ECLI:NL:RBROT:2023:696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/10/642315 / HA ZA 22-605
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschappelijke woning tussen ex-partners met betrekking tot de waarde en toedeling

In deze zaak, uitgesproken op 1 februari 2023 door de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil tussen twee ex-partners over de verdeling van hun gemeenschappelijke woning. De partijen, aangeduid als de man en de vrouw, hebben een affectieve relatie gehad die in april 2022 is geëindigd. Ze zijn samen eigenaar van een woning, die zij in aanbouw hebben gekocht voor een totale koop-/aanneemsom van € 720.993,39. De man vordert dat de vrouw haar aandeel in de woning overdraagt aan hem voor de taxatiewaarde van € 740.000,00, terwijl de vrouw de waarde van de woning betwist en een deskundige taxatie eist. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning opnieuw moet worden vastgesteld door een bij het NWWI aangesloten taxateur, en dat beide partijen bij de taxatie aanwezig mogen zijn. De man krijgt vier maanden de tijd om de woning op zijn naam te zetten, mits hij aan bepaalde voorwaarden voldoet, waaronder het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. Indien de man niet binnen deze termijn kan overnemen, moet de woning aan een derde worden verkocht. De rechtbank wijst ook vorderingen van beide partijen af met betrekking tot de betaling van woonlasten en andere kosten, en bepaalt dat de proceskosten worden gecompenseerd. De vrouw wordt veroordeeld om binnen vijftien dagen een bedrag van € 410,00 aan de man te betalen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/642315 / HA ZA 22-605
Vonnis van 1 februari 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01]),
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Soytekin te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.B. Dubach te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 juli 2022, met producties 1 tot en met 13;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 5 oktober 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van de rechtbank van 14 november 2022 met het verzoek aan de man en de vrouw om een aantal stukken over te leggen;
  • de akte overlegging producties van de man, met producties 14 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 19 tot en met 32;
  • de akte overlegging producties van de vrouw, met producties 6 en 7;
  • de akte overlegging producties van de vrouw, met producties 8 tot en met 36;
  • de mondelinge behandeling op 22 december 2022, waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt;
  • de spreekaantekeningen van mr. D.B. Dubach.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad die in april 2022 is geëindigd. Zij zijn niet gehuwd geweest en hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten.
2.2.
Partijen zijn samen (ieder voor de onverdeelde helft) eigenaar van de woning aan de [adres01] in [plaats01] , hierna verder te noemen: ‘de woning’. Partijen hebben de woning, toen deze in aanbouw was, gekocht voor een koop-/aanneemsom van € 692.732,44. Voorafgaand aan de levering is de prijs voor de grond met € 6.825,95 verhoogd. Partijen hebben voorts meer- en minderwerk laten uitvoeren voor een bedrag van € 21.435,00. De totale koop-/aanneemsom bedraagt daarmee € 720.993,39. Ter financiering van de aankoop zijn partijen bij de ING Bank N.V. op beider naam een hypothecaire geldlening ten bedrage van € 715.000,- aangegaan.
2.3.
De woning is in september 2022 opgeleverd, maar wordt op dit moment niet bewoond. De man woont thans bij zijn moeder in Spijkenisse. De vrouw woont bij haar ouders in Alblasserdam.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om binnen 3 dagen na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen, strekkende tot toedeling/overdracht/levering van het aandeel van de vrouw in de woning te [adres01] , [postcode01] [plaats01] aan de man voor de taxatiewaarde van € 740.000,00, waarbij de man bij de overname aan de vrouw € 14.878,28 zal voldoen, dit op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,00;
II. indien de vrouw in gebreke blijft aan de veroordeling onder I te voldoen, de man vervangende toestemming te verlenen om die handelingen te verrichten die benodigd zijn voor een zo spoedig mogelijke overdracht/levering van de woning en toebehoren staande en gelegen te [adres01] , [postcode01] [plaats01] aan de man, alsmede om de levering en overdracht bij notariële akte te bewerkstelligen, waarbij de vervangende toestemming in de plaats treedt van de toestemming of medewerking van de vrouw, alsmede dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden ex artikel 3:300 lid 1 en 2 BW;
