ECLI:NL:RBROT:2023:6936

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
10.009662.23 en 10.099380.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de invoer van bijna 175 kilo cocaïne en deelname aan een criminele organisatie

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van bijna 175 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1959 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, werd vrijgesproken van betrokkenheid bij een transport van 70 kilo cocaïne, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar voor zijn rol in de invoer van de grotere partij cocaïne, deelname aan een criminele organisatie en de diefstal van een container. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als vrachtwagenchauffeur een essentiële rol speelde in de criminele keten van drugshandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met medeverdachten, een duurzaam samenwerkingsverband had gevormd met als doel de invoer van cocaïne. De verdachte had instructies van medeverdachten opgevolgd en was betrokken bij het ophalen van een container met cocaïne, waarbij hij gebruik maakte van een valse pincode. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de (verlengde) invoer van cocaïne, diefstal van de container en deelname aan een criminele organisatie. De opgelegde straf van 2 jaar gevangenisstraf werd gemotiveerd door de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10.009662.23 en 10.099380.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1959,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. [naam PI01] ,
raadsvrouw mr. A.B.M. Nohl, advocaat in Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. [naam01] en [naam02] (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
- onder parketnummer 10.009662.23 (dagvaarding I): bewezenverklaring van het onder
1. primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • onder parketnummer 10.099380.23 (dagvaarding II):
  • partiële vrijspraak van (een deel van) de onder 1 ten laste gelegde pleegperiode en de feitelijke handelingen met betrekking tot 16 november 2022;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak dagvaarding II
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde in dagvaarding II met betrekking tot de handelingen op 16 november 2022 (laatste twee gedachtestreepjes) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte in opdracht van de medeverdachte [medeverdachte01] op 19 december 2022 een container met daarin cocaïne moest uithalen bij de ECT Delta Terminal, daartoe geprobeerd heeft de container mee te krijgen en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen en een poging tot diefstal.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte is vrachtwagenchauffeur en heeft in opdracht van de medeverdachte [medeverdachte01] op 19 december 2022 geprobeerd een container van de ECT Delta terminal op te halen. Hiervoor heeft hij op die dag een pincode toegestuurd gekregen van [medeverdachte01] en met hem verder telefonisch contact gehad. De container werd niet vrijgegeven, waardoor het de verdachte niet is gelukt om de container mee te krijgen. Uit nader onderzoek is gebleken dat zich verdovende middelen bevonden in de betreffende container.
De rechtbank kan uit het dossier en verhandelde ter zitting niet afleiden dat de verdachte enige wetenschap had of had moeten hebben van wat zich in de container bevond. Evenmin is gebleken dat de verdachte wist of had moeten weten dat de container door een ander had moeten worden opgehaald. Het is in de logistieke sector niet ongebruikelijk om op de hiervoor genoemde wijze een dergelijke pincode van de opdrachtgever te ontvangen.
Gelet hierop kan niet worden bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad om samen met een ander drugsinvoer voor te bereiden en/of te bevorderen en een container te stelen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 in dagvaarding II ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering dagvaarding I
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Er is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de invoer en het voorhanden hebben van drugs, omdat de verdachte niet wist dat er drugs in de container zaten. Verder is er geen bewijs waaruit blijkt dat er een link is tussen de in de container gevonden drugs en de verdachte, maar is juist sprake van contra-indicaties voor betrokkenheid van de verdachte. Ook is niet komen vast te staan dat de pincode valselijk is verkregen. De verdachte had verder geen oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening van de container, zodat van een diefstal van de container geen sprake kan zijn. Tot slot kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte een zodanig samenwerkingsverband met de medeverdachten had dat sprake is geweest van een criminele organisatie.
4.2.2.
Beoordeling
Vastgestelde feiten
Op grond van de redengevende inhoud van de wettige bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 9 januari 2023 is een schip met daarop container [containernummer01] gelost in de haven van Rotterdam (hierna: de container).
Vanaf 9 januari 2023 is er telefonisch contact en WhatsAppcontact tussen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte01] . Op 11 januari 2023 vindt er een ontmoeting plaats tussen (in ieder geval) de verdachte en de medeverdachten.
In de vroege uren van 12 januari 2023 wordt de verdachte zowel door de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] gebeld en ontvangt hij instructies met betrekking tot het ophalen van een container van de APM 2 terminal. Van de medeverdachte [medeverdachte01] ontvangt hij de informatie die is benodigd om de container [containernummer01] op te halen, inclusief de pincode. Het afleveradres is volgens deze informatie: [bedrijf01] (moerdijk), [straatnaam01] te Zevenbergen.
