ECLI:NL:RBROT:2023:7023

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/652480 / JE RK 23-303
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met aandacht voor opvoedvaardigheden van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 maart 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er momenteel geen perspectiefbiedende plaatsing voor [voornaam minderjarige01] is en heeft de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, aangespoord om de komende maanden een laatste poging te doen om een passende voorziening te vinden. De moeder van [voornaam minderjarige01] heeft intensieve begeleiding nodig en is bij meerdere instanties aangemeld, maar wordt steeds afgewezen vanwege haar jonge leeftijd en de benodigde begeleiding. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor een periode van vier maanden, met de nadruk op het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat als terugplaatsing bij de moeder niet mogelijk is, er een perspectiefbiedende plek voor [voornaam minderjarige01] gezocht moet worden, waarbij de mogelijkheid van plaatsing bij de oma van de moeder in overweging wordt genomen. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de pro forma datum een rapportage te doen over de stand van zaken en of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/652480 / JE RK 23-303
Datum uitspraak: 30 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 8 februari 2023;
- het e-mailbericht met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 27 maart 2023;
- het e-mailbericht met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 29 maart 2023.
Op 30 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, dhr. [naam01] en mw. [naam02] .
Mw. [naam02] heeft de mondelinge behandeling telefonisch bijgewoond.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een voorziening voor pleegzorg.
Bij beschikking van 24 oktober 2022 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 3 november 2023.
Bij beschikking van 23 januari 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 3 april 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De afgelopen periode heeft de GI gezocht naar een plek waar [voornaam minderjarige01] samen met de moeder kan verblijven. De moeder is bij acht of negen instanties, zowel binnen als buiten de regio, aangemeld. De moeder wordt steeds afgewezen vanwege de jonge leeftijd van [voornaam minderjarige01] in combinatie met de omstandigheid dat de moeder 24/7 intensieve begeleiding nodig heeft. De eerdere incidenten rondom de moeder tijdens haar laatste traject spelen ook mee. Er zijn meer soortgelijke instellingen, maar de GI vermoedt dat de moeder hier ook wordt afgewezen. Een ambulant traject bij YOUZ of Ipse de Bruggen, zoals de moeder voorstelt, is niet passend. Zij heeft een beperking, waardoor zij niet altijd de behoeften van [voornaam minderjarige01] voorop kan stellen en het haar aan inzicht en initiatief ontbreekt. Het is van belang dat het perspectief van [voornaam minderjarige01] duidelijk wordt. Gelet op de aanvaardbare termijn, kan zij niet te lang bij het crisispleeggezin verblijven. De GI is van mening dat het perspectief niet meer bij de moeder ligt. De oma moederszijde (hierna: mz) heeft eerder aangegeven dat zij de zorg voor [voornaam minderjarige01] niet kan dragen. Recent heeft oma mz aangegeven dat dit wel kan. Uit gesprekken met de moeder, een pleegzorgbegeleider vanuit Enver en een gedragswetenschapper volgt echter dat plaatsing bij oma mz niet passend is voor [voornaam minderjarige01] . Oma mz draagt al de zorg over het oudste kind van de moeder. Oma mz werkt veel. Er zijn zorgen over de verstandhouding tussen de moeder en oma mz. De moeder kan niet dagelijks bij oma mz zijn. Dit is een contra-indicatie voor pleegzorg, omdat de oma mz dan geen pleegzorgvergoeding krijgt.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] voor een kortere duur te verlengen dan door de GI is verzocht. De moeder is het niet eens met de beslissing van de GI over het perspectief van [voornaam minderjarige01] . De moeder maakt zich zorgen over de frequentie van de bezoekmomenten met [voornaam minderjarige01] . De moeder probeert haar indicatie, WLZ 7, naar beneden te krijgen, maar heeft deze indicatie nodig voor de plek waar zij op dit moment verblijft. De moeder wil de kans krijgen om met de juiste hulpverlening voor [voornaam minderjarige01] te zorgen. De moeder staat open voor EMDR- en cognitieve therapie. De oma mz heeft een brief geschreven, omdat zij ziet dat de hulpverlening op dit moment stagneert en het niet lukt om een passende verblijfplek voor [voornaam minderjarige01] en de moeder te vinden. De oma mz wil niet dat [voornaam minderjarige01] overgeplaatst wordt naar een ander pleeggezin. Aan de beslissingen die de GI neemt, moet een redelijk onderzoek ten grondslag hebben gelegen. Er is door de GI gekeken naar een perspectiefonderzoek binnen de GI, maar hiervoor geldt een wachtlijst van zes maanden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat het tot op heden nog niet is gelukt om een passende voorziening te vinden voor de moeder en [voornaam minderjarige01] , waar de opvoedvaardigheden van de moeder onderzocht kunnen worden. De moeder wordt steeds afgewezen op basis van haar WLZ7 indicatie. De moeder heeft 24/7 intensieve begeleiding en sturing nodig, te meer [voornaam minderjarige01] nog erg jong is. De eerdere incidenten rondom de moeder tijdens haar laatste traject spelen bij de afwijzingen ook mee. Een perspectiefonderzoek is daarom nog niet mogelijk. Er zijn op dit moment geen mogelijkheden om de moeder en [voornaam minderjarige01] samen te plaatsen en te observeren. Een terugplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder is daarom niet in het belang van [voornaam minderjarige01] . Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat er zo snel mogelijk duidelijkheid moet ontstaan over het perspectief van [voornaam minderjarige01] . Nu nog geen sprake is van een perspectiefbiedende plaatsing van [voornaam minderjarige01] , dringt de kinderrechter er bij de GI op aan dat de komende maanden een laatste poging wordt gedaan om een passende voorziening met voldoende ondersteuning voor de moeder en [voornaam minderjarige01] te vinden, waar de opvoedvaardigheden van de moeder onderzocht kunnen worden en waar zij na afloop zo nodig samen kunnen verblijven. Gelet hierop zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode verlengen dan door de GI is verzocht. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van vier maanden en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
Als een terugplaatsing bij de moeder niet mogelijk is, dient een perspectiefbiedende plek voor [voornaam minderjarige01] gezocht te worden. De oma mz heeft recent aangeboden om als pleegouder voor [voornaam minderjarige01] op te treden. De oudste dochter van de moeder woont al bij oma mz en dat gaat goed. De moeder en oma mz zouden graag zien dat [voornaam minderjarige01] ‘binnen de familie’ opgroeit. Van belang is evenwel dat [voornaam minderjarige01] ergens opgroeit waar aan haar ontwikkelingsbehoeften wordt voldaan. Het is aan de GI om de komende tijd te onderzoeken of een plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij oma mz in haar belang is.
De kinderrechter verzoekt de GI om
uiterlijk twee wekenvoor de hierna te noemen pro forma datum een rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de belanghebbende en mr. S. Ben Ahmed) omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg tot 3 augustus 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van het verzoek voor het overige verzochte wordt aangehouden tot
1 juli 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, de belanghebbende en mr. S. Ben Ahmed op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter het verzochte rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de belanghebbende en mr. S. Ben Ahmed).
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier, en op schrift gesteld op 26 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.