III. de vrouw te veroordelen om vanaf mei 2022 de helft van de woonlasten, zoals eigenaarslasten, hypotheek, gemeentelijke heffingen, verzekeringen, onderhoud, kosten meerwerk en energie/water lasten, kosten van de taxatie/makelaar/ notaris alsmede de overige kosten tot datum overdracht/levering aan de man, te betalen aan de man en/of instanties, een en ander binnen vijf dagen na betekening van het vonnis;
IV. de vrouw te veroordelen om de gezamenlijke rekening bij de ING Bank: [bankrekeningnummer01] op te zeggen / op te heffen, binnen vijf dagen na betekening van het vonnis en op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00;
V. de vrouw te veroordelen tot nakoming van de afspraken en afgifte van de gouden sieraden aan de man, althans voldoening van de waarde van € 5.000,00, althans minimaal de helft, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,00, althans een bedrag zoals door de rechtbank te bepalen, een en ander binnen vijf dagen na betekening van het vonnis;
VI. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
De conclusie van de vrouw strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van de man in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert in reconventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verdeling van de gemeenschap tussen partijen vast te stellen;
II. een deskundige te benoemen teneinde de waarde vast te stellen van de tot de gemeenschap behorende goederen en zaken (bestaande uit de gemeenschappelijke
eigendom van de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres01] ,
[postcode01] [plaats01] en de gezamenlijke bankrekeningen), voor zover partijen
daaromtrent geen overeenstemming bereiken, en het voorschot voor deze
deskundige over beide partijen gelijkelijk te verdelen;
III. de man te veroordelen om iedere maand uiterlijk op de laatste dag van de maand
de helft van de voor de volgende maand verschuldigde hypotheekkosten
rechtstreeks aan ING Bank N.V. te betalen, tot en met de datum dat de vrouw haar aandeel in de woning overdraagt (aan een derde althans aan de man);
IV. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
3.4.
De conclusie van de man strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van de vrouw in de proceskosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank die vorderingen gezamenlijk behandelen.
4.2.
Tussen partijen bestaat een eenvoudige gemeenschap. Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren. (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).
De gemeenschappelijke woning en hypotheek
4.3.
De man vordert toedeling van de woning aan hem tegen een waarde van
€ 740.000,00. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven in te kunnen stemmen met toedeling van de woning aan de man, maar niet met de waarde van de woning. Partijen verschillen dus nog slechts van mening over de waarde(bepaling) van de woning.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de man in de gelegenheid stellen het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen. Ten aanzien van de waarde waarvoor de man het aandeel van de vrouw kan overnemen, oordeelt de rechtbank als volgt.
4.5.
De man heeft een taxateur ingeschakeld die de waarde van de woning in mei 2022 heeft bepaald op € 740.000,00, uitgaande van de staat van de woning op dat moment. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de woning veel meer waard is.
4.6.
Nu de vrouw de taxatie betwist en er intussen negen maanden verstreken zijn sinds de datum van de taxatie, terwijl er na de taxatie nog werkzaamheden aan de woning zijn verricht, is de rechtbank van oordeel dat de waarde van woning (opnieuw) moet worden vastgesteld, en wel door een bij het NWWI aangesloten taxateur. De woning moet getaxeerd worden in de staat waarin die zich nu bevindt (“as is”). Tot de taxatie dient opdracht te worden gegeven door beide partijen en om een evenwichtige informatieverstrekking aan de taxateur te waarborgen zal worden bepaald dat beide partijen bij de taxatie aanwezig of vertegenwoordigd mogen zijn.
4.7.
De man wordt na de datum van het taxatierapport een periode van vier maanden gegund om ervoor te zorgen dat de woning op zijn naam wordt gesteld. De woning kan uitsluitend op naam van de man komen te staan indien de man ervoor zorgdraagt dat uiterlijk ten tijde van de notariële levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man (i) de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld (al dan niet middels aflossing van die hypothecaire schuld) en (ii) de helft van de overwaarde aan de vrouw wordt voldaan. De taxatie- en notariskosten en eventuele kosten gemoeid met het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid of de herfinanciering van de hypotheekschuld moeten door de man worden gedragen omdat deze kosten bij verkoop aan een derde niet door partijen gemaakt behoeven te worden.
4.8.
De vrouw moet meewerken aan de hiervoor genoemde notariële levering indien de man aantoont (bijvoorbeeld door een verklaring van de notaris en/of de hypotheekbank) dat aan de hiervóór in 4.7 genoemde voorwaarden zal worden voldaan
4.9.
Voor het geval de man de woning niet binnen de in 4.7 genoemde termijn van vier maanden kan of wil overnemen tegen de getaxeerde vrije verkoopwaarde, moet de woning worden verkocht aan een derde, waarbij de makelaar die de taxatie heeft verricht als verkoopmakelaar zal optreden. Partijen moeten over alle kwesties in verband met de verkoop waarover zij het niet eens kunnen worden, de adviezen van de verkoopmakelaar volgen.
4.10.
Na verkoop van de woning aan een derde moet uit de verkoopopbrengst eerst de op de woning rustende hypothecaire schuld worden afgelost. Vervolgens moeten uit die opbrengst de kosten van de makelaar en eventuele andere verkoopkosten worden betaald. Tot het daarna resterende saldo zijn partijen ieder voor de helft gerechtigd.
4.11.
Om het risico van executieproblemen zoveel mogelijk weg te nemen zal de rechtbank bepalen dat dit vonnis zo nodig in de plaats zal treden van de rechtshandelingen die een partij moet verrichten uit hoofde van dit vonnis. Het opleggen van dwangsommen is daarom niet nodig.
Woonlasten
4.12.
De man vordert veroordeling van de vrouw tot betaling van de helft van de woonlasten van de woning, waaronder de eigenaarslasten en hypotheek, vanaf mei 2022. De vrouw verzoekt in reconventie om de man te veroordelen om iedere maand de helft van de hypotheekkosten aan ING Bank N.V. te betalen.
4.13.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen beiden aan hun maandelijkse hypotheekverplichting jegens de bank hebben voldaan en nog steeds voldoen. Partijen hebben om die reden geen belang bij hun vorderingen, zodat de vordering van zowel de man als de vrouw zal worden afgewezen.
Diverse kosten
4.14.
De man vordert voorts betaling van de helft van een aantal andere door hem betaalde kosten met betrekking tot de gemeenschappelijke woning. Ter onderbouwing daarvan verwijst hij naar productie 12 bij dagvaarding en producties 20 en 31 bij de conclusie van antwoord in reconventie. Ter zitting heeft de man verklaard dat de kosten die zijn vermeld in productie 12 reeds zijn betaald, althans dat hij de vordering tot betaling van die kosten intrekt. De vordering van de man is daardoor nog beperkt tot een tweetal kostenposten:
Kosten van de opleveringskeuring
4.15.
De man stelt dat hij de kosten van de opleveringskeuring van de woning ad € 385,00 volledig heeft betaald. De vrouw heeft dit niet weersproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw erkend dat die kosten door beide partijen bij helfte moeten worden gedragen. De vrouw zal daarom worden veroordeeld om aan de man de helft van de door de man betaalde kosten van de opleveringskeuring, derhalve een bedrag van € 192,50, te voldoen.
Kosten van de loodslabben
4.16.
Volgens de man hebben partijen gezamenlijk opdracht gegeven om de loodslabben aan de achterkant van de woning te verlengen. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de man naar zijn e-mailbericht van 7 juni 2022 aan de aannemer waarbij het e-mailadres van de vrouw “in cc” staat (productie 20 bij de conclusie van antwoord in reconventie). In dat e-mailbericht staat:
“ […] Via deze weg wil ik aangeven dat hetgeen wat we communiceren, in samen spraak is met [gedaagde01] . Zodoende heb ik [gedaagde01] meegenomen in de CC.
We willen de loodslabben aan de achterkant langer hebben, dan op de tekening. Coen weet ongeveer hoeveel meter langer […].”
De extra kosten voor dit meerwerk bedragen € 450,00. Volgens de man heeft hij dit bedrag volledig aan de aannemer voldaan en dient de vrouw de helft daarvan aan hem te vergoeden.
4.17.
De vrouw betwist niet dat de man de volledige kosten van € 450,00 aan de aannemer heeft betaald. De vrouw brengt daar echter tegenin dat zij geen opdracht heeft gegeven om de loodslabben te verlengen. Nu de opdracht zonder toestemming van de vrouw is verstrekt, is zij niet gehouden om de helft van de kosten te dragen.
4.18.
De rechtbank is met de man van oordeel dat de vrouw gehouden is om de helft van de kosten van het verlengen van de loodslabben te dragen. Uit het e-mailbericht van 7 juni 2022 maakt de rechtbank op dat de vrouw op de hoogte was van de opdracht die door de man is verstrekt. De vrouw stond immers als geadresseerde in “cc” van het e-mailbericht. De vrouw heeft dit niet weersproken. Bovendien is gesteld noch gebleken dat de vrouw na ontvangst van de e-mail heeft geprotesteerd. De vrouw heeft dus stilzwijgend ingestemd met (de kosten van) het verlengen van de loodslabben en zal daarom worden veroordeeld om aan de man de helft van deze kosten, derhalve een bedrag van € 225,00, te vergoeden.
Vordering van de vrouw
4.19.
De vrouw stelt dat de man zonder haar toestemming bedragen van zowel de
gezamenlijke ABN Amro bankrekening als de gezamenlijke ING bankrekening naar zichzelf heeft overgeboekt. Uit dien hoofde vordert de vrouw betaling van een bedrag van € 4.167,28. Ter onderbouwing heeft de vrouw als productie 1 bij haar conclusie van antwoord een zelfgemaakt overzicht overgelegd met onder meer af- en bijschrijvingen.
4.20.
De man voert gemotiveerd verweer. Volgens hem heeft hij niet zonder reden een bedrag van de ING bankrekening naar zijn eigen rekening overgeboekt. Hij had dure spullen gekocht voor de woning en de vrouw wilde die spullen niet teruggeven of vergoeden. Om die reden heeft hij de kosten van die spullen teruggeboekt naar zijn eigen rekening. De man betwist ook de juistheid van het door de vrouw als productie 1 overgelegde overzicht. Een overboeking waarvan de man bewijs heeft overgelegd, staat bijvoorbeeld niet op het overzicht, aldus de man.
4.21.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de man had het op de weg van de vrouw gelegen om haar vordering nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Uit het door de vrouw opgestelde overzicht valt niet af te leiden hoe haar vordering tot stand is gekomen. Ter zitting heeft de vrouw uitgebreid de gelegenheid gekregen om haar overzicht en de daaruit voortvloeiende vordering toe te lichten. Desondanks is zij er niet in geslaagd uit te leggen hoe zij tot een vordering van € 4.167,28 is gekomen. De vordering van de vrouw zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Sieraden
4.22.
De man vordert afgifte van de gouden sieraden, dan wel vergoeding van de waarde ervan, die de vrouw voorafgaand aan het huwelijk heeft gekregen. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij een gouden ring en ketting heeft gegeven aan de vrouw, en dat zijn ouders een gouden armband en een gouden ketting hebben gegeven.
4.23.
De vrouw betwist niet dat zij gouden sieraden heeft ontvangen, maar volgens haar betreft het een gift. Haar is nooit verteld dat zij de sieraden zou moeten teruggeven als het huwelijk niet zou plaatsvinden.
4.24.
De vordering van de man zal worden afgewezen. De sieraden zijn in bezit van de vrouw en zijn dus kennelijk aan haar gegeven. Niet gebleken is dat de sieraden onder bepaalde voorwaarden zijn gegeven. De man heeft zijn stellingen in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw onvoldoende onderbouwd. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank dus een gift aan de vrouw, zodat de vrouw de sieraden niet hoeft terug te geven.
De bankrekening bij ING
4.25.
De man heeft tot slot gevorderd dat de gezamenlijke bankrekening bij ING met bankrekeningnummer [bankrekeningnummer01] wordt opgezegd c.q. opgeheven. Volgens de vrouw kan deze rekening niet worden opgezegd c.q. opgeheven omdat eerst het saldo moet worden verdeeld.
4.26.
Ter zitting is gebleken dat op de ING-bankrekening geen mutaties meer plaatsvinden. Het saldo bedraagt € 15,00. De man heeft tijdens de zitting te kennen gegeven dat hij de bankrekening graag wil voortzetten op zijn naam. De vrouw heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt. Omdat partijen de rechtbank geen handvatten hebben geboden voor de verdeling van het saldo van € 15,00, zal de rechtbank dit - mede gelet op de relatief geringe omvang - naar redelijkheid aan de man toedelen onder de verplichting om de helft aan de vrouw te vergoeden. De vrouw moet meewerken aan het op naam van de man stellen van de bankrekening.
4.27.
Nu de vrouw ingevolge hetgeen is overwogen in 4.15 en 4.18 een bedrag van € 417,50 aan de man moet betalen en de man ingevolge hetgeen is overwogen in 4.26 een bedrag van € 7,50 aan de vrouw moet betalen, blijft per saldo een vordering van de man op de vrouw over van € 410,00. De rechtbank zal de vrouw veroordelen om dat bedrag aan de man te betalen.
