ECLI:NL:RBROT:2023:7002

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
10/190703-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging moord en veroordeling voor poging doodslag met TBS en dwangverpleging

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, heeft de rechtbank Rotterdam op 25 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor poging moord, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor poging moord en bewezenverklaring voor poging doodslag, met een gevangenisstraf van twee jaar en TBS met dwangverpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging moord, maar bewezen verklaard dat hij op 28 juli 2022 met een auto op het slachtoffer is ingereden, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De verdachte ontkende de aanrijding te hebben gepleegd, maar de rechtbank achtte de verklaringen van getuigen en het bewijs overtuigend. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, gezien zijn psychische toestand, en de rechtbank legde een gevangenisstraf van 21 maanden op, met TBS en dwangverpleging. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/190703-22
Datum uitspraak: 25 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de P.I. [naam P.I.] , [afdeling] ,
raadsman mr. A.J. Sprey, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde poging moord;
  • bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren, alsmede terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de impliciet primair ten laste gelegde poging moord niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er weliswaar voldoende wettig bewijs is, maar dat er twijfels kunnen worden geplaatst bij de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. De verdachte ontkent de bestuurder te zijn geweest en onomstotelijk bewijs dat hij het wel was, ontbreekt. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat iemand anders de bestuurder was die op het slachtoffer is ingereden.
4.2.2.
Feiten en omstandigheden
Op 28 juli 2022 om 12:25 uur ontvangt de politie een melding dat er een gele personenauto op verschillende personen zou inrijden op de Sint Janshaven te Rotterdam. De bestuurder van het voertuig zou een wit trainingspak en een zwart vissershoedje op hebben. Ter plaatse worden de verbalisanten aangesproken door een omstander die wijst naar een man die voldoet aan het signalement (hierna: de verdachte). De verdachte wordt vervolgens aangehouden. Bij de aanhouding zien de verbalisanten bij de verdachte bloedvlekken op zijn kleding en handen.
Op aanwijzen van de getuige [naam getuige] wordt het een gele personenauto enkele straten verderop aangetroffen. Na onderzoek blijkt het voertuig op naam van de moeder van de verdachte te staan. De voorruit is aan de rechterzijde ingedeukt en verbrijzeld en ook worden er meerdere bloedspetters op de voorkant van de auto waargenomen. Ook in de auto wordt zowel op het stuur als op de versnellingspook bloed aangetroffen. DNA-onderzoek wijst uit dat de bloedsporen in de auto het DNA van de verdachte bevatten.
Getuigen verklaren dat er eerder die dag een ruzie was tussen vijf mannen op de Sluisjesdijk te Rotterdam. Volgens één getuige is daarbij een van de mannen geslagen. Deze man gaat vervolgens weg en komt terug in een gele auto waarmee hij probeert mensen aan te rijden. Kort daarna rijdt de man met hoge snelheid op de Sluisjesdijk over het fietspad en het trottoir waarbij hij het slachtoffer aanrijdt.
Door de politie zijn de camerabeelden van het incident uitgekeken en deze zijn ook in het strafdossier gevoegd. Op de camerabeelden is te zien dat de gele personenauto omstreeks 12:23 uur de Sluisjesdijk op komt rijden. Daarna draait de bestuurder het voertuig tussen de geparkeerde auto’s het fietspad op. Het voertuig rijdt een stukje rechtdoor over het fietspad, waarna de bestuurder instuurt op een persoon die op het trottoir loopt. De bestuurder rijdt vervolgens in op deze voetganger, die als gevolg daarvan door de lucht vliegt en over de heg tegen de pui van een pand wordt geworpen. De bestuurder van de gele personenauto rijdt door na de aanrijding. Op de camerabeelden is het kenteken van het voertuig, te weten [kentekennummer] , zichtbaar, evenals de witte bovenkleding van de bestuurder en de schade aan de voorruit van het voertuig.
Het slachtoffer van de aanrijding blijkt [naam slachtoffer] te zijn. Hij is op 13 september 2022 door de politie gehoord. Hij verklaarde dat hij op 28 juli 2022 met een collega terug kwam van zijn werk. Ze stonden op een parkeerplaats, vlak bij zijn huis. Daar zag hij een bekende lopen, met wie hij in het Russisch een gesprek voerde. Kort daarna kwam er een man aanlopen. Toen deze man hoorde dat er Russisch werd gesproken riep hij ‘moordenaars’. [naam slachtoffer] is vervolgens weggegaan en richting zijn huis gelopen. Terwijl hij naar huis liep, werd hij door zijn collega gebeld. Op het moment dat hij de oproep wilde beantwoorden voelde hij een harde klap en viel hij in de struiken naast het trottoir, waarna hij zijn bewustzijn verloor. Als gevolg van het ongeval had [naam slachtoffer] een wond aan zijn kaak, breuken in het gezicht, een klaplong, diverse wonden in het gezicht en een bloeding in zijn hoofd.
