ECLI:NL:RBROT:2023:7005

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
10/090242-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bedreiging met vuurwapen en veroordeling voor medeplegen voorhanden hebben vuurwapen en munitie

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 2001 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, heeft de rechtbank Rotterdam op 25 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging, omdat het bewijs daarvoor niet wettig en overtuigend was. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat tijdens een schietincident op 31 maart 2023, de verdachte en een medeverdachte samen werden aangetroffen in een woning waar een geladen revolver en munitie onder een bank waren aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van het wapen, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van vuurwapens en de risico's die dit met zich meebrengt, vooral in stedelijke gebieden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/090242-23
Datum uitspraak: 25 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. [naam P.I.] ,
raadsman mr. A.W.J. van Galen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 6 juli 2023, uitgezonderd het contactverbod.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, aangezien uit het dossier niet volgt dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen dat onder de bank in de woning [adres 1] te Rotterdam werd aangetroffen.
4.2.2.
Beoordeling
Aanhouding verdachten
Op 31 maart 2023, omstreeks 22:20 uur vernamen verbalisanten dat een schietincident had plaatsgevonden aan de [straatnaam] te Rotterdam. Ter plaatse spraken de verbalisanten met [naam slachtoffer 1] die hen de plek aanwees, op de vierde verdieping ter hoogte van nummer [huisnummer A] , vanwaar hij zou zijn beschoten. Korte tijd later zagen verbalisanten dat er twee mannen, die voldeden aan het gegeven signalement, vanuit de [adres 1] richting [adres 2] liepen. Daarop hebben de verbalisanten de woning aan de [adres 2] betreden en daar troffen ze op een rode bank de verdachte en de medeverdachte aan.
Aantreffen vuurwapen
Later tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] werd onder de rode bank een zwart vuurwapen aangetroffen.
Het aangetroffen vuurwapen is een revolver kaliber .22lr van het merk BBM, model Olympic 38. Het was geladen en in de kamer van het wapen werden 7 kogelpatronen en
1 huls aangetroffen. De munitie was van het kaliber .22lr.
Bevindingen na forensisch onderzoek
Het vuurwapen is eveneens onderzocht en bemonsterd op humane biologische sporen. Onderzoek naar de sporen voorzien van SIN-nummer [SIN-nummer 1] (afkomstig van de trekker, haan, kolf, trommel, -as en ontgrendelpal) en SIN-nummer [SIN-nummer 2] (afkomstig van de loop) hebben geleid tot het aantreffen van het DNA van de verdachte (
relatief kleine hoeveelheid) en de medeverdachte (
relatief grote hoeveelheid).
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat twee mannen op 31 maart 2023 lachgas kwamen brengen, dat hij in paniek raakte toen er werd geschoten en dat hij vervolgens is gevlucht. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat er een wapen was tot er werd geschoten en dat hij ook niet wist dat er een wapen onder de bank in het appartement van zijn oom lag. Het wapen was niet van hem, wel heeft hij het wapen op een eerder moment een keer vastgehouden waardoor zijn DNA op het wapen kan zijn aangetroffen.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
Na een melding over een schietincident zijn de verdachte en medeverdachte aangehouden. Onder de bank, waarop de verdachte en de medeverdachte voorafgaand aan hun aanhouding zaten, is een vuurwapen aangetroffen. Op dit vuurwapen wordt zowel het DNA van de verdachte als het DNA van de medeverdachte aangetroffen. Direct voorafgaand aan de aanhouding zijn de verdachte en de medeverdachte vanuit woning nummer [huisnummer A] , vanwaar zou zijn geschoten, naar woning nummer [huisnummer B] gegaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en de medeverdachte tezamen en in vereniging het wapen aanwezig hebben gehad en dat zij ook over dat wapen hebben kunnen beschikken.
De verklaring van de verdachte en de medeverdachte, dat zij het wapen op een eerder moment hebben vastgehouden, acht de rechtbank gelet op al het voorgaande volstrekt ongeloofwaardig. Dit temeer nu de verdachte niet heeft gespecificeerd wanneer dit dan geweest zou zijn en onder welke omstandigheden.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde in vereniging voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 31 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, nl een omgebouwde revolver van het merk BBM, model Olympic, kaliber .22 LR en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Met vuurwapens worden ernstige delicten gepleegd. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens, met name in de grote steden, begint een steeds groter probleem te worden. Niet zelden leidt het bezit of het voorhanden hebben van een vuurwapen tot het daadwerkelijke gebruik daarvan. Het aantal schietincidenten met soms dodelijke afloop neemt nog steeds toe. Daarnaast wordt het gebruik van een vuurwapen in de huidige werkelijkheid niet geschuwd door jongeren en jong volwassenen zoals in de onderhavige zaak aan de orde is. Reden waarom tegen het bezit van vuurwapens hard behoort te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
6 juli 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering ervaart het impulsieve karakter en het sociale netwerk van de verdachte als risicoverhogende factoren. Het gros van de leefgebieden ervaren zij als beschermend. De verdachte heeft sinds een jaar een baan en heeft de wens om weer naar school te gaan. Hij woont nog bij zijn vader en heeft geen schulden. Tevens lijkt de verdachte zich bewust van zijn foutieve keuzes en staat hij er, ondanks het uitblijven van concrete hulpvragen, open voor om te werken aan zijn impulsieve handelen. De reclassering schat in dat het risico op recidive gemiddeld is en het risico op onttrekken aan voorwaarden laag.
De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen,
met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachte en het slachtoffer.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan alle door de
reclassering geadviseerde voorwaarden te houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de aard en de ernst van het feit acht de rechtbank de door de officier van justitie
gevorderde gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Net als de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de verdachte een contactverbod met de medeverdachte en slachtoffers op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. De veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. De veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cognitieve vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer en/of de begeleider;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mr. S.M. den Hollander en mr. L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, nl een omgebouwde revolver van het merk BBM, model Olympic, kaliber .22 LR en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans (een) vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van en/of op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te richten en/of vervolgens) één of meer kogels op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] af te vuren.