ECLI:NL:RBROT:2023:6937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
10.278756.21 en 10.303207.21 (ter terechtzitting gevoegd) en 05.740317.18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met vrijspraak voor heimelijk filmen en heling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die werd beschuldigd van belaging, bedreiging, heimelijk filmen en heling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanklachten van heimelijk filmen en heling, maar veroordeelde hem voor belaging en bedreiging. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 96 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en er werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod met betrekking tot de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door ongewenst contact te zoeken, ondanks haar verzoek om afstand te houden. De bedreiging werd bewezen verklaard op basis van een dreigende boodschap die de verdachte via WhatsApp had gestuurd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychologische rapportages, en legde een 38v-maatregel op ter bescherming van de aangeefster. De officier van justitie werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een andere zaak. De benadeelde partij, de aangeefster, kreeg een schadevergoeding van € 1.000,- toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers 10.278756.21 en 10.303207.21 (ter terechtzitting gevoegd) en 05.740317.18 (TUL)
Datum uitspraak 28 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat in Oisterwijk.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Dagvaarding I (parketnummer 10.278756.21) behelst de verdenking van drie feiten, te weten:
Belaging van [slachtoffer01]
Bedreiging van [slachtoffer01]
Het heimelijk maken van seksuele filmpjes van [slachtoffer01] .
Dagvaarding II (parketnummer 10.303207.21) behelst de verdenking van één feit, te weten:
(opzet) heling van een telefoon.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het in dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde in die zin dat het laatste gedachtestreepje niet bewezen kan worden verklaard en de pleegperiode wordt ingekort naar 28 september 2021 tot en met 13 november 2021;
  • bewezenverklaring van het in dagvaarding I onder 1, 2 en 3 en dagvaarding II ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 84 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden, te weten de meldplicht, behandelverplichting en overige voorwaarden het gedrag van de verdachte betreffende, en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan;
  • een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis; en
  • een 38v-maatregel inhoudende een contactverbod met [slachtoffer01] en een locatieverbod voor de [adres02] in Dordrecht voor de duur van 3 jaar en 2 weken hechtenis per overtreding en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan;
  • verbeurd verklaring van alle in beslag genomen goederen;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 05.740317.18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 2 dagvaarding I (bedreiging) zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feit 3 dagvaarding 1 (heimelijk filmen) en dagvaarding II (heling)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de opnames heimelijk zijn gemaakt, nu er een verborgen camera, een dobbelsteen met daarin een camera en een spywebtool in de slaapkamer van de verdachte zijn aangetroffen. Daarnaast is op de opgenomen beelden te zien dat de verdachte in de camera kijkt terwijl de aangeefster dat niet doet, de verdachte de telefoon op enig moment wegstopt als de aangeefster omhoog komt en hij de aangeefster in een beter zichtbare positie lijkt te bewegen. De aangeefster lijkt geen idee te hebben van de aanwezigheid van een camera en heeft dat ook verklaard.
Met betrekking tot de heling is aangevoerd dat de verdachte de telefoon via Marktplaats heeft gekocht en de overdracht daarvan op straat plaatsvond terwijl er geen bon en originele doos aanwezig waren. Hierdoor had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was.
4.2.2.
Beoordeling
In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat sprake is van heimelijkheid en de vereiste wederrechtelijkheid. De verklaring van de verdachte dat de aangeefster wel degelijk wist van het filmen, staat tegenover die van de aangeefster, die heeft verklaard dat zij er niets van wist. Die verklaring van de aangeefster is echter op zichzelf blijven staan. Weliswaar bevindt zich in het dossier een beschrijving van de videobeelden, maar die beschrijving bevat onvoldoende concrete feiten en omstandigheden om te kunnen vaststellen dat de aangeefster niet zou hebben geweten van het heimelijk filmen. Van andere relevante aanknopingspunten uit een andere bron die kunnen bijdragen aan het bewijs is niet gebleken, zodat de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ook de heling acht de rechtbank niet bewezen. De verdachte heeft de telefoon via Marktplaats gekocht voor een prijs van 400 euro. Hij heeft dit direct bij de politie verklaard en onderbouwd met communicatie met de verkoper in zijn telefoon waarvan de inhoud overeenkomt met zijn verklaring. De rechtbank acht een prijs van 400 euro voor de bewuste telefoon op dat moment niet dermate afwijkend dat verdachte daaruit had moeten afleiden dat de telefoon van diefstal afkomstig was. Er zijn de rechtbank ook geen andere omstandigheden gebleken die maken dat de verdachte had moeten vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was, zodat de verdachte ook van dit feit zal worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het in dagvaarding I onder 3 en dagvaarding II ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 dagvaarding I (belaging)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat geen sprake is van opzet gericht op het inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer, nu er sprake was van voortdurend wederzijds contact. Van de vereiste stelselmatigheid is evenmin sprake. Daarom dient vrijspraak te volgen.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte en de aangeefster vanaf november 2020 een relatie met elkaar hebben gehad. In het voorjaar van 2021 is de relatie verbroken. Ook nadat deze relatie voorbij was bleven de verdachte en de aangeefster gedurende een aantal maanden over en weer vrij intensief contact met elkaar zoeken. In september 2021 is dit wederzijdse contact minder geworden. Op 28 september 2021 heeft de aangeefster de verdachte verzocht haar met rust te laten. In de periode daarna heeft zij amper op de berichten van de verdachte gereageerd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het voor de verdachte eerst vanaf 28 september 2021 duidelijk moet zijn geweest dat de aangeefster geen contact (meer) met hem wilde en dat hij moest stoppen om haar – op welke manier dan ook – te benaderen. Dit blijkt duidelijk uit de whatsapp gesprekken. De gedragingen van vóór die datum zullen daarom niet worden meegenomen in de beoordeling van de rechtbank.
De verdachte heeft in de periode 28 september tot en met 13 november 2021 veelvuldig contact gezocht met de aangeefster met het doel haar te zien te krijgen. De verdachte heeft in die periode veel en diverse berichten gestuurd naar de aangeefster, waarbij hij ook dwingende, nare en indringende teksten schreef. Uit de enkele berichten die zij terugstuurde volgt dat zij dit contact niet wilde. Ook is de verdachte in die periode drie keer naar haar woning gegaan. Ook dit wilde de aangeefster niet. Dit blijkt onder meer uit het opgenomen 112-gesprek waarin te horen is hoezeer zij in paniek is. De verdachte heeft ook met de vader van aangeefster gesproken en is door de politie weggestuurd bij haar huis. Desondanks is de verdachte ook hierna de aangeefster diverse mails blijven sturen.
Het samenstel van deze verschillende manieren van intensief en frequent contact zoeken gedurende deze periode, levert naar het oordeel van de rechtbank het opzettelijk stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster op. Daarmee heeft de verdachte de aangeefster gedwongen te dulden dat hij contact met haar bleef zoeken.
De rechtbank ziet net als de verdediging en officier van justitie onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier dat de verdachte een GPS-tracker onder de auto van de aangeefster heeft geplaatst. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaarding I feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaarding I feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Dagvaarding I
1.
hij op tijdstippen in de periode
28 september2021 tot en met
13november 2021 te Gorinchem en/of te Dordrecht wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door telkens ongewenst
- die [slachtoffer01] , via een telefoonnummer berichten te sturen, en
- die [slachtoffer01] te emailen en
- bij de woning van die [slachtoffer01] te staan met het oogmerk die [slachtoffer01] (telkens) te dwingen iets te dulden.
2.
hij op 7 mei 2021 in Nederland
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer01] (via Whatsapp) dreigend de woorden toe te voegen: “Dat niks mij nu aangaat als jij met een boy gaat dan maak ik jullie dood, klaar”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I
Feit 1
Belaging
Feit 2
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn ex-partner bedreigd en gedurende een periode van ongeveer 1,5 maand stelselmatig inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De verdachte heeft haar, nadat de relatie was verbroken, heel veel (lange) chatberichten en meerdere e-mails gestuurd en haar woning meerdere keren opgezocht, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Hoewel aangeefster duidelijk heeft gemaakt dat zij dit niet wilde, bleef de verdachte doorgaan met het zoeken van toenadering op een indringende en soms intimiderende wijze.
Belaging en bedreiging zijn ernstige strafbare feiten die zijn gericht tegen de persoonlijke vrijheid en fysieke integriteit van het slachtoffer en zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Deze feiten hebben bij de aangeefster en haar omgeving voor angst en overlast gezorgd en diep in haar privéleven ingegrepen, zoals ook is gebleken uit haar verklaring ter zitting.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder recentelijk voor een bedreiging.
7.2.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van psycholoog drs. [psycholoog01] van 24 februari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van structurele pathologie op het gebied van emotieregulatie, impulsiviteit en antisociaal gedrag. Tevens zijn er narcistische persoonlijkheidstrekken aanwezig. Ook werden ten tijde van het onderzoek aanwijzingen gezien van een andere psychische stoornis. De geconstateerde problematiek was ook aanwezig op het moment van het ten laste gelegde en heeft het gedrag van de verdachte beïnvloed, waardoor hij bij de bedreiging impulsief en antisociaal heeft gehandeld, zonder na te denken over de ernst van zijn woorden en de gevolgen van zijn gedrag. Zijn emotionele zelfcontrole, copingvaardigheden en stressbestendigheid schoten hierdoor tekort.
De deskundige adviseert daarom de verdachte de bedreiging in verminderde mate toe te rekenen. Ten aanzien van de belaging kan de deskundige geen uitspraken doen over de mate van toerekenbaarheid. De problematiek zou een relatie met de belaging kunnen hebben, maar door gebrek aan nadere informatie blijkt dit onvoldoende uit het onderzoek.
De deskundige adviseert een intensieve ambulante behandeling bij een forensische polikliniek zoals De Waag in kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Reclassering Nederland heeft op 28 januari 2022 een rapport over de verdachte opgemaakt. De verdachte is onder bijzondere voorwaarden geschorst uit de voorlopige hechtenis. Op 20 januari 2023 heeft de reclassering een voortgangsverslag opgemaakt. Deze rapporten houden samengevat het volgende in.
De verdachte heeft recent werk gevonden, is geruime tijd abstinent van softdrugs en houdt zich inmiddels redelijk goed aan de afspraken met de reclassering en De Waag. Het toezicht in het kader van zijn eerdere voorwaardelijke veroordeling liep minder goed waardoor de behandeling bij De Waag niet van de grond kwam. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak loopt dat beter en is de behandeling weer opgestart Er zijn geen negatieve meldingen binnengekomen over het contact- en locatieverbod.
Het risico op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden wordt in het rapport van januari 2023 ingeschat als gemiddeld.
De risicofactoren zijn het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, het externaliseren en bagatelliseren van zijn eigen gedrag naast het gebrek aan een adequate emotieregulatie. Ook het delictverleden en zijn (verstoorde) moraal op het gebied van partnerrelaties en seksualiteit geven aanleiding tot zorg. Tevens valt de reclassering een sociaal wenselijke houding op waardoor aan zijn betrouwbaarheid wordt getwijfeld. Beschermende factoren zijn momenteel zijn eigen huisvesting, het stoppen met softdrugs, de relatie met zijn moeder en het reclasseringstoezicht.
Geadviseerd wordt om bij een veroordeling de voorwaarden van het schorsingstoezicht voort te zetten, omdat de verdachte behoefte heeft aan duidelijkheid en structuur en zal moeten blijven worden aangespoord om zijn afspraken bij De Waag en de reclassering na te komen. Als bijzondere voorwaarden worden daarom geadviseerd: een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod met zijn ex-partner, locatieverbod tot woning van zijn ex-partner, het meewerken aan controles van middelengebruik en inspanningsverplichting voor een dagbesteding, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.3.
Overige persoonlijke omstandigheden
Op de zitting heeft de verdachte zijn persoonlijke omstandigheden nader toegelicht en verteld dat hij gemotiveerd is om zijn leven op de rit te krijgen. Hij is onder behandeling bij De Waag en gebruikt geen softdrugs meer. Hij krijgt steun van zijn moeder en werkt al ruim 7 maanden bij dezelfde werkgever en ziet daar doorgroeimogelijkheden. Hij wil graag in vaste dienst treden en is zich aan het oriënteren op een opleiding, al dan niet via zijn huidige werkgever. De verdachte kan zich vinden in het reclasseringsadvies en vindt het belangrijk om door te gaan met zijn behandeling bij De Waag. De verdachte is ook bereid zich te houden aan de andere voorgestelde bijzondere voorwaarden.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusies van de psycholoog gedragen worden door diens bevindingen en door wat verder op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht voor de bewezen verklaarde bedreiging.
Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de relatief beperkte periode waarbinnen de belaging heeft plaatsgevonden en de omstandigheden van de onstuimige relatie tussen de verdachte en zijn ex-partner.
Ook heeft de rechtbank meegewogen het advies van de deskundigen, de jonge leeftijd van de verdachte, het gedrag van de verdachte tijdens het reeds doorlopen toezicht van ruim 1,5 jaar en de houding van de verdachte op de zitting. De rechtbank komt tot een andere straf dan door de officier van justitie geëist, mede omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel dat de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te krijgen dan hij al in voorarrest heeft doorgebracht voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank vindt de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 96 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar, reclasseringstoezicht en de hierna vermelde bijzondere voorwaarden passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en biedt hem een kans om te laten zien dat hij met hulp en begeleiding van de reclassering tot ander gedrag kan komen.
