ECLI:NL:RBROT:2023:6942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
10-096666-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de (verlengde) uitvoer van cocaïne met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en niet ingeschreven in de basisregistratie personen. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De officier van justitie, mr. M. Vollebregt, had gevorderd dat de verdachte voor 48 maanden gevangenisstraf zou worden veroordeeld, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, gezien de bekennende houding van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, de gevangenisstraf beperkt moest worden tot 38 maanden onvoorwaardelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 april 2023 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk ongeveer 17 kilogram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet en heeft geen feiten of omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de internationale drugshandel ernstige maatschappelijke problemen met zich meebrengt, en dat de verdachte louter uit financieel gewin heeft gehandeld.

De rechtbank heeft besloten dat de gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd in de penitentiaire inrichting, en dat de verdachte in aanmerking kan komen voor deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling. Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat de in beslag genomen bestelauto en mobiele telefoon aan de verdachte zullen worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-096666-23
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1994,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende op het adres:
[adres01] , [woonplaats01] , [land01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. S.C. van Klaveren, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 april 2023 te Hendrik-Ido-Ambacht, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1
lid 5 Opiumwet, ongeveer 17 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verlengde uitvoer van ruim zeventien kilo cocaïne. Hij was in de door hem bestuurde bestelauto op weg naar Frankrijk. Door de uitvoer van drugs wordt de internationale drugshandel in stand gehouden, met alle daaraan verbonden negatieve effecten. Het gebruik van harddrugs werkt verslavend en is schadelijk voor de gezondheid. Daarnaast is algemeen bekend dat de internationale handel in verdovende middelen gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning van de bovenwereld. De verdachte heeft louter gehandeld om er financieel beter van te worden. De verdachte heeft aldus het maatschappelijk belang dat de samenleving verschoond blijft van de problemen die de handel in harddrugs met zich brengt, hieraan ondergeschikt gemaakt.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De officier van justitie heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geëist en de verdediging heeft verzocht om een aanzienlijk lagere straf met een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf op zichzelf recht doet aan de ernst van het feit. Echter rekening houdend met de bekennende en meewerkende proceshouding van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en de
straffen die in soortgelijke zaken in Nederland worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot het onvoorwaardelijke deel zoals door de officier van justitie gevorderd. Nu de verdachte woont en werkt in Frankrijk en – op dit strafbare feit na – geen band heeft met Nederland, ziet de rechtbank geen noodzaak om ook een voorwaardelijk strafdeel aan de verdachte op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het bewezenverklaarde feit is met behulp van de onder de verdachte in beslag genomen bestelauto gepleegd. De verdovende middelen waren verborgen in een loze ruimte – niet zijnde een (achteraf) ingebouwde verborgen ruimte – in die bestelauto. Mede gelet op de draagkracht van de verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf ook de bijkomende straf van verbeurdverklaring van de bestelauto op te leggen. Ten aanzien van de in beslag genomen bestelauto zal daarom een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Ook ten aanzien van de in beslag genomen mobiele telefoon van de verdachte zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 38 (achtendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van de Fiat Doblo bestelauto (goednummer: [beslagnummer01] ) en de Apple iPhone X (goednummer [beslagnummer02] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.G. Polke en J.M. Grubben, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 april 2023 te Hendrik-Ido-Ambacht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet, ongeveer 17 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2023 te Hendrik-Ido-Ambacht, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 17 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.