De container [containernummer01] is vooraangemeld door [bedrijf02] en logistiek door een account op naam van [naam03] .
De verdachte is op 12 januari 2023 om 05.50 uur de APM2 terminal opgereden, heeft rond 06.02 uur de container [containernummer02] op zijn truck geplaatst en is om 06.09 uur weer de terminal afgereden. Uit de telefonische contacten tussen de verdachten volgt dat [medeverdachte02] en [medeverdachte01] hem ook “live” instructies hebben gegeven terwijl hij op de terminal is. Zij doen dit in één gesprek waaraan zij allen deelnemen. De verdachte moet foto’s maken van de achterkant en van het zegel “dat d’r nou op zit”. Benadrukt wordt dat het het zegelnummer moet zijn dat er nu op zit. Die zegel. En die mag weer niet op de CMR worden geschreven. Het nummer dat via WhatsApp is doorgegeven, dat moet in de paal worden ingevoerd. Als de verdachte naar de uitgang rijdt, moet hij aan de lijn blijven en als hij voorbij de stoplichten is, zal hij het adres krijgen. De verdachte wordt gefeliciteerd als hij buiten is. De verdachte wordt vervolgens een adres doorgegeven: [adres01] Spaanse polder. De verdachte moet het maar even invoeren en zo kan hij een rooitje extra verdienen. Vervolgens geeft de verdachte desgevraagd door dat hij om vijf voor zeven aan zal komen.
Uit onderzoek in de telefoon van de verdachte blijkt dat hij tijdens het hiervoor genoemde gesprek foto’s heeft gemaakt van de achterkant van container [containernummer01] met daarop een zegel met nummer [nummer01] en deze foto’s naar de medeverdachte [medeverdachte01] heeft gestuurd.
Uit onderzoek in de navigatie van zijn vrachtwagen blijkt dat daar het adres [adres01] Rotterdam is ingegeven.
De verdachte heeft niet lang daarna een stopteken van de douane gekregen, waarna de container is gecontroleerd door de douane. In de container zaten onder meer kinderwagens die voor [bedrijf03] B.V. waren bestemd en 175 pakketten met een nettogewicht van 174,65 kilo van een materiaal bevattende cocaïne.
Enige tijd later zijn in een andere container op dezelfde terminal drie personen aangehouden. In deze container lagen telefoons waarop foto’s zijn aangetroffen van de container met nummer [containernummer02] , de daarin aangetroffen pakketten en het daarop aangetroffen zegel met nummer [nummer01] .
Feit 1 – invoer cocaïne
Het is algemeen bekend dat in de Rotterdamse haven op grote schaal harddrugs worden ingevoerd vanuit Zuid-Amerikaanse landen, verstopt in zeecontainers. Voor het uit- en ophalen van die drugs worden allerlei schakels ingezet, waaronder vrachtwagenchauffeurs, die daarmee een essentiële rol spelen in de transportketen om drugs van het haventerrein af te halen.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte als vrachtwagenchauffeur betrokken is geweest bij het ophalen van een partij van 175 pakketten cocaïne en dat hij daarbij nauw heeft samengewerkt met de medeverdachten.
Uit de ‘live’ instructies blijkt dat sprake is van verschillende zegelnummers, dat er tijdens het ophalen foto’s moeten worden gestuurd en dat de verdachte als hij de terminal af is, wordt gefeliciteerd, dan pas het afleveradres krijgt (dat afwijkt van het originele adres dat op de CMR staat) en een rooitje extra verdiend. Dit past helemaal niet bij een regulier transport en uit niets blijkt dat de verdachte hier vragen over stelt. Gelet hierop wordt onaannemelijk geacht dat de verdachte geen wetenschap had van de inhoud van de container, althans het illegale deel daarvan. Dit verweer wordt verworpen.
Feit 2 – criminele organisatie
Over het bestaan van een criminele organisatie, de structuur daarvan en de bijdrage van de verdachte daaraan overweegt de rechtbank het volgende.