Uit het feit dat de verdachte in de proeftijd van zijn eerdere veroordeling toch weer is gerecidiveerd in gedrag dat grensoverschrijdend te noemen is en dat met de nodige hardnekkigheid heeft volgehouden, moet er, ook gelet op de genoemde psychopathologie, ondanks de goede bedoelingen van de verdachte ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, ambulante behandelverplichting en inspanningsverplichting en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
38v-maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod voor de directe omgeving van de woning van [slachtoffer01] , [adres02] in Dordrecht, en een contactverbod met [slachtoffer01] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer01] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de twee laptops en drie telefoons (twee iPhones en één Samsung) die in beslag zijn genomen verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van alle goederen.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen twee laptops en twee iPhones zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de laptops en deze twee telefoons zijn gebruikt om de strafbare feiten te begaan.
De in beslag genomen Samsung telefoon zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding in dagvaarding I gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van onder meer de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.020,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het materiële gedeelte geheel kan worden toegewezen en het immateriële gedeelte kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 3.000,-.
9.2.
Standpunt verdediging
Primair is aangevoerd de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat onduidelijk is of de geconstateerde PTSS door de ten laste gelegde feiten is ontstaan of al eerder aanwezig was en of en in hoeverre sprake is van een aandeel van de benadeelde partij, zodat sprake is van eigen schuld.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending van het bewezen verklaarde handelen brengt namelijk met zich dat sprake is van een aantasting van de benadeelde in haar persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige (materiële en immateriële) gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontoereikend zijn. Het is onvoldoende duidelijk voor de rechtbank dat de behandeling die de benadeelde partij momenteel ondergaat (uitsluitend) noodzakelijk is als gevolg van de bewezen verklaarde feiten, temeer nu er aanwijzingen in het dossier zijn dat sprake is van een bredere problematiek bij de benadeelde partij en zij al onder behandeling was voordat de bewezen verklaarde feiten plaatsvonden. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen.
10.2.
Beoordeling
Op de vordering staan een verkeerde rechtbank, een verkeerde datum en verkeerde gevangenisstraf genoemd, die niet met elkaar corresponderen. De vordering is dusdanig onduidelijk dat de officier van justitie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05.740317.18.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de in dagvaarding I (parketnummer 10.278756.21) onder 3 en in dagvaarding II (parketnummer 10.303207.21) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder dagvaarding 1 (parketnummer 10.278756.21) onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 96 (zesennegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten 60 (zestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
bepaalt dat tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering voor zijn problematiek zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van stabiele en legale dagbesteding in de vorm van (betaald) werk en/of scholing. Indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, dient hij hiervan bewijzen over te leggen of in te laten zien;
de veroordeelde zal zich inspannen om stabiele en legale inkomsten te vergaren. Indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, dient hij hiervan bewijzen over te leggen of in te laten zien;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in een straal van 500 meter rondom de [adres02] in Dordrecht,
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , geboren [geboortedatum02] 2001;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 (zes) maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de onder parketnummer 10.278756.21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten:
1 STK Telefoonautomaat
(Omschrijving: [kenmerk omschrijving01] , Samsung)
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1 STK Telefoonautomaat
(Omschrijving: [kenmerk omschrijving02] , Zwart, merk: Apple)
1 STK Telefoonautomaat
(Omschrijving: [kenmerk omschrijving03] , Zwart, merk: Apple)
1 STK Computer
(Omschrijving: [kenmerk omschrijving04] , Blauw, merk: Acer)
1 STK Computer
(Omschrijving: P [kenmerk omschrijving05] , Acer)
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 maart 2018 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Gelderland aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 juli 2021 tot en met 21 november 2021 te Gorinchem en/of te Dordrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door telkens ongewenst
- die [slachtoffer01] , via sociale media en/of via een of meer (verschillende) telefoonnummers berichten te sturen, en/of
- die [slachtoffer01] veelvuldig (anoniem) te bellen en/of te emailen en/of
- bij de woning van die [slachtoffer01] te staan en/of toegang te krijgen tot die woning en/of
- een gps-tracker in/onder de auto van die [slachtoffer01] te plaatsen,
met het oogmerk die [slachtoffer01] (telkens) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Gorinchem en/of te Dordrecht, althans in Nederland
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer01] (via Whatsapp) dreigend de woorden toe te voegen: “Dat niks mij nu aangaat als jij met een boy gaat dan maak ik jullie dood, klaar”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op één of meer tijdstippen inof omstreeks de periode 1 oktober 2020 tot en met 21 november 2022 te Culemborg en/of te Gorinchem en/of te Dordrecht, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer01] , (een) afbeelding(en) van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer01] (heimelijk) gefilmd (met zijn mobiele telefoon) terwijl die [slachtoffer01] verdachte oraal bevredigde, althans (telkens) terwijl verdachte en die [slachtoffer01] seks hadden;
dagvaarding 10/303207-21
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober tot en met 27 oktober 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam en /of te Gorinchem, in elk geval in Nederland een telefoon (IPhone 11 Pro), althans een goed heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;