schade. Ter zitting heeft de raadsman van de benadeelde partij, mr. B. Pernot, verzocht een bedrag van € 289,96 aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade toe te wijzen en het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering bestaat voor wat betreft de materiële schade uit de volgende posten:
  • € 385,00 aan medische kosten, waarvan € 189,96 aan het ambulancevervoer;
  • € 100,00 aan beschadigde kleding.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot het volledig toewijzen van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat op basis van de vordering van de benadeelde partij niet kan worden vastgesteld dat het eigen risico € 385,00 is geweest, omdat dit niet is onderbouwd. Verzocht wordt om deze post te matigen en toe te wijzen tot € 100,00. Wat betreft het immateriële deel van € 3.000,00 verzoekt de verdediging deze te matigen, nu de zaken die door de benadeelde partij worden aangedragen niet vergelijkbaar zijn met onderhavige zaak. Gelet op vergelijkbare zaken verzoekt de verdediging de immateriële schade te matigen tot € 500,00 en voor het overige af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat de heer [slachtoffer01] slachtoffer is geworden van het bewezen verklaarde strafbare feit. Evident is dat hij daardoor lichamelijk letsel heeft opgelopen. In de vordering en op zitting heeft de heer [slachtoffer01] toegelicht dat hij door het strafbare feit – naast de lichamelijke klachten – ook last heeft van psychische klachten.
Door het bewezen verklaarde strafbare feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade toegebracht. De kosten voor de kleding zullen worden toegewezen, omdat deze schade rechtstreeks is ontstaan door het bewezen verklaarde feit en dit gedeelte van de vordering de rechtbank ook (anderszins) niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
De medische kosten zullen tot een bedrag van € 189,96 worden toegewezen. Ook dit gedeelte van de schade is ontstaan als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit en is voldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in het overige van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling op tegenspraak vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit resterende deel van de vordering kan nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 december 2022.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij in totaal een schadevergoeding betalen van € 1.789,96, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 juli 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, diefstal in vereniging met bedreiging van geweld en mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 14 augustus 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
Toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
9.3.
Standpunt verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het
meer subsidiairten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
80 (tachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij de heer [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 1.789,96 (zegge: duizendzevenhonderdnegenentachtig euro en zesennegentig eurocent),bestaande uit
€ 289,96 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de heer [slachtoffer01] te betalen
€ 1.789,96(hoofdsom,
zegge: duizendzevenhonderdnegenentachtig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.789,96 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 20 uren taakstraf, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, van de bij vonnis van 30 juli 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.M. Dolman en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Papendrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een glas en/of een stukgeslagen glas, in ieder geval een scherp en/of puntig
voorwerp, die [slachtoffer01] , (met kracht) in en/of tegen de nek en/of hals en/of
achterhoofd heeft geslagen en/of gestoken en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Papendrecht
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten twee, althans een, snijverwonding(en) achter het
linker oor en/of een scheur in het linker oor en/of een blijvend litteken, heeft
toegebracht door die [slachtoffer01] met een glas en/of stukgeslagen glas, in ieder geval een
scherp en/of puntig voorwerp (met kracht) in en/of tegen de hals en/of nek en/of
achterhoofd te slaan en/of te steken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Papendrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een glas en/of stukgeslagen glas, in ieder geval een scherp en/of puntig
voorwerp, die [slachtoffer01] , (met kracht) in en/of tegen de nek en/of hals en/of
achterhoofd heeft geslagen en/of gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )