ECLI:NL:RBROT:2023:6948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
10219424
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en terugdraaiing opzegging door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster01], en haar werkgever, Belicio Cheatday B.V. De werknemer had op 11 september 2022 haar arbeidsovereenkomst opgezegd, maar kwam een maand later terug op deze opzegging. De werknemer stelde dat de werkgever haar niet aan de opzegging kon houden. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 23 maart 2023, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer haar arbeidsovereenkomst op 11 september 2022 daadwerkelijk had opgezegd en dat de werkgever, Belicio, aan zijn onderzoeksplicht had voldaan. De werknemer had in haar ontslagmail zes gedetailleerde redenen voor haar ontslag gegeven, die de kantonrechter als voldoende beschouwde om aan te nemen dat de werknemer haar ontslag serieus meende. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer niet kon terugkomen op haar opzegging, omdat er geen bewijs was dat zij onder invloed van een geestelijke stoornis of hevige gemoedsbeweging had gehandeld.

Daarnaast heeft de kantonrechter de verzoeken van de werknemer om een vergoeding voor onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst op een reguliere manier was beëindigd en dat er geen ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever was. Wel werd de werkgever veroordeeld tot betaling van € 1.613,10 bruto aan de werknemer, met rente vanaf 1 november 2022. De proceskosten werden door beide partijen zelf gedragen, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10219424 VZ VERZ 22-14311
datum uitspraak: 31 maart 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Shaaban,
tegen
Belicio Cheatday B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. Y.M. van Vliet.
De partijen worden hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘Belicio’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken;
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen.
1.2.
De zaak is op 23 maart 2023 op een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.Het geschil

2.1.
[verzoekster01] heeft bij Belicio gewerkt. Zij heeft op 11 september 2022 ontslag genomen. [verzoekster01] verzoekt, naast veroordeling van Belicio tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten:
primair:
1. voor recht te verklaren dat zij haar arbeidsovereenkomst niet opgezegd heeft;
2. als wordt geoordeeld dat [verzoekster01] de arbeidsovereenkomst wel opgezegd heeft, voor recht te verklaren dat die opzegging geen rechtsgevolg heeft, dat Belicio zich althans niet op die opzegging kan beroepen, althans deze opzegging te vernietigen;
3. Belicio te veroordelen [verzoekster01] haar loon vanaf 1 september 2022 te betalen, met wettelijke verhoging en rente;
4. Belicio ertoe te veroordelen [verzoekster01] weer tot haar werk toe te laten;
subsidiair, als geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst geëindigd is, Belicio te veroordelen tot betaling van:
5. een vergoeding voor onregelmatige opzegging;
6. een billijke vergoeding;
7. een transitievergoeding;
8. € 997,50 bruto (66,5 aan volgens [verzoekster01] ten onrechte als verlofuren geregistreerde uren).
2.2.
Belicio voert verweer.
2.3.
Als dit voor de beoordeling van belang is, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [verzoekster01] haar verzoeken en Belicio haar verweer onderbouwt.

3.De beoordeling

voorlopige voorziening
3.1.
[verzoekster01] vraagt naast wat onder 2. staat ook om een voorlopige voorziening. Omdat in deze beschikking meteen een eindoordeel over de zaak wordt gegeven, hoeft dat verzoek om een voorlopige voorziening niet besproken te worden.
opzegging arbeidsovereenkomst
3.2.
[verzoekster01] heeft haar arbeidsovereenkomst met Belicio op 11 september 2022 per e-mail opgezegd. Zij schrijft:
“Bij deze neem ik ontslag bij Belicio IJssalon Rotterdam. Ik heb hiervoor meerdere redenen en die plaats ik graag hieronder.
1. Er wordt niet meegedacht aan oplossingen voor de veiligheid van medewerkers.
2. De communicatie naar de medewerkers toe vind ik niet professioneel.
3. Gemaakte afspraken worden niet nagekomen.
4. Medewerkers moeten continu dingen herhalen wat voor frustratie zorgt.
5. Verbeteringen op de werkvloer worden teruggezet naar hoe het was, simpel omdat aangegeven wordt dat de winkel op deze manier ingedeeld is vanaf dag 1. Voor mij dus duidelijk dat processen niet verbeterd willen worden door HQ.
6. Op vrije dagen werkgerelateerde berichten ontvangen, dus onbetaald bezig houden met werk.
Dit heeft bij mij en bij meerdere personen die werkzaam zijn bij Belicio Cheatday voor veel frustratie gezorgd. Op deze manier is het voor mij onmogelijk geworden om gemotiveerd naar werk te gaan. Dit heeft zich omgezet naar lichamelijke klachten zoals migraine, misselijkheid, benauwdheid. Voor mij een duidelijke reden om bij Belicio te stoppen. Ik wens dan ook dat mijn persoonsgegevens verwijderd zullen worden uit jullie systeem zodra mijn laatste werkdag is geweest.
Ik zal mijn uren verder gewoon nog komen werken, zodra ik me weer beter voel.”
3.3.
Het is vaste rechtspraak dat Belicio als werkgever zorgvuldig na moet gaan of [verzoekster01] daadwerkelijk haar arbeidsovereenkomst op wil zeggen en of zij de gevolgen daarvan kan overzien. Belicio heeft dus een onderzoeksplicht. Hoe ver die plicht gaat hangt af van de omstandigheden van het geval. De omstandigheden van dit geval leiden tot het oordeel dat Belicio voldaan heeft aan haar onderzoeksplicht (of anders gezegd: deze niet geschonden heeft). Uit die omstandigheden kan worden afgeleid dat [verzoekster01] haar arbeidsovereenkomst met Belicio daadwerkelijk op wilde zeggen. Het volgende is van belang bij dit oordeel.
3.4.
De kantonrechter leest in de ontslagmail van [verzoekster01] van 11 september 2022 dat zij goed heeft nagedacht over haar ontslag. Zij formuleert zes, gedetailleerde, redenen voor haar ontslag die samengevat erop neerkomen dat [verzoekster01] het niet naar haar zin heeft bij Belicio, dat de manier waarop Belicio werkt, niet haar manier van werken is. De kantonrechter kan zich voorstellen dat die conclusie (‘ik ben hier niet op mijn plaats’) tot de nodige stress leidt ( [verzoekster01] heeft het in haar e-mail over lichamelijke klachten als migraine, misselijkheid, benauwdheid), maar (enige) stress is iets anders dan, zoals [verzoekster01] naar voren brengt in haar verzoekschrift, een ‘tijdelijke geestelijke stoornis’ of een ‘hevige gemoedsbeweging’. Dat daarvan sprake is (geweest) blijkt niet (uit (medische) stukken).
3.5.
Belicio heeft op 11 september 2022 het ontslag van Belicio aanvaard en partijen zijn overeengekomen dat op 11 oktober 2022 een einde aan de arbeidsovereenkomst zou komen. [verzoekster01] schrijft daarover aan Belicio, ook nog op 11 september 2022:
“Bedankt voor de snelle respons. Ik ben tot het besluit gekomen om weer voor mezelf te beginnen en mijn eigen succes waar te maken.
Bedankt voor de feedback.
Ik zal mijn maand gewoon nog afmaken (met als einddatum 11-10-2022) en zal uiteraard mijn positieve energie gebruiken op de werkvloer. Echter kom ik wel weer wanneer ik me beter voel. Voor nu pak ik mijn rust totdat de migraine weg is.”
3.6.
Dat [verzoekster01] onder invloed van een ‘tijdelijke geestelijke stoornis’ handelt of uit een ‘hevige gemoedsbeweging’ blijkt ook niet uit deze e-mail en evenmin uit de contacten die partijen de laatste maand dat de arbeidsovereenkomst nog duurde met elkaar hebben gehad. [verzoekster01] schrijft in haar e-mail van 30 september 2022 (bijlage 10 verzoekschrift) weliswaar dat zij ‘overspannen’ is, maar zij zegt daarbij dat tijdens haar vakantie iets voorgevallen is (‘twee incidenten’). In de e-mail lijkt [verzoekster01] dus te zeggen dat dat wat tijdens haar vakantie gebeurd is, haar even teveel is geworden, iets dat los staat van het einde van de arbeidsovereenkomst. Belicio heeft in de e-mail in ieder geval niet hoeven lezen dat [verzoekster01] helemaal geen einde aan haar arbeidsovereenkomst heeft willen maken. Daarover staat ook niets in de e-mail van
30 september 2022.
3.7.
[verzoekster01] is na 11 september 2022 dus nog met vakantie geweest en heeft ook nog bij Belicio gewerkt. Zij schrijft in haar tweede e-mail van 11 september 2022 (zie 3.5.) weer voor zichzelf te beginnen en uit die opmerking blijkt dat [verzoekster01] heeft nagedacht over haar inkomen na haar tijd bij Belicio. Als [verzoekster01] daar zelf over nagedacht heeft, en ze was manager bij Belicio en moet dus ook in staat worden geacht zelf uit te zoeken wat het betekent om ontslag te nemen en na te denken over wat zij daarna wil gaan doen, hoeft Belicio haar, mede gelet op wat hiervoor al is overwogen, niet te informeren over de gevolgen van het nemen van ontslag.
3.8.
Uiteindelijk zijn [verzoekster01] en Belicio niet vriendschappelijk uit elkaar gegaan. Belicio zag op 2 oktober 2022 reden om tegen [verzoekster01] te zeggen dat zij de laatste week niet meer hoefde te komen. [verzoekster01] zegt hierop dit jammer te vinden, ‘zeker omdat ik echt wel de intentie had om nog een paar leuke laatste dagen bij Belicio te komen werken’. De redenen voor deze beslissing van Belicio zijn hier niet van belang, maar wel dat [verzoekster01] er op 2 oktober 2022 dus zelf ook nog vanuit ging dat haar werk er bij Belicio bijna op zat. Om een week later, op 10 oktober 2022, dus een dag voor het einde en als [verzoekster01] haar bedrijfskleding en de sleutels al bij Belicio ingeleverd heeft, mee te delen:
“Ik wil jullie laten weten dat ik mijn opzegging wil terugdraaien. Ik heb de keuze gemaakt in een emotionele staat. Graag zou ik een afspraak willen maken bij de bedrijfsarts.”
Die emotionele staat blijkt echter niet uit iets wat zich voor en tussen 11 september 2022 en 10 oktober 2022 heeft afgespeeld. [verzoekster01] heeft haar arbeidsovereenkomst op 11 september 2022 opgezegd en partijen hebben de maand die hierop volgde naar deze opzegging gehandeld. Welke reden [verzoekster01] ook had om op 10 oktober 2022 op haar opzegging terug te komen, zij zegt zelf: ‘omdat ik toen pas doorhad dat ik tijdens ziekte geen ontslag moet nemen’, die reden betekent gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden niet dat Belicio [verzoekster01] niet aan haar opzegging kan houden. Dat kan Belicio wel. Uit alles blijkt namelijk dat de wil van [verzoekster01] erop gericht was een einde aan de arbeidsovereenkomst te maken. De onder 1, 2 en 4 genoemde verzoeken zijn daarom niet toewijsbaar. Op het loon vanaf 1 september 2022 (verzoek 3) wordt later teruggekomen.
vergoeding onregelmatige opzegging
3.9.
Het uitgangspunt is dat opzegging van een arbeidsovereenkomst plaatsvindt tegen het einde van de maand (artikel 7:672 lid 1 Burgerlijk Wetboek). [verzoekster01] stelt dat dit betekent dat haar arbeidsovereenkomst onregelmatig is opgezegd. Haar arbeidsovereenkomst eindigde immers op 11 oktober 2022 in plaats van per 1 november 2022. [verzoekster01] vraagt daarom om een vergoeding voor onregelmatige opzegging. Dit verzoek is niet toewijsbaar. Het genoemde artikel bepaalt namelijk dat ‘bij schriftelijke overeenkomst’ van het uitgangspunt kan worden afgeweken. Dat hebben Belicio en [verzoekster01] gedaan. Uit de e-mails (schriftelijkheidsvereiste) blijkt immers dat zij het erover eens waren dat de arbeidsovereenkomst op 11 oktober 2022 zou eindigen.
transitievergoeding
3.10.
Een werknemer heeft recht op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever door de werknemer is opgezegd (artikel 7:673 lid 1 onder b 1º Burgerlijk Wetboek). De kantonrechter gaat ervan uit dat [verzoekster01] haar verzoek om een transitievergoeding op dit wetsartikel baseert. Een andere grond om in dit geval een transitievergoeding toe te kennen is er niet.
3.11.
Het verzoek om een transitievergoeding is niet toewijsbaar. [verzoekster01] zegt onder 59. van haar verzoekschrift dat het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Belicio zit in het door haar niet nakomen van haar onderzoeks- en zorgplicht, maar hiervoor is geoordeeld dat daar geen sprake van is.
billijke vergoeding
3.12.
De wet noemt een aantal situaties waarin een billijke vergoeding toegekend kan worden. [verzoekster01] stelt niet welke in de wet genoemde situatie van toepassing is in deze zaak. Zij noemt weliswaar artikel 7:681 Burgerlijk Wetboek maar dat artikel gaat over opzegging door een werkgever en in dit geval heeft de werknemer ( [verzoekster01] ) opgezegd. De kantonrechter ziet ook zelf geen wetsartikel op basis waarvan een billijke vergoeding toegekend zou kunnen worden. Alleen daarom al is dit verzoek niet toewijsbaar. Los hiervan is de algemene regel voor het toekennen van een billijke vergoeding dat de werkgever een ernstig verwijt te maken moet zijn. Belicio valt in deze zaak echter geen ernstig verwijt te maken. Onder 3.4. is al vastgesteld dat [verzoekster01] op enig moment tot de conclusie moet zijn gekomen dat zij bij Belicio niet op haar plaats is. Dat is jammer, Belicio had dat ook liever anders gezien zei zij op de zitting, maar zoiets kan gebeuren. Dat [verzoekster01] zich niet op haar plaats (meer) voelt, is echter niet per definitie iets waar Belicio iets aan kan doen.
loon, verlofuren
3.13.
[verzoekster01] verzoekt onder 3. loondoorbetaling vanaf 1 september 2022. Dit verzoek is alleen toewijsbaar voor de laatste week van de arbeidsovereenkomst. Op de zitting bleek dat Belicio die week nog niet aan [verzoekster01] heeft betaald. De periode daarvoor is betaald en vanaf 11 oktober 2022 is loonbetaling gelet op de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verzoekster01] niet aan de orde.
3.14.
Het gaat wat die laatste week betreft om 38 uur maal € 15,00 bruto per uur, met 8% vakantietoeslag. Dit is bij elkaar € 615,60 bruto.
3.15.
In loonstrook 10/2022 (bijlage 16 verzoekschrift) staat dat 66,5 ‘Overwerkuren Res. Vrije Dagen’ op het loon van [verzoekster01] in mindering zijn gebracht. Het gaat om € 997,50 bruto. [verzoekster01] stelt dat dit ten onrechte is gebeurd en wil dit bedrag alsnog betaald krijgen. Belicio voert onder nummer 16. van haar verweerschrift aan dat het om 34,5 min-uren gaat en dat [verzoekster01] haar standpunt niet goed onderbouwt. Als Belicio als werkgever echter 66,5 uur op het loon inhoudt, en dat staat in de loonstrook, niet 34,5 uur, is het in principe wel aan haar, als [verzoekster01] in twijfel trekt of dit wel juist is, om aan te tonen dát het juist is. Dit doet Belicio echter niet. Zij laat niet zien hoe het precies met die 66,5 uur zit. Als Belicio dit (inzicht geven) met haar bijlage 7 probeert te doen, had van haar een toelichting op dat overzicht verwacht mogen worden. Die toelichting ontbreekt. Een en ander betekent dat nu Belicio niet aantoont dat terecht 66,5 uur ingehouden is, ervan uit wordt gegaan dat dit ten onrechte is gebeurd en dat Belicio [verzoekster01] nog € 997,50 bruto na moet betalen.
3.16.
In totaal moet Belicio [verzoekster01] dus nog (€ 615,60 + 997,50 = ) € 1.613,10 bruto betalen. De rente die [verzoekster01] hierover vordert is toewijsbaar vanaf 1 november 2022 (de 1e dag van de maand nádat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd). De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek te matigen tot nihil. Belicio heeft [verzoekster01] haar reguliere loon steeds op tijd betaald. Het gaat nu nog ‘slechts’ om wat ‘afwikkelpunten’.
proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad
3.17.
[verzoekster01] en Belicio krijgen allebei op punten (on)gelijk. De kantonrechter ziet daarin aanleiding te bepalen dat ieder van hen de eigen proceskosten betaalt, daaronder begrepen de door [verzoekster01] verzochte buitengerechtelijke incassokosten.
3.18.
Deze beschikking wordt zoals [verzoekster01] vraagt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat als deze zaak aan een hogere rechter wordt voorgelegd, [verzoekster01] in afwachting van de uitspraak van die hogere rechter wel alvast kan afdwingen dat Belicio voldoet aan de veroordeling in deze beschikking.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Belicio om € 1.613,10 bruto aan [verzoekster01] te betalen, met rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf 1 november 2022 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald;
4.2.
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten betalen;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686