Overwegingen
De verdachte ontkent dat hij op 28 juli 2022 het slachtoffer heeft aangereden. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag buiten een korte wandeling ging maken en uit het niets werd aangevallen door een groep Russische mannen. Als gevolg van de aanval zou de verdachte verwondingen aan zijn rug hebben opgelopen. Om zijn verwondingen te laten behandelen wilde de verdachte naar een arts rijden. Hij is daarom in de gele Chevrolet van zijn moeder gaan zitten, maar toen hij er achter kwam dat hij bloedde, is hij weer uit de auto gestapt.
De rechtbank vindt de ontkennende verklaring van de verdachte niet geloofwaardig en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft aangereden. Uit de bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven volgt dat de verdachte op straat ruzie heeft gehad met het slachtoffer, die op dat moment in de Russische taal een gesprek voerde met een andere man. Het slachtoffer heeft de verdachte geslagen. Dit strookt in zekere zin met de verklaring van de verdachte, die stelt dat hij door Russische mannen is aangevallen. Vervolgens is de verdachte weggelopen en teruggekomen in de gele auto. Kort daarna heeft hij het slachtoffer, die op het trottoir liep, met hoge snelheid aangereden. Op camerabeelden is de aanrijding te zien en ook het kenteken van de auto. Een omstander heeft de verdachte vervolgens kort na de aanrijding in de nabije omgeving daarvan aangewezen als de man die in de betreffende auto reed. Deze auto bleek op naam te staan van de moeder van de verdachte en in de auto is bloed aangetroffen waarvan het DNA matcht met het DNA van de verdachte.
Poging doodslag
De rechtbank acht de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is met een personenauto tegen een voetganger aangereden. Op grond van de camerabeelden, de getuigenverklaringen en de schade aan het voertuig kan worden vastgesteld dat dit met een aanzienlijke snelheid moet zijn gebeurd. Op basis van dit rijgedrag van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer heeft aanvaard. Er bestond een gerede kans dat door de aanrijding vitale organen van het slachtoffer beschadigd zouden raken of dat hij ernstige verwondingen aan het hoofd zou oplopen, als gevolg waarvan hij zou kunnen overlijden.. Uit de genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat de verdachte aldus de (voorwaardelijke) opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 juli 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met hoge snelheid met een personenauto tegen die [naam slachtoffer] aan heeft gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(impliciet subsidiair):
Poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

De verdachte is in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) ter observatie opgenomen en onderzocht. Op 26 april 2023 hebben de deskundigen van het PBC over de geestvermogens van de verdachte een rapport uitgebracht. Uit dit rapport komt het volgende naar voren:
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie, een stoornis in cannabisgebruik, vermoedens van autisme, en dat er tevens aanwijzingen zijn voor PTSS en
persoonlijkheidsproblematiek. De deskundigen merken daarbij op dat zij onvoldoende informatie hebben om deze en andere diagnoses met zekerheid vast te kunnen stellen of uit te sluiten. Dit omdat de verdachte niet mee heeft willen werken aan de onderzoeken.
Uit het rapport blijkt dat de verdachte in de periode voor het ten laste gelegde dagelijks cannabis gebruikte. De verdachte gebruikte in de periode voor het ten laste gelegde geen anti psychotische medicatie. Uit de beperkte informatie over zijn voorgeschiedenis komen verschillende periodes van psychoses naar voren, en zowel tijdens het ten laste gelegde (door getuigen) als direct daarna (door politie en trajectconsult) wordt de verdachte als verward en psychotisch beschreven. Derhalve gaan de deskundigen er vanuit dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde psychotisch moet zijn geweest, waarbij er sprake moet zijn geweest van paranoïde wanen. Verdachtes denken en handelen lijkt in ieder geval in enige mate te worden beïnvloed door zijn paranoïde psychotische denkwereld, zodat tenminste enige doorwerking van de vastgestelde pathologie in het ten laste gelegde kan worden verondersteld. In het geval dat er geen sprake zou zijn geweest van een reëel conflict tussen de verdachte en het slachtoffer, en zij elkaar niet kenden, kan een sterkere en zelfs volledige doorwerking van de pathologie in het ten laste gelegde door de deskundigen niet worden uitgesloten.