Mede op grond van het onder feit 1 overwogene concludeert de rechtbank dat de verdachte in de periode van 7 tot en met 12 januari 2023 samen met in ieder geval twee anderen – [medeverdachte01] en [medeverdachte02] – een duurzaam samenwerkingsverband vormde. Het feit dat de periode op zichzelf niet heel lang was, doet daar niet aan af. De samenwerking had als oogmerk de invoer van cocaïne. Uit de onderlinge afstemming van de werkzaamheden en het overleg voorafgaand aan het transport van de container uit de haven blijkt immers dat de verdachten intensief met elkaar hebben samengewerkt om het ophalen van deze container te bewerkstelligen en daartoe voorbereidingshandelingen hebben getroffen. Daarbij was sprake van een zekere samenhang en structuur. Dit vindt onder meer bevestiging in de tapgesprekken in de aanloop naar en tijdens het transport. De verdachte was deelnemer van dit samenwerkingsverband. Hij is degene die de instructies van de medeverdachten heeft opgevolgd en de container heeft opgehaald. Ook is gesproken over mogelijke betalingen voor de ophaalactiviteit. De verdachte heeft dan ook deelgenomen aan een criminele organisatie.
Feit 3 – diefstal container kinderwagens
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Om de invoer van de cocaïne mogelijk te maken heeft de verdachte samen met zijn medeverdachten de container weggenomen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de container niet voor hen bestemd was en door een andere transporteur had moeten worden afgehaald. Door de vooraanmelding op het account van [bedrijf02] is het gelukt een pincode te krijgen waarmee de container kon worden afgehaald. Deze pincode was niet voor hen bedoeld en zij waren niet gerechtigd deze te gebruiken. Dat maakt deze pincode een valse sleutel. Daarmee is hij de terminal afgereden. Door die handelingen is de container niet alleen van zijn locatie weggenomen, maar ook uit het zicht en de beschikkingsmacht van de rechthebbenden op die container geraakt. De verdachten hebben over de container beschikt als ware het hun eigendom. Het feit dat de verdachte kort nadien is aangehouden door de douane maakt dit niet anders, evenals het feit dat de verdachten mogelijk van plan waren de container na een tussenstop zijn normale routing te laten vervolgen op weg naar zijn rechtmatige eigenaar.
4.2.3.
Conclusie
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van bijna 175 kilo cocaïne en de diefstal van een container, en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 in dagvaarding I ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1 primair
hij in de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam, en/of Schiedam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 174,65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
hij in de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en [medeverdachte02] en [medeverdachte01] , die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
Feit 3
hij op 12 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (van het terrein van de APM2-terminal, gelegen aan de [adres02] ) heeft weggenomen container [containernummer02] (inhoudende kinderwagens), geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pin- en/of TAR-code, die hij, verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren te gebruiken, die container (met kinderwagens) van het terrein van de APM2-terminal op te halen en weg te voeren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I
Feit 1 primair
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid, vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Feit 3
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met zijn medeverdachten gedurende een korte periode betrokken geweest bij de invoer van bijna 175 kilo cocaïne in de haven van Rotterdam. Gedurende die periode heeft hij deel uitgemaakt van een crimineel samenwerkingsverband gericht op de verlengde invoer van cocaïne. Daarbij heeft hij als vrachtwagenchauffeur instructies van zijn medeverdachten opgevolgd en een container van het haventerrein gestolen waarin de partij cocaïne werd vervoerd.
Hoewel deze rol van de verdachte als transporteur van relatief beperkte aard is, is deze essentieel in de keten van de invoer van harddrugs. Zijn vervoersactiviteiten maken namelijk mogelijk dat de harddrugs de haven uit kunnen worden gehaald en kunnen worden afgeleverd ter verdere verspreiding. Daarmee is de verdachte een onmisbare schakel in en onderdeel van de internationale transport- en distributieketen van cocaïne geweest.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en dragen bij aan de toename van strafbare feiten. Drugshandel kan bovendien in verband worden gebracht met zeer ernstige (gewelds)delicten, waarbij zowel personen uit het criminele circuit als de bovenwereld het slachtoffer worden. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij en het gevoel van veiligheid van burgers. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de personen die betrokken zijn bij de organisatie van de invoer van cocaïne daar over het algemeen zeer veel geld mee verdienen. Dit leidt tot een toename van crimineel geld in de samenleving, met alle negatieve gevolgen van dien. Om die redenen dient streng te worden opgetreden tegen drugscriminaliteit.
