ECLI:NL:RBROT:2023:7034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
10-046973-23 en 10-212336-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en poging tot diefstal met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting. De verdachte werd beschuldigd van diefstal en poging tot diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 24 januari 2023 een Samsung Galaxy S20 en €450 heeft gestolen uit de woonruimte van een schip in Rotterdam door middel van braak. Daarnaast werd hij verweten op 15 februari 2023 te hebben geprobeerd meerdere elektrische heaters en een schuurmachine te stelen uit een bedrijfsgebouw in Rotterdam. De rechtbank vond het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde diefstal onder feit 2, omdat de verdachte zich nog in het bedrijfspand bevond en geen feitelijke heerschappij over de goederen had verworven. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor middelengebruik. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Team: 1
Parketnummers: 10-046973-23 en 10-212336-22 (TUL)
Datum uitspraak: 24 mei 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1987 te [geboorteplaats01] , ingeschreven op het adres: [adres01] , [postcode01] te [plaats01] , gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.01] ,
bijgestaan door mr. R. Boonstra, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 24 mei 2023.
Kern van het vonnis
Samengevat wordt de verdachte verweten dat hij op 24 januari 2023 uit de woonruimte van een schip te Rotterdam een Samsung Galaxy S20 en een geldbedrag van
€ 450 heeft gestolen door daar in te breken. Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij op 15 februari 2023 uit een bedrijfsgebouw te Rotterdam meerdere elektrische heaters en een schuurmachine heeft gestolen of heeft geprobeerd te stelen.

1.Beschuldiging in de tenlastelegging

Feit 1
hij op of omstreeks 24 januari 2023 te Rotterdam, in/uit een woning, te weten de woonruimte op een motortankschip aan de [naam haven] . (havennummer [nummer01] ), een Samsung Galaxy S20 en/of 450 euro aan contant geld, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of [bedrijf01] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Feit 2
Primair
hij op of omstreeks 15 februari 2023 te Rotterdam in of uit een bedrijfsgebouw gevestigd aan de [adres02] , één of meerdere elektrische heaters en/of een schuurmachine, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf02] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 februari 2023 te Rotterdam, in of uit een bedrijfsgebouw gevestigd aan de [adres02] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meerdere elektrische heaters en/of een schuurmachine, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf02] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
  • voornoemd bedrijfsgebouw binnen is gegaan en/of
  • voornoemde heaters en/of schuurmachine in een of meer tassen heeft gedaan en/of
  • richting de uitgang van dat bedrijfsgebouw is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Beslissingen over het bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 primair ten laste gelegde bewezen kunnen worden.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de volgende manier:
Feit 1
hij omstreeks 24 januari 2023 te Rotterdam, uit een woning, te weten de woonruimte op een motortankschip aan de [naam haven] . (havennummer [nummer01] ), een Samsung Galaxy S20 en 450 euro aan contant geld, die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en [bedrijf01] B.V. toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 2
Subsidiair
hij op 15 februari 2023 te Rotterdam, in een bedrijfsgebouw gevestigd aan de [adres02] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meerdere elektrische heaters en een schuurmachine, die aan [bedrijf02] B.V. toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
  • voornoemd bedrijfsgebouw binnen is gegaan en
  • voornoemde heaters en schuurmachine in meer tassen heeft gedaan en
  • richting de uitgang van dat bedrijfsgebouw is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist.
Motivering vrijspraak
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de voltooide diefstal, zoals primair ten laste gelegd onder feit 2, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte is gezien met een plastic en een papieren tas, waarin spullen van het bedrijf zaten. Daarmee heeft hij de spullen aan de feitelijke heerschappij van het bedrijf onttrokken en is sprake van een voltooide diefstal.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte is door een drietal medewerkers van het bedrijf aangetroffen in een ruimte van het bedrijfspand, waarbij hij twee tassen in zijn handen had. In die tassen zaten twee elektrische heaters en een schuurmachine die van het bedrijf zijn. Nu het gaat om een situatie waarin de verdachte zich nog in het bedrijfspand bevond, heeft de verdachte onvoldoende de feitelijke heerschappij over de goederen verworven, zodat nog geen sprake is van een voltooide diefstal.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.

3.Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2
Subsidiair
poging tot diefstal.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

4.Strafmotivering

Vooraf
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 10 maanden, met aftrek van de tijd door de verdachte doorgebracht in voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Hij gaat daarbij uit van andere feiten als die zijn bewezenverklaard. Hij gaat uit van een bewezenverklaring van het onder feit 1 en het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen en een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te matigen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het van belang dat hij zo spoedig mogelijk aan de slag kan met de bijzondere voorwaarden.
De beoordeling
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan inbraak in de woonruimte van een schip en geprobeerd een bedrijfsinbraak te plegen. De verdachte heeft geen respect getoond voor andermans eigendom en heeft voor overlast gezorgd. Daarnaast heeft hij schade aan het woongedeelte van het schip veroorzaakt. Diefstallen, al dan niet door braak, en pogingen daartoe veroorzaken niet alleen materiële schade, maar zorgen ook onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts aan zijn eigen financiële voordeel gedacht.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hij liep daarnaast nog in een proeftijd voor een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee in de straftoemeting.
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Uit dit rapport volgt dat de verdachte in 2021 de stabiliteit in zijn leven is verloren. In dat jaar is zijn relatie geëindigd, raakte hij zijn werk en huisvesting kwijt en ging hij middelen (alcohol en cocaïne) gebruiken om zijn problemen te vergeten. Er is sprake van een marginaal bestaan, een zeer beperkt sociaal vangnet en er zijn aanwijzingen dat de verdachte op de grens van een gemiddeld en beneden-gemiddeld intelligentieniveau functioneert. Daarnaast heeft hij een ambivalente houding ten opzichte van hulpverlening. De verdachte zegt enerzijds heel graag hulp te willen, maar raakt na zijn detentieperiodes telkens uit beeld en is onbereikbaar voor de reclassering. De reclassering geeft aan niet te twijfelen aan de intenties van de verdachte, maar dat sprake lijkt te zijn van een grote mate van overmacht. Nu zonder enige hulpverlening niets zal veranderen aan de situatie van de verdachte, adviseert de reclassering opnieuw een reclasseringstoezicht.
Passende straf
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

5.Vordering tot tenuitvoerlegging

Voorwaardelijke straf
Bij vonnis van 24 augustus 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan een gedeelte groot 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 8 september 2022.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Conclusie
De vordering tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt toegewezen.

6.Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde, zoals dit in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich, indien dit door de reclassering na het monitoren van de urinecontroles noodzakelijk wordt geacht, laten behandelen door GGZ Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in problematisch middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en harddrugs om het middelengebruik te beheersen/monitoren. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde zal meewerken aan de outreachende ambulante begeleiding vanuit Leger des Heils Veldwerk, of soortgelijke instantie, gericht op het op orde krijgen van zijn praktische zaken, zoals het verkrijgen van een ID-kaart, het verkrijgen en behouden van huisvesting, dagbesteding, het openen van een bankrekening, verkrijgen van een inkomen en het inzichtelijk en op orde krijgen van zijn financiën. Hij geeft de reclassering, indien noodzakelijk, inzage in zijn financiën.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast
de tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 1 maand, van de bij vonnis van 24 augustus 2022 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Janssen, voorzitter, en mrs. R.H. Kroon en C.J.L. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 24 mei 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.