ECLI:NL:RBROT:2023:6981

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/639940 / HA ZA 22-483incident
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot afgifte van testament in erfrechtelijke procedure met bewijslevering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een incident in het kader van een erfrechtelijke procedure. De eisers, [persoon01] en [persoon02], hebben een verzoek ingediend op basis van artikel 843a Rv om het originele testament van [naam02] te verkrijgen. Dit testament is van belang voor hun bewijslevering in de hoofdzaak, waarin zij stellen dat [naam02] hen een bedrag van € 104.880,- verschuldigd is. De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 26 april 2023 bepaald dat de eisers bewijs moeten leveren van hun vordering. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de eisers aangegeven dat zij het originele testament nodig hebben om een nader onderzoek te laten uitvoeren door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO). De gedaagde, [persoon03], die het testament in haar bezit heeft, heeft verweer gevoerd tegen de vordering van de eisers, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers een rechtmatig belang hebben bij het verkrijgen van het testament. De rechtbank heeft [persoon03] veroordeeld om het testament binnen veertien dagen af te geven, met een dwangsom van € 500,- per dag voor het geval zij hier niet aan voldoet, tot een maximum van € 50.000,-. Tevens is [persoon03] veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de eisers de mogelijkheid hebben om getuigen te horen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/639940 / HA ZA 22-483
Vonnis in incident van 19 juli 2023
in de zaak van

1.[persoon01] ,

pro se en in zijn hoedanigheid van deelgenoot in het restant van de nalatenschap van [naam01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
2.
[persoon02],
pro se en in zijn hoedanigheid van deelgenoot in het restant van de nalatenschap van [naam01] ,
wonende te [woonplaats02] ,
eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident ex artikel 843a Rv,
advocaat mr. R.D. Rischen te Rotterdam,
tegen
[persoon03],
in haar hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [naam02] , alsmede in haar hoedanigheid van enig erfgenaam van [naam02] , alsmede in haar hoedanigheid van deelgenoot in het restant van de nalatenschap van [naam01] ,
wonende te [woonplaats03] ,
gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident ex artikel 843a Rv,
advocaat mr. P.J. Winkel te Leiden.
Partijen zullen hierna respectievelijk [persoon01] , [persoon02] en [persoon03] genoemd worden, omdat hun achternamen niet onderscheidend zijn.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 26 april 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte na tussenvonnis, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In het vonnis van 26 april 2023 zijn [persoon01] en [persoon02] toegelaten tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat [persoon01] en [persoon02] op 23 december 2013 met [naam02] (hierna: [naam02] ) zijn overeengekomen dat [naam02] zowel aan [persoon01] als aan [persoon02] een bedrag van € 104.880,- verschuldigd is en aan hen zal terugbetalen en waaruit blijkt dat [persoon01] en [persoon02] gerechtigd waren om hun schuldvorderingen te verrekenen met dat deel uit de nalatenschap van moeder wat [naam02] toekomt. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 24 mei 2023 waar [persoon01] en [persoon02] schriftelijk aan de rechtbank moesten laten weten of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel.
2.2.
Bij akte van 24 mei 2023 hebben [persoon01] en [persoon02] de rechtbank bericht dat zij het bewijs willen leveren door middel van bewijsstukken en door het horen van vijf getuigen.
2.3.
Wat betreft de bewijsstukken verwijzen [persoon01] en [persoon02] naar de al in het geding gebrachte stukken en stellen zij dat ze een nadere rapportage door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) willen laten opstellen, maar daarvoor het originele testament van [naam02] nodig hebben. Aangezien [persoon03] tijdens de mondelinge behandeling van 9 maart 2023 heeft verklaard te beschikken over het originele testament van erflater, vorderen [persoon01] en [persoon02] bij vonnis in incident dat [persoon03] wordt veroordeeld tot afgifte van het originele testament van 19 augustus 1999 van [naam02] aan hen, dan wel aan hun advocaat, dan wel rechtstreeks aan het NFO, opdat het NFO een nader onderzoek naar de handtekening van [naam02] kan verrichten, met bepaling dat [persoon03] een dwangsom van € 500,- per dag verbeurt, ingaande een week na het wijzen het vonnis in het incident, voor zover zij niet aan de veroordeling tot afgifte zou voldoen, met een maximum van € 50.000,-, alsmede met veroordeling van [persoon03] in de kosten van het incident.
2.4.
[persoon03] voert verweer tegen de incidentele vordering. Hierop zal hieronder, voor zover van belang, worden ingegaan.
2.5.
[persoon01] en [persoon02] hebben aan hun vordering artikel 843a lid 1 Rv ten grondslag gelegd. Dit artikel biedt een partij de mogelijkheid om kennis te nemen van bescheiden waarover zij niet, maar een ander wel beschikt. Een op basis van dit artikel ingestelde vordering is, behoudens in de gevallen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel, toewijsbaar als het gaat om concreet door de eisende partij geduide bescheiden die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, en de eisende partij een rechtmatig belang heeft bij inzage in, of afschrift dan wel uittreksel van, die bescheiden. Het vierde lid bepaalt dat degene die over de bescheiden beschikt of ze onder zijn berusting heeft geen inzage hoeft te geven als daar gewichtige redenen voor zijn.
2.6.
[persoon03] stelt dat [persoon01] en [persoon02] geen belang hebben bij hun vordering, omdat in het vonnis van 26 april 2023 staat dat zij direct bij hun akte bewijsstukken in het geding moeten brengen. De rechtbank volgt [persoon03] hier niet in. In het tussenvonnis is weliswaar opgenomen dat [persoon01] en [persoon02] schriftelijke bewijsstukken direct bij hun schriftelijke reactie moeten indienen, maar die zin ziet op bewijsstukken die er al zijn. [persoon01] en [persoon02] hebben toegelicht dat zij een nader rapport willen laten opstellen door het NFO. De rechtbank zal dit toestaan. Bij deze beslissing weegt mee dat er nog getuigenverhoren zullen plaatsvinden, zodat het niet de verwachting is dat de procedure extra vertraging hierdoor zal oplopen.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat [persoon01] en [persoon02] voldoende hebben toegelicht dat zij een rechtmatig belang hebben bij het originele testament van [naam02] . [persoon01] en [persoon02] zijn in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van hun stelling dat [naam02] een bedrag van € 104.880,- aan elk van hen verschuldigd is en aan hen zou terugbetalen. Volgens [persoon01] en [persoon02] hebben zij het originele testament nodig om een nader onderzoek te laten verrichten door het NFO naar de handtekening van [naam02] . Omdat zij het originele testament nodig hebben in het kader van de bewijslevering, is het rechtmatig belang gegeven.
Dat een nader onderzoek door het NFO (vanwege het ontbreken van de originele overeenkomst en brief en vanwege het niet aanwezig zijn van voldoende onderzoeksmateriaal) niet tot een andere conclusie zal leiden en het NFO ook met het originele testament geen volwaardig onderzoek kan doen, zoals [persoon03] stelt, maakt niet dat [persoon01] en [persoon02] geen rechtmatig belang hebben. Op dit moment kan namelijk niet vooruitgelopen worden op het onderzoek dat nog door het NFO moet worden uitgevoerd en is het aan het NFO om te beoordelen of zij met het originele testament wel een waarschijnlijkheidsoordeel kan geven. Gelet hierop is de rechtbank ook van oordeel dat het feit dat een scan van het testament niet als referentiemateriaal is gebruikt in het eerste rapport van het NFO, niet maakt dat [persoon01] en [persoon02] geen rechtmatig belang hebben. [persoon01] en [persoon02] zullen zelf moeten bepalen of een nader onderzoek door het NFO met alleen het originele testament van [naam02] zin heeft. Het rechtmatig belang vervalt daarmee echter niet.
2.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan de andere voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan. [persoon01] en [persoon02] vorderen dat [persoon03] het originele testament aan hen moet afgeven. Hoewel op grond van de tekst van artikel 843a Rv alleen inzage, afschrift of uittreksel kan worden gevorderd, zal de rechtbank [persoon03] toch veroordelen om het testament aan [persoon01] en [persoon02] af te geven. Bij deze beslissing weegt mee dat [persoon03] geen verweer voert tegen de afgifte en dat [persoon03] ook verklaart bij een veroordeling het testament vrijwillig te zullen verstrekken. Mede gelet op de beginselen van goede procesorde, ziet de rechtbank daarom voldoende redenen om [persoon03] te veroordelen om het testament aan [persoon01] en [persoon02] af te geven. [persoon01] en [persoon02] moeten het testament nadat het onderzoek door het NFO heeft plaatsgevonden wel teruggeven aan [persoon03] .
2.9.
De rechtbank zal aan de afgifte de door [persoon01] en [persoon02] gevorderde dwangsom verbinden. Ondanks dat [persoon03] verklaart het testament bij een veroordeling vrijwillig te willen verstrekken, is dit incident wel nodig geweest om haar daartoe te zetten. De gevorderde dwangsom zal daarom worden toegewezen. Deze acht de rechtbank niet buitensporig hoog en zal daarom niet worden gematigd. [persoon03] zal de dwangsom niet verbeuren als zij tijdig tot afgifte van het testament overgaat. De rechtbank zal de termijn waarbinnen [persoon03] het testament moet afgeven aan [persoon01] en [persoon02] op veertien dagen stellen na de datum van dit vonnis.
2.10.
Omdat [persoon03] de in het ongelijk gestelde partij is en zonder gewichtige redenen heeft geweigerd het originele testament aan [persoon01] en [persoon02] af te geven, zal zij in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld.

