ECLI:NL:RBROT:2023:6941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
10-101083-23 / TUL VV: 10-171663-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling met gevangenisstraf

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die op 16 april 2023 in Rotterdam betrokken was bij een gewelddadig incident. De verdachte heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer01] door haar met een mes in het bovenbeen te steken. Dit gebeurde tijdens een conflict in zijn woning, waar de verdachte en de slachtoffers, [slachtoffer01] en [slachtoffer02], aanwezig waren. De verdachte heeft tijdens de confrontatie met een mes gezwaaid en dreigende woorden geuit, wat leidde tot angst bij de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gezien de kwetsbaarheid van de lichaamsdelen die hij aanviel. Daarnaast heeft de verdachte de bril en telefoon van [slachtoffer02] vernield. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 197 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De verdachte is eerder niet veroordeeld voor mishandeling, maar heeft wel een strafblad met agressief gedrag. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-101083-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10-171663-22
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum [naam detentiecentrum01] ,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 13 juli 2023;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-171663-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde, zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het onder 1 (primair en subsidiair) ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 primair is aangevoerd dat de verdachte weliswaar een mes heeft gepakt en tijdens de ontstane worsteling met mevrouw [slachtoffer01] zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met het mes, maar dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van (zwaar lichamelijk) letsel aan [slachtoffer01] . Er zijn onvoldoende gegevens op basis waarvan de aanwezigheid van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kan worden vastgesteld en de verdachte heeft die kans, voor zover aanwezig, ook niet aanvaard.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de verklaringen van [slachtoffer01] en aangeefster [slachtoffer02] ter plaatse en de verklaring van de verdachte ter zitting, volgt dat zij – na een avondje uit – met zijn drieën in de woning van de verdachte waren. De verdachte wilde op enig moment gaan slapen, maar hij vond dat [slachtoffer01] en [slachtoffer02] te veel geluidsoverlast veroorzaakten. De verdachte wilde hen daarom de woning uit hebben. Kennelijk is er toen duw- en trekwerk ontstaan en hebben de vrouwen de verdachte vervolgens naar de grond gewerkt en enige tijd in bedwang gehouden. Vervolgens heeft de verdachte een mes gepakt en is hiermee op beide vrouwen afgestapt. Volgens de verdachte hield hij het mes met de punt naar boven en zei hij: “
ik ga jullie nu wat aandoen als jullie mijn huis niet uit gaan”.
Over wat er vervolgens is gebeurd lopen de verklaringen van de verdachte en die van [slachtoffer01] en [slachtoffer02] uiteen. De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer01] op hem afliep, dat een worsteling is ontstaan waarbij hij het mes nog altijd in zijn hand had en dat [slachtoffer01] tijdens die worsteling door het mes moet zijn geraakt.
Hiertegenover staat ten eerste de verklaring van [slachtoffer01] . Hoewel zij geen aangifte heeft willen doen, heeft zij wel onmiddellijk na het incident tegenover de verbalisanten die op de melding zijn afgekomen verklaard dat de verdachte stekende bewegingen maakte naar haar en [slachtoffer02] en dat ze in haar been gestoken was. Ook [slachtoffer02] heeft verklaard dat de verdachte stekende bewegingen maakte naar haar en naar [slachtoffer01] . Zij heeft niet gezien dat de verdachte [slachtoffer01] daarbij heeft geraakt, maar wel dat die laatste bloed had op haar hand en broek.
Eén van de verbalisanten ter plaatste heeft gezien dat [slachtoffer01] in haar broek en bovenbeen een snee had van ongeveer 1 tot 1,5 cm. Hier stroomde bloed uit en er was een uitstulpende onderhuidse vetlaag waarneembaar. Een andere verbalisant vernam van een ambulancemedewerker ter plaatse dat [slachtoffer01] eveneens in haar borst was gestoken.