Proceskosten
4.28.
De proceskosten van partijen zullen, gelet op hun relatie (ex-partners), zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
gelast partijen de vrije verkoopwaarde van de woning in onbewoonde staat te laten taxeren door de makelaar/taxateur die de vrouw kiest uit een door de man op te stellen lijst van drie bij het NWWI aangesloten makelaars. De man zal deze lijst aan de vrouw voorleggen binnen tien dagen na de datum van dit vonnis en de vrouw zal binnen tien dagen na ontvangst van de lijst haar keuze aan de man kenbaar maken. Indien de man de lijst niet binnen tien dagen na de datum van dit vonnis aan de vrouw voorlegt, zal als taxateur worden aangewezen de makelaar die de vrouw aanwijst. Indien de man de lijst tijdig aan de vrouw voorlegt maar de vrouw haar keuze niet binnen tien dagen na ontvangst van de lijst aan de man kenbaar maakt, zal als taxateur worden aangewezen de makelaar die de man van de lijst kiest. De opdracht tot taxatie zal door beide partijen worden verstrekt. Partijen zullen de taxateur informeren dat alle correspondentie aan hen beiden verstuurd moet worden. Partijen mogen bij de taxatie aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Indien een partij aangeeft bij de taxatie aanwezig of vertegenwoordigd te willen zijn, dan zal bij het bepalen van de datum van de taxatie rekening gehouden worden met de verhinderdata van die partij;
5.2.
deelt de woning toe aan de man en rekent de hypotheekschuld toe aan de man onder de navolgende voorwaarden:
- de notariële levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man vindt plaats binnen vier maanden na de datum van het ingevolge 5.1 op te stellen taxatierapport;
- uiterlijk ten tijde van de notariële levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man (i) wordt de vrouw ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening of wordt de hypotheekschuld geheel door de man afgelost, en (ii) betaalt de man aan de vrouw haar aandeel (de helft) van de overwaarde (waarbij als overwaarde geldt de ingevolge 5.1 getaxeerde vrije verkoopwaarde van de woning in onbewoonde staat verminderd met de hypotheekschuld);
- de man draagt de kosten van de taxateur en de notaris en eventuele kosten gemoeid met het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid of de herfinanciering van de hypotheekschuld;
5.3.
gelast de vrouw mee te werken aan de in 5.2 genoemde notariële levering indien de man aantoont dat aan de in 5.2 genoemde voorwaarden zal worden voldaan;
5.4.
gelast partijen de woning te verkopen aan een derde indien niet binnen vier maanden na de datum van het ingevolge 5.1 op te stellen taxatierapport levering op de wijze bepaald in 5.2 heeft plaatsgevonden. Ingeval van verkoop aan een derde geldt het volgende:
  • als verkoopmakelaar zal optreden de ingevolge 5.1 gekozen makelaar;
  • indien partijen over de vaststelling van de vraag- of laatprijs of over enige andere kwestie in verband met de verkoop van de woning geen overeenstemming kunnen bereiken, zal ieder van hen gerechtigd zijn een bindend advies aan de verkoopmakelaar te vragen en zullen zij aan dat advies uitvoering geven;
  • iedere partij zal op verzoek van de andere partij elke rechtshandeling verrichten die nodig is om tot verkoop en levering van de woning aan een derde te komen, zoals het tekenen van de overeenkomst van opdracht met de verkoopmakelaar, de koopovereenkomst en de akte van levering (of een volmacht tot het tekenen van de akte van levering);
  • uit de verkoopopbrengst zullen partijen op de dag van levering de hypotheekschuld aflossen en de kosten van de makelaar en eventuele andere verkoopkosten betalen. Het daarna resterende bedrag komt aan partijen ieder bij helfte toe;
5.5.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de rechtshandelingen die een partij moet verrichten uit hoofde van dit vonnis maar waarmee hij of zij in gebreke blijft;
5.6.
bepaalt dat het saldo van de gezamenlijke bankrekening bij ING met rekeningnummer [bankrekeningnummer01] aan de man wordt toegedeeld;
5.7.
veroordeelt de vrouw om mee te werken aan het op naam van de man stellen van de gezamenlijke bankrekening bij ING met rekeningnummer [bankrekeningnummer01] ;
5.8.
veroordeelt de vrouw om binnen vijftien dagen na de datum van dit vonnis aan de man te betalen een bedrag van € 410,00;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.
3645/2083/3310