De deskundigen adviseren om het ten laste gelegde feit in (enigszins) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen, waarbij een sterkere mate van vermindering of zelfs ontoerekeningsvatbaarheid niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de stoornis en het feit dat daarvan ten tijde van het plegen van het feit sprake was, over. De vraag is met name of dit leidt tot verminderde toerekeningsvatbaarheid (op een drie-puntsschaal) of tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan de vaststelling door de deskundigen dat het denken en handelen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in ieder geval in enige mate lijkt te zijn beïnvloed door zijn paranoïde psychotische denkwereld. Om die reden is de rechtbank, bij een drie-puntsschaal (toerekeningsvatbaar, verminderd toerekeningsvatbaar, ontoerekeningsvatbaar), van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en wordt het standpunt van de verdediging, dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is, niet gevolgd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte (volledig) uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar voor het bewezenverklaarde.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte is op 28 juli 2022 op de openbare weg met een personenauto op het slachtoffer, die nietsvermoedend op het trottoir liep, ingereden. Het slachtoffer werd ten gevolge hiervan door de lucht, over de heg en tegen de pui van een pand geworpen. Hij is door de klap zijn bewustzijn verloren. In het ziekenhuis bleek dat het slachtoffer een wond aan zijn kaak, breuken in het gezicht, een klaplong, diverse wonden in het gezicht en een bloeding in zijn hoofd had opgelopen en werd hij enige tijd kunstmatig in slaap gehouden. De verdachte heeft door zijn handeling gepoogd het slachtoffer van het leven te beroven. Daarna is hij zonder zich om het slachtoffer te bekommeren doorgereden. Dit door de verdachte getoonde gedrag getuigt van disrespect voor het lijf en leven van een ander. De rechtbank rekent de verdachte dit feit zwaar aan en is van oordeel dat een behoorlijke straf dient te volgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de rapportage van het Nederlands Instituut
voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (PBC),
betreffende de verdachte. Deze rapportage is op 26 april 2023 opgesteld en ondertekend door [naam GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog en [naam psychiater] , psychiater.
Zoals reeds onder paragraaf 6 besproken hebben de deskundigen vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie, een stoornis in cannabisgebruik, vermoedens van autisme en zijn er tevens aanwijzingen voor PTSS en persoonlijkheidsproblematiek. De deskundigen zijn van mening dat zolang de verdachte onbehandeld blijft, zijn binnenwereld dermate psychotisch en onvoorspelbaar is, dat hij richting buitenstaanders ogenschijnlijk plotseling tot agressie kan komen. Het recidiverisico wordt daarom hoog ingeschat.
Gezien het forse psychiatrische toestandsbeeld, de veronderstelde doorwerking in het ten
laste gelegde en het verhoogde herhalingsrisico op gewelddadig gedrag in ongunstige omstandigheden, adviseren de deskundigen om aan de verdachte een gedwongen behandeling op te leggen, teneinde het recidiverisico duurzaam te verlagen. Primair dient het huidige psychotische toestandsbeeld te worden behandeld middels anti-psychotische medicatie en het bieden van (dag)structuur. Gezien het ontbrekende ziektebesef dient dwangmedicatie te worden overwogen.
De deskundigen achten een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet aan de orde, aangezien de verwachting is dat de verdachte niet in staat is zich aan voorwaarden te houden, er geen rapportage is omtrent de aanwezigheid van een stoornis en de noodzaak van behandeling. Bovendien heeft de verdachte zich recent bij een oplegging tot een behandeling in een psychiatrische instelling in België onttrokken aan het zicht door naar Nederland te gaan. Derhalve adviseren de deskundigen enkel het opleggen van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De deskundigen verwachten dat de verdachte, zelfs bij goed effect op medicatie, lange tijd anti psychotische medicatie zal moeten blijven gebruiken. Derhalve zien zij geen mogelijkheid tot het opleggen van een zorgmachtiging.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de deskundigen gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf en maatregel
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Vanwege de ernst van het bewezenverklaarde feit is in beginsel ook het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. De rechtbank zal echter de door de officier van justitie geëiste ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren afwijzen. De verdachte heeft geen veroordelingen wegens het overtreden van de Wegenverkeerswet in Nederland op zijn strafblad heeft staan en de auto was voor de verdachte niet een bepalende factor bij het plegen van het feit.
De verdediging heeft verzocht geen tbs-maatregel op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een zorgmachtiging op te leggen.
De rechtbank onderschrijft echter de conclusie van de gedragsdeskundigen dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is en dat een zorgmachtiging in dit geval niet mogelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe is de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Toepassing van artikel 37b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht
Door de raadsman is verzocht toepassing te geven aan artikel 37b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, zodat zo snel als mogelijk met de behandeling van de verdachte kan worden aangevangen. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding gelet op de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf en de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mr. S.M. den Hollander en mr. L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 juli 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met hoge snelheid met een personenauto over/tegen die [naam slachtoffer] heen/aan heeft gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.