ECLI:NL:RBROT:2023:6935

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
10.012335.23 en 10.099376.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor betrokkenheid bij drugstransporten en criminele organisatie

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968, die betrokken was bij twee transporten van cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor zijn actieve rol in de invoer van 70 en bijna 175 kilo cocaïne, deelname aan een criminele organisatie en de diefstal van containers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bepalende rol had in de criminele activiteiten, waarbij hij instructies gaf aan medeverdachten en hen voorzag van cruciale informatie voor het ophalen van de containers. De rechtbank verklaarde ook twee telefoons en een laptop verbeurd, die gebruikt waren in de criminele activiteiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank benadrukte de ernstige bedreiging die drugshandel vormt voor de volksgezondheid en de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10.012335.23 en 10.099376.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1968,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam detentiecentrum01] ,
raadsman mr. P.C. Saris, advocaat in Eindhoven.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. N. Coenen en L. Verhoeven (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10.012335.23 (dagvaarding I) en van het onder 1 en 2 ten laste gelegde in parketnummer 10.099376.23 (dagvaarding II);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van dagvaarding I
Primair is aangevoerd dat de resultaten van de tapgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer01] niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs nu er geen redelijk vermoeden van schuld bestond ten aanzien van de gebruiker van dat nummer, waardoor deze resultaten van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Dit zou reeds tot vrijspraak moeten leiden.
Subsidiair is ten aanzien van dagvaarding I aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor feit 1 omdat niet blijkt dat de verdachte de gebruiker van het nummer [telefoonnummer01] is en bovendien de verrichte handelingen hoogstens medeplichtigheid kunnen opleveren, dat niet ten laste is gelegd. Bovendien is geen sprake van stemherkenning zodat niet kan worden vastgesteld wie de inlichtingen heeft verschaft. De telefoon werd door meerdere personen gebruikt zo blijkt uit het getapte gesprek.
Ook voor feit 2 dient vrijspraak te volgen omdat er geen duurzaam samenwerkingsverband is: het gaat slechts om een min of meer toevallige samenwerking en niet is gebleken dat de verdachten eerder hebben samengewerkt. Van feit 3 dient de verdachte ook te worden vrijgesproken omdat de diefstal door tussenkomst van de politie niet is voltooid. Er is geen sprake van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en geen sprake van een voltooid delict. Zonder tussenkomst van de politie zou de container met kinderwagens gewoon zijn aangekomen bij de rechtmatige eigenaar.
Ten aanzien van dagvaarding II
Met betrekking tot de tweede dagvaarding is ook voor beide feiten vrijspraak bepleit. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van voorbereidingshandelingen, nu de originele vooraanmelding was geaccepteerd en de container later pas niet werd vrijgegeven. Ten aanzien van feit 2 was geen sprake was van opzet op het stelen van een container noch van een begin van uitvoering.
4.1.2.
Beoordeling
Dagvaarding I
Tap
De rechtbank gebruikt de gesprekken afkomstig van de tap op het nummer [telefoonnummer01] niet voor het bewijs, zodat het verweer op dit punt geen bespreking meer behoeft. Zoals hieronder zal blijken, leidt dit evenwel niet tot vrijspraak, gezien onder meer de resultaten van de telefoontaps op andere nummers, met name dat van medeverdachte [medeverdachte01] .
Gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer01]
Anders dan de verdediging bepleit, blijkt uit het dossier dat het de verdachte is die de gebruiker was van het nummer [telefoonnummer01] . Dit nummer staat bij CIOT geregistreerd op naam van de verdachte, is in de politiesystemen aan hem gekoppeld en maakte bovendien gebruik van het IMEI-nummer van de telefoon die bij de aanhouding van de verdachte onder hem is aangetroffen. Bovendien blijkt uit de inhoud van de gesprekken tussen de medeverdachten en de verdachte dat de persoon waarmee wordt gesproken met ‘ [voornaam medeverdachte01] ’ wordt aangesproken. Dat op de achtergrond een andere stem meepraat in een gesprek, doet hier niet aan af omdat uit het tapgesprek nog steeds duidelijk blijft dat de andere persoon ‘ [voornaam medeverdachte01] ” blijkt te zijn. De verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven en uit het dossier en het onderzoek op de terechtzitting zijn verder geen aanknopingspunten naar voren gekomen die kunnen bijdragen aan het door de verdediging ingenomen standpunt. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het de verdachte is geweest die van het hiervoor genoemde nummer gebruik maakte en dat de daarmee gevoerde gesprekken (tenzij duidelijk blijkt dat een ander aan het woord is) door hem zijn gevoerd. Hetzelfde geldt voor de daarmee verstuurde berichten. Het verweer dat de verdachte niet (steeds) de gebruiker zou zijn wordt dan ook verworpen.
Overige vaststellingen
Op grond van de redengevende inhoud van de wettige bewijsmiddelen stelt de rechtbank voorts het volgende vast.
Op 9 januari 2023 is een schip met daarop container [containernummer01] gelost in de haven van Rotterdam (hierna: de container).
Vanaf 9 januari 2023 is er telefonisch contact en WhatsAppcontact tussen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] . Op 11 januari 2023 vindt er een ontmoeting plaats tussen (in ieder geval) de verdachte en de medeverdachten.
In de vroege uren van 12 januari 2023 wordt [medeverdachte01] zowel door de verdachte als door medeverdachte [medeverdachte02] gebeld en ontvangt hij instructies met betrekking tot het ophalen van een container van de APM 2 terminal. Van de verdachte ontvangt hij de informatie die is benodigd om de container [containernummer01] op te halen, inclusief de pincode. Het afleveradres is volgens deze informatie: [bedrijf01] (moerdijk), [straatnaam01] te Zevenbergen .
De container [containernummer01] is vooraangemeld door [transportbedrijf01] en logistiek door een account op naam van [naam01] .
[medeverdachte01] is op 12 januari 2023 om 05.50 uur de APM2 terminal opgereden, heeft rond 06.02 uur de container [containernummer02] op zijn truck geplaatst en is om 06.09 uur weer de terminal afgereden. Uit de telefonische contacten tussen de verdachten volgt dat de verdachte en [medeverdachte02] [medeverdachte01] ook “live” instructies hebben gegeven terwijl hij op de terminal is. Zij doen dit in één gesprek waaraan zij allen deelnemen. [medeverdachte01] moet foto’s maken van de achterkant en van het zegel “dat d’r nou op zit”. Door de verdachte wordt benadrukt dat het het zegelnummer moet zijn dat er nu op zit. Die zegel. En die mag weer niet op de CMR worden geschreven. Het nummer dat via WhatsApp is doorgegeven, dat moet in de paal worden ingevoerd. Als [medeverdachte01] naar de uitgang rijdt, moet hij aan de lijn blijven en als hij voorbij de stoplichten is, zal hij het adres krijgen. [medeverdachte01] wordt gefeliciteerd als hij buiten is. De verdachte geeft hem vervolgens een adres door: [adres02] Spaanse polder. [medeverdachte01] moet het maar even invoeren en zo kan hij een rooitje extra verdienen. Vervolgens geeft [medeverdachte01] desgevraagd door dat hij om vijf voor zeven aan zal komen.
Uit onderzoek in de telefoon van [medeverdachte01] blijkt dat hij tijdens het hiervoor genoemde gesprek foto’s heeft gemaakt van de achterkant van container [containernummer01] met daarop een zegel met nummer [nummer01] en deze foto’s naar de verdachte heeft gestuurd. Deze foto’s zijn ook aangetroffen in de onder de verdachte in beslaggenomen telefoon.
Uit onderzoek in de navigatie van de vrachtwagen van [medeverdachte01] blijkt dat daar het adres [adres02] Rotterdam is ingegeven.
[medeverdachte01] heeft niet lang daarna een stopteken van de douane gekregen, waarna de container is gecontroleerd door de douane. In de container zaten onder meer kinderwagens die voor [bedrijf02] B.V. waren bestemd en 175 pakketten met een nettogewicht van 174,65 kilo van een materiaal bevattende cocaïne.
Enige tijd later zijn in een andere container op dezelfde terminal drie personen aangehouden. In deze container lagen telefoons waarop foto’s zijn aangetroffen van de container met nummer [containernummer02] , de daarin aangetroffen pakketten en het daarop aangetroffen zegel met nummer [nummer01] .
