4.1.2.Beoordeling
Aangifte
Op 2 april 2023 heeft [naam slachtoffer 1] aangifte gedaan en verklaard dat hij op 31 maart 2023 samen met zijn vriend [naam slachtoffer 2] naar een adres aan de [straatnaam] te Rotterdam is gereden. Daar zou [naam slachtoffer 2] een fles drank gaan verkopen. Toen zij aankwamen op de [straatnaam] kwamen er twee mannen naar hen toe. De ene man was een blanke man, mogelijk Turks, rond 28 jaar oud en ongeveer 1.70 m lang, met een normaal postuur, een tatoeage van een diamant in zijn nek, lichte haarkleur en een klein baardje van een paar dagen (hierna: man 1). De andere man was een donkere man, rond de 26 jaar oud, minstens 1.90 m lang, slank postuur en hij droeg een blauwe Feyenoordbroek (hierna: man 2). Man 1 is op enig moment een portiek in gegaan om geld te halen. Toen hij terug kwam pakte hij een revolver uit zijn kleding en wees hij met het wapen in de richting van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zijn hierop weggerend. Toen [naam slachtoffer 1] richting de auto liep zag hij man 1 op de vierde verdieping van de flat staan. Hij had het wapen in zijn hand en richtte het wapen op [naam slachtoffer 1] . Man 1 heeft vervolgens één keer op [naam slachtoffer 1] geschoten. [naam slachtoffer 1] verklaarde dat hij doodsbang was en vreesde voor zijn leven.
Verklaring melder [naam slachtoffer 2] aan politie
[naam slachtoffer 2] heeft geen aangifte willen doen, maar hij is wel de melder van het incident geweest. Toen de politie ter plaatse kwam heeft hij -kort gezegd- het volgende verklaard. Hij heeft bier afgeleverd aan twee jongens in het portiek van [straatnaam] 1. Aan een Turks uitziende jongen van ongeveer 25 jaar en een Surinaamse man. Toen de Turks uitziende man naar boven ging om geld te halen, schoot hij vanaf de bovenste of derde verdieping drie keer op hem.
Aanhouding verdachten
Op 31 maart 2023, omstreeks 22:20 uur vernamen verbalisanten dat een schietincident had plaatsgevonden aan de [straatnaam] te Rotterdam. Ter plaatse spraken de verbalisanten met [naam slachtoffer 2] die hen de plek aanwees, op de vierde verdieping ter hoogte van nummer [huisnummer B] , vanwaar hij zou zijn beschoten. Korte tijd later zagen verbalisanten dat er twee mannen, die voldeden aan het gegeven signalement, vanuit de Schuddebeursstraat [huisnummer B] richting [adres 2] liepen. Verbalisanten verloren de mannen even uit zicht maar het vermoeden bestond dat zij de woning met nummer [huisnummer A] waren binnengegaan. Daarnaast deelde de meldkamer mee dat de bewoner van [huisnummer B] enige tijd geleden was overleden en dat de overleden persoon was aangetroffen door de bewoner van nummer [huisnummer A] . Daarop hebben de verbalisanten de woning aan de [adres 2] betreden en daar troffen ze op een rode bank een blanke man aan (de verdachte) en een donkere man met een blauwkleurige broek, voorzien van een Feyenoord logo (de medeverdachte). Eén van de verbalisanten herkent deze mannen als de mannen die eerder die avond uit de woning met nummer [huisnummer B] kwamen.
Aantreffen vuurwapen
Later tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] werd onder diezelfde rode bank een zwart vuurwapen aangetroffen.
Het aangetroffen vuurwapen is een revolver kaliber .22lr van het merk BBM, model Olympic 38. Het was geladen en in de kamer van het wapen werden 7 kogelpatronen en
1 huls aangetroffen. De munitie was van het kaliber .22lr.
Nadat de patronen uit de rol waren verwijderd, was te zien dat een patroon was afgevuurd.
Bevindingen na forensisch onderzoek
Het vuurwapen is onderzocht en bemonsterd op humane biologische sporen. Onderzoek naar de sporen voorzien van SIN-nummer [SIN-nummer 1] (afkomstig van de trekker, haan, kolf, trommel, -as en ontgrendelpal) en SIN-nummer [SIN-nummer 2] (afkomstig van de loop) hebben geleid tot het aantreffen van het DNA van de verdachte (relatief grote hoeveelheid) en de medeverdachte (relatief kleine hoeveelheid).
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat de twee mannen op 31 maart 2023 lachgas kwamen brengen. Ten aanzien van het schietincident en het aangetroffen DNA op het vuurwapen, verklaart de verdachte dat het wapen niet aan hem toebehoort, maar dat hij het wapen op een eerder moment een keer heeft vastgehouden. Verder beroept hij zich op zijn zwijgrecht.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat de verdachte en de medeverdachte de twee personen zijn aan wie [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] op 31 maart 2023 lachgas wilden verkopen. Dat [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij drank kwamen verkopen acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de verklaringen van de verdachte en medeverdachte ter zitting en gelet op het feit dat er lachgas is aangetroffen in de woning waar de verdachten zijn aangehouden. Anders dan de verdediging meent, is dit geen reden om aan de betrouwbaarheid van de gehele verklaringen van aangevers te twijfelen, immers de verklaringen zijn voor het overige consistent en komen op grote lijnen elkaar overeen.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat de verdachte en medeverdachte vanuit woning [huisnummer B] , door [naam slachtoffer 2] aangewezen als de plek van waaruit hij zou zijn beschoten, naar woning [huisnummer A] zijn gegaan, alwaar zij zijn aangehouden. Onder de bank, waarop de verdachte en de medeverdachte voorafgaand aan hun aanhouding zaten, is een vuurwapen aangetroffen. Op dit vuurwapen wordt zowel het DNA van de verdachte als het DNA van de medeverdachte aangetroffen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en de medeverdachte het wapen aanwezig hebben gehad en dat zij ook over dat wapen hebben kunnen beschikken. De verklaring van de verdachte dat hij het wapen op een eerder moment heeft vastgehouden, acht de rechtbank gelet op het voorgaande volstrekt ongeloofwaardig. Dit temeer nu de verdachte niet heeft gespecificeerd wanneer dit dan geweest zou zijn en onder welke omstandigheden.
Tot slot geldt dat kan worden vastgesteld dat het de verdachte -en niet die medeverdachte- is geweest die heeft geschoten. Deze vaststelling volgt uit de verklaringen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , die beiden verklaren dat de blanke man - en niet de donkere man - op hen heeft geschoten en uit het feit dat er DNA van de verdachte op het wapen is aangetroffen. Dat uit de bevindingen van het schotrestenonderzoek niet blijkt dat de verdachte betrokken was bij een schiethandeling, maakt dit niet anders. Immers, de bevindingen uit het onderzoek geven ook geen contra-indicatie voor de vaststelling dat de verdachte geschoten heeft.