De rechtbank stelt op basis van de genoemde feiten en omstandigheden vast dat de verdachte met een mes in het bovenbeen van [slachtoffer01] heeft gestoken. Zowel [slachtoffer01] als [slachtoffer02] heeft verklaard dat de verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt, [slachtoffer01] heeft daarnaast verklaard dat zij ook daadwerkelijk in haar been is gestoken en het door de verbalisanten waargenomen letsel – een smalle snee die gelet op het uitstulpende vet van enige diepte moet zijn geweest – past bij die verklaringen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte daarmee minstgenomen voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer01] . In het bovenbeen zitten immers kwetsbare pezen, aders en spieren en de kans op zwaar lichamelijk letsel is bij het steken met een mes in het bovenbeen dan ook aanmerkelijk. Uit het feit dat de verdachte niettemin heeft gestoken blijkt dat hij die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
4.3.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent de schade aan de bril te hebben veroorzaakt. Hij noemt als mogelijke verklaring voor de schade aan de bril dat aangeefster zelf op haar bril is gaan staan terwijl deze op de grond lag. De verdachte stelt verder de telefoon nooit in zijn handen te hebben gehad en dat de telefoon wellicht beschadigd was. De verklaring van aangeefster [slachtoffer02] is niet betrouwbaar. Als daadwerkelijk sprake zou zijn geweest van door de verdachte opzettelijk veroorzaakte schade aan de bril en de telefoon, dan had het op de weg van aangeefster gelegen om een vordering ter vergoeding van de schade in te dienen. Uit niets blijkt dat aangeefster niet zelf (abusievelijk) op haar bril is gaan staan of dat haar telefoon niet reeds beschadigd was.
4.3.2.
Beoordeling
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op enig moment haar bril heeft gepakt en op de grond heeft gegooid. Hierdoor viel het glas uit haar bril en brak er een pootje af. In het procesdossier is een foto aanwezig van de bril met het afgebroken pootje.
De aangeefster heeft verder verklaard dat de verdachte op enig moment haar spullen pakte en vanaf de eerste verdieping naar beneden gooide. Dit deed hij ook met haar telefoon. Hierdoor ontstond zichtbare schade aan de lak en het scherm. Deze schade is door de verbalisanten ter plaatse waargenomen.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de verdachte de bril en telefoon van aangeefster heeft vernield. De verdachte heeft als mogelijkheid benoemd dat aangeefster haar eigen bril heeft vernield en/of dat de telefoon al beschadigd was, maar hier geen handen en voeten aan gegeven en het dossier bevat hiervoor ook geen enkele aanwijzing.
4.3.3.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 3 ten laste gelegde vernieling heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 16 april 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer01] meermalen heeft gestoken met een mes, in het been en of de borst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 16 april 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een zonnebril en een mobiele telefoon (merk/type Iphone 13), die geheel aan [slachtoffer02] toebehoorden heeft vernield
en/ofbeschadigd ;
Ten aanzien van feit 2 is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
2
hij op 16 april 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] en [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door een mes te tonen en in de richting van die [slachtoffer01] en die [slachtoffer02] en hierbij de woorden toe te voegen dat hij ging steken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair
poging tot zware mishandeling;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte worden opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft één slachtoffer met een mes in het bovenbeen gestoken, waardoor zij een flinke en diepe steekwond had in haar been. Het is een kwestie van geluk geweest dat zij hieraan geen ernstiger letsel heeft overgehouden. De omstandigheid dat het gevolg van het aan dit slachtoffer toegebrachte letsel niet tot de dood heeft geleid, is in het geheel niet aan de verdachte te danken. Met zijn handelen heeft de verdachte bovendien een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van dit slachtoffer. Voorts heeft de verdachte beide slachtoffers met een mes bedreigd. Ook dit feit is ernstig van aard. De slachtoffers hebben gevreesd voor hun leven. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten angst (kunnen) inboezemen bij slachtoffers en een grote negatieve impact (kunnen) hebben op hun verdere leven. Tot slot heeft de verdachte met het plegen van de vernielingen geen enkel respect getoond voor andermans eigendom.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor mishandeling, maar wel meermalen verdacht en/of veroordeeld wegens agressief en grensoverschrijdend gedrag, zoals geweld tegen beroepsbeoefenaars (politie).