Feit 1 – invoer cocaïne
Gelet op deze vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne.
De verdachte heeft een cruciale en sturende rol gespeeld in het kunnen ophalen van de container die niet voor hem of zijn medeverdachten bestemd was. Hij heeft [medeverdachte01] voorzien van alle informatie benodigd om de container te kunnen ophalen, ervoor gezorgd dat er een vooraanmelding werd gedaan zodat een pincode werd verkregen en heeft er samen met [medeverdachte02] voor gezorgd dat [medeverdachte01] tijdens het ophalen op de terminal alle stappen goed doorloopt en hen voorziet van de juiste foto’s. Daarbij benadrukt hij herhaaldelijk welk zegelnummer moet worden ingevoerd en welk zegelnummer op de CMR moet komen. Zodra dat allemaal lijkt te zijn gelukt, wordt [medeverdachte01] gefeliciteerd en geeft hij hem een adres door waar hij heen moet rijden, welk adres anders is dan op de CMR staat als officieel afleveradres. Daarvoor wordt [medeverdachte01] een rooitje in het vooruitzicht gesteld.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte in nauwe samenwerking met zijn medeverdachten deze partij cocaïne de terminal heeft afgehaald.
Feit 2 – criminele organisatie
Over het bestaan van een criminele organisatie, de structuur daarvan en de bijdrage van verdachte daaraan overweegt de rechtbank het volgende.
Mede op grond van het onder feit 1 overwogene concludeert de rechtbank dat de verdachte in de periode van 7 tot en met 12 januari 2023 samen met in ieder geval twee anderen – [medeverdachte02] en [medeverdachte01] – een duurzaam samenwerkingsverband vormde. Het feit dat de periode op zichzelf niet heel lang was, doet daar niet aan af. De samenwerking had als oogmerk de invoer van cocaïne. Uit de onderlinge afstemming van de werkzaamheden en het overleg voorafgaand aan het transport van de container uit de haven blijkt immers dat de verdachten intensief met elkaar hebben samengewerkt om het ophalen van deze container te bewerkstelligen en daartoe voorbereidingshandelingen hebben getroffen. Daarbij was sprake van een zekere samenhang en structuur. Dit vindt onder meer bevestiging in de tapgesprekken in de aanloop naar en tijdens het transport. De verdachte was deelnemer van dit samenwerkingsverband. Hij is degene geweest die opdrachten heeft gegeven aan [medeverdachte01] en hem voorzag van informatie en instructies, samen met [medeverdachte02] . Ook is gesproken over de verdeling van mogelijke betalingen voor de ophaalactiviteit. De verdachte heeft dan ook deelgenomen aan een criminele organisatie.
Feit 3 – diefstal container kinderwagens
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en van een voltooid delict. Om de invoer van de cocaïne mogelijk te maken heeft de verdachte samen met zijn medeverdachten de container weggenomen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de container niet voor hen bestemd was en door een andere transporteur had moeten worden afgehaald. Door de vooraanmelding op het account van [transportbedrijf01] is het gelukt een pincode te krijgen waarmee de container kon worden afgehaald. Uit de verklaring van de eigenaar van [transportbedrijf01] blijkt dat het de verdachte was die van dit account gebruik had gemaakt. Deze pincode was niet voor de verdachten bedoeld en zij waren niet gerechtigd deze te gebruiken. Dat maakt deze pincode een valse sleutel. Daarmee is [medeverdachte01] de terminal afgereden. Door die handelingen is de container niet alleen van zijn locatie weggenomen, maar ook uit het zicht en de beschikkingsmacht van de rechthebbenden op die container geraakt. De verdachten hebben over de container beschikt als ware het hun eigendom. Het weghalen van de container is daarmee wel degelijk voltooid en het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening staat dan ook vast. Het feit dat [medeverdachte01] kort nadien is aangehouden door de douane maakt dit niet anders, evenals het feit dat de verdachten mogelijk van plan waren de container na een tussenstop zijn normale routing te laten vervolgen op weg naar zijn rechtmatige eigenaar.
Dagvaarding II
Inleiding
De verdachte heeft op 19 december 2022 meermalen telefonisch contact gehad met en opdracht gegeven aan [medeverdachte01] om een container uit te halen. Daarbij heeft hij instructies en aanwijzingen aan [medeverdachte01] gegeven en hem foto’s gestuurd van gegevens om de container [containernummer03] , afkomstig uit Peru, bij de ECT Delta Terminal in Rotterdam op te halen. Dit lukte [medeverdachte01] echter niet omdat de container niet werd vrijgegeven. In de container bleken druiven en 70 kilo cocaïne te zitten. Volgens de originele documentatie van deze container betrof de ontvanger van de goederen [bedrijf03] B.V. en was [bedrijf04] B.V. de beoogde transporteur.
Feit 1 – voorbereidingshandelingen invoer cocaïne
De verdachte heeft opdracht gegeven om een container op te halen die niet voor hem bestemd was en heeft daarbij een pincode verstrekt die evenmin voor hem bestemd was, maar waarover hij wel de beschikking had. De verdachte heeft hierover geen enkele verklaring afgelegd. De rechtbank leidt uit de geschetste omstandigheden af dat de verdachte heeft geweten van de aanwezigheid van de verdovende middelen, omdat er geen enkele andere verklaring is voor zijn bemoeienis met deze container.
Het verweer van de verdachte dat hij geen wetenschap van de cocaïne en dus geen opzet had op het plegen van voorbereidingshandelingen voor de (verlengde) invoer van cocaïne, wordt verworpen.
Feit 2 – poging diefstal container druiven
[medeverdachte01] heeft zich gemeld om de container op te halen en daartoe een pincode ingevoerd om de container te kunnen ophalen. Deze pincode is hem door de verdachte gegeven. De verdachte moet hem daarvoor op zijn beurt hebben verkregen, bijvoorbeeld door een vooraanmelding. Vast staat dat de verdachte geen recht had op deze pincode omdat de container niet voor hem was bestemd of door hem moest worden vervoerd. Het geheel maakt dat sprake is van een begin van uitvoering van de diefstal.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van (verlengde) invoer van een partij van bijna 175 kilo cocaïne, het medeplegen van diefstal van de container waarin die 175 kilo zich bevond en deelname aan een criminele organisatie. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de (verlengde) invoer van een partij van 70 kilo cocaïne en de poging tot diefstal van de container waarin die 70 kilo zich bevond.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in dagvaarding I en II ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Dagvaarding I
Feit 1 primair
hij in de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam, en/of Schiedam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 174,65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
hij in de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en [medeverdachte03] en [medeverdachte04] , die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
Feit 3
hij op 12 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (van het terrein van de APM2-terminal, gelegen aan de Europaweg 910) heeft weggenomen container [containernummer02] (inhoudende kinderwagens), geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pin- en/of TAR-code, die hij, verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren te gebruiken, die container (met kinderwagens) van het terrein van de APM2-terminal op te halen en weg te voeren.
Dagvaarding II
Feit 1.
hij op 19 december 2022 te Maasvlakte Rotterdam en/of elders in Nederlandom een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden , te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en vervoeren
van70 kilogram cocaïne, in elk geval hoeveelheden van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- de container [containernummer03] (meermalen) valselijk in Portbase voor te laten melden, zodat die container door hem, verdachte, kon worden uit/opgehaald, en
-
een ander(met een valselijk verkregen pincode) als chauffeur met een vrachtwagen en trekker bij de ECT Terminal te laten melden om de container [containernummer03] uit/op te halen, en
-
een andertelefonisch contact te laten zoeken met de balie van de ECT Terminal;
Feit 2.
hij op 19 december 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om container [containernummer03] (inhoudende druiven), die geheel of ten dele aan [bedrijf05] B.V., toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen
goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel
- met behulp van een valselijk verkregen pincode, die verdachte niet gerechtigd
waste gebruiken, heeft geprobeerd de container [containernummer03] (inhoudende druiven) van de ECT Terminal 875 op/uit te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I
Feit 1 primair
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid, vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet.
Feit 3
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Dagvaarding II
Feit 1
Om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Feit 2
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft voorbereidingshandelingen getroffen voor de invoer en vervoer van 70 kilo cocaïne en daartoe geprobeerd een container