3.Vervolg procedure hoofdzaak

3.1.
De rechtbank staat het [persoon01] en [persoon02] toe om de in hun akte van 24 mei 2023 genoemde personen als getuigen te horen. Omdat de verhinderdagen die zijn doorgegeven inmiddels bijna twee maanden oud zijn, zal de rechtbank [persoon01] en [persoon02] in de gelegenheid stellen om de verhinderdagen van de partijen, hun advocaten en de getuigen in de maanden oktober tot en met december 2023 op te geven. De zaak zal daarvoor worden verwezen naar de rol van woensdag 2 augustus 2023. [persoon01] en [persoon02] kunnen op deze rol ook laten weten of zij ‘de nader te noemen persoon’ nog als getuige willen horen en zijn/haar naam doorgeven.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident:
4.1.
veroordeelt [persoon03] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan [persoon01] en [persoon02] af te geven het originele testament van 19 augustus 1999 van [naam02] , opdat het NFO nader onderzoek naar de handtekening van [naam02] kan verrichten;
4.2.
veroordeelt [persoon03] om aan [persoon01] en [persoon02] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 4.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
4.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
4.4.
veroordeelt [persoon03] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak begroot op € 598,- aan salaris voor de advocaat;
in de hoofdzaak:
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 2 augustus 2023 voor het opgeven door [persoon01] en [persoon02] van verhinderdagen van de partijen, hun advocaten en de getuigen in de maanden oktober tot en met december 2023.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen- Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.
3120