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 juli 2023. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Met name de relatie met zijn (ex-)vriendin, zijn middelengebruik en mogelijk gebrekkige emotieregulatie zijn delictgerelateerde en risico verhogende factoren.
Ten aanzien van de relatie met zijn (ex-)vriendin lijkt een patroon zichtbaar waarin ze elkaar aantrekken en afstoten. Een interventie gericht op de communicatievaardigheden, agressiebeheersing en conflicthantering van de verdachte (en zijn (ex-)vriendin) is wat hen betreft noodzakelijk om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. De risico's op forse conflicten, gepaard met geweld, lijkt daarnaast toe te nemen onder invloed van middelen. Met name het alcoholgebruik lijkt een versterkend effect te hebben op de relationele problemen en zijn emoties, hetgeen tot escalaties kan leiden. De reclassering vindt derhalve dat het middelengebruik tevens een onderdeel moet zijn van de behandeling.
De reclassering meent verder dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de consequentie kan hebben dat de verdachte zijn woning verliest, gelet op het feit dat hij nu al drie maanden zijn huur niet heeft kunnen betalen. Dit wordt, gelet op zijn medische toestand, onwenselijk geacht. De verdachte heeft eerder een werkstraf positief afgerond, waardoor zij hem wel in staat achten een taakstraf uit te kunnen voeren indien dit opgelegd wordt. Door de reclassering wordt gelet op al het voorgaande dan ook geadviseerd om aan de verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met de aangeefster en het meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In plaats daarvan wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Met de officier van justitie en de reclassering acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte verder zal worden begeleid en ondersteund door de reclassering. Om deze reden zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd in voornoemd rapport. Anders dan is geadviseerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een contactverbod met aangeefster [slachtoffer02] op te leggen omdat niet is gebleken dat de aangeefster daar prijs op stelt.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, de verplichting om mee te werken aan controle van het gebruik van drugs en alcohol om het middelengebruik te kunnen beheersen en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 oktober 2022 van de politierechter in van deze rechtbank is de verdachte ter zake van belediging van (politie)ambtenaren in functie en wederspannigheid bij aanhouding veroordeeld tot een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis waarvan een gedeelte groot € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 15 november 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gevorderd.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de huidige financiële situatie van de verdachte zal de rechtbank die last niet geven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 197 (honderdzevenennegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken bij de reclassering zolang en frequent als deze dit noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde werkt, indien nodig, mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de
onder nummers 1, 2 en 3 genoemde bijzondere voorwaardenen het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht zodat thans geen onvoorwaardelijk strafdeel resteert, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 31 oktober 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 250 subsidiair 5 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en L.R Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.G. Polke en J.M. Grubben, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.hij op of omstreeks 16 april 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal, heeft gestoken, althans (een) zwaaiende en/of stekende beweging(en) heeft gemaakt met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in, althans in de richting van, het been en/of de borst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 16 april 2023 te Rotterdam zijn levensgezel, [slachtoffer01] , heeft mishandeld door die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal te steken in het been en/of in de borst met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, althans (een) zwaaiende en/of stekende beweging(en) te maken in de richting van die [slachtoffer01] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp;

2.hij op of omstreeks16 april 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of hiermee (een) zwaaiende en/of stekende beweging(en) te maken in de richting van die [slachtoffer01] en/of die [slachtoffer02] en/of hierbij de woorden toe te voegen dat hij ging steken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

3.hij op of omstreeks 16 april 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een zonnebril en/of een mobiele telefoon (merk/type Iphone 13), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.