De verdachte heeft bij zijn handelen deze negatieve gevolgen voor de samenleving voor lief genomen en zich uitsluitend laten leiden door illegaal te behalen financieel voordeel.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de Nederlandse justitiële documentatie van 16 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Overige persoonlijke omstandigheden
Op de zitting heeft de verdachte zijn persoonlijke omstandigheden toegelicht en verteld over zijn gezondheidsproblemen, gemoedstoestand in detentie en het verlies van zijn vrachtwagen. Ook heeft hij toegelicht dat hij twee zoons heeft en zijn vrouw door zijn detentie de volle zorg heeft over hun minderjarige geadopteerde zoon, terwijl zij als inkomsten alleen haar pensioen heeft.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank kijkt daarbij niet alleen naar de hoeveelheid harddrugs, maar ook naar de rol en persoon van de verdachte. Hij heeft een minder grote rol gehad dan de twee medeverdachten. De verdachte lijkt vooral de (welbewuste) uitvoerder van door anderen bedachte en georganiseerde plannen. Binnen een organisatie die op deze schaal cocaïne invoert, is de transporteur niet de persoon die de grootste winst van een transport opstrijkt, terwijl hij wel degene is die de grootste risico’s loopt. De hoeveelheid verdovende middelen die vervoerd wordt, kan een kleine of een grote hoeveelheid blijken te zijn, maar dat maakt voor de aard van de werkzaamheden op zich geen groot verschil. De rechtbank betrekt deze omstandigheden bij haar beoordeling.
Ook weegt de rechtbank mee de beperkte periode waarbinnen de bewezenverklaarde strafbare feiten zich hebben voorgedaan. De rechtbank ziet in de overige op de zitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, afgezet tegen de ernst van de door hem begane strafbare feiten, onvoldoende aanleiding om daaraan een strafverminderende waarde toe te kennen.
Mede gelet op de relatief geringere rol van de verdachte en omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde duur van de gevangenisstraf. Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen oplegger verbeurd te verklaren. De vrachtwagen is reeds teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar.
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen oplegger.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen oplegger zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 in dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 in dagvaarding I ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 primair en 3 in dagvaarding I:
1. STK Oplegger (Omschrijving: [kenmerk omschrijving] , Chassis).
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding I
1
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam, en/of Schiedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 174,65 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 174,65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Rotterdam en/of Ridderkerk, en/of Schiedam althans in Nederland, en/of te Waregem, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of van 174,65 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) (telefonisch) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken en/of instructies te geven over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de container [containernummer02] (met daarin de cocaïne), en/of
- één of meer ontmoetingen met zijn mededader(s) gehad, en/of
- zich (onbevoegd) begeven op de APM2Terminal, gelegen aan de [adres02] ,
- op de APM2-terminal te verblijven in de (geprepareerde) container [containernummer03] , en/of
- één of meer (organisatie)telefoon(s) voorhanden te hebben, en/of
- het zegel van container [containernummer02] te verbreken en/of (vervolgens) te vervangen door een vals zegel, en/of
- die (tassen) cocaïne (over) te plaatsen naar de container [containernummer02] , en/of
- als bestuurder van een vrachtwagen en trekker daarmede die container [containernummer02] van de APM2-terminal op/uit te halen, en/of
- foto’s te maken van het (valse) zegel op de container [containernummer02] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte03] en/of
[medeverdachte04] en/of [medeverdachte05] , die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
3
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (van het terrein van de APM2-terminale, gelegen aan de [adres02] ) heeft weggenomen container [containernummer02] (inhoudende kinderwagens), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf03] B.V., althans een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pin- en/of TAR-code, die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container (met kinderwagens) van het terrein van de APM2-terminal op/uit te halen en/of weg te voeren;
Dagvaarding II
1
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2022 tot en met 19 december 2022 te Maasvlakte Rotterdam en/of elders in Nederland (meermalen, althans éénmaal) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren van grote hoeveelheden cocaïne, in elk geval hoeveelheden van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- ( telkens) met één of meer mededader(s) (telefonisch) contacten te onderhouden en/of (via Whatsapp) informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken en/of instructies te geven/ontvangen over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
* op 19 december 2022:
- de container [containernummer04] (meermalen) valselijk in Portbase voor te laten melden, zodat die container door hem, verdachte, kon worden uit/opgehaald, en/of
- zich (met een valselijk verkregen pincode) als chauffeur met een vrachtwagen en trekker bij de ECT Terminal te melden om de container [containernummer04] uit/op te halen, en/of
-telefonisch contact te zoeken met de balie van de ECT Terminal, en/of
*op 16 november 2022
- als chauffeur met zijn vrachtwagen en trekker een container (met daarin één of meer van zijn, verdachtes, mededader(s)) naar een haventerrein te brengen en/of af te leveren, en/of
- geld te ontvangen en/of voorhanden te hebben;
2
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om container [containernummer04] (inhoudende druiven), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf04] B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel
- zich bij de ECT Terminal, gelegen aan de [adres03] , als chauffeur heeft
gemeld, en/of
- met behulp van een valselijk verkregen pincode, die verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd waren te gebruiken, heeft geprobeerd de container [containernummer04] (inhoudende druiven) van de ECT Terminal 875 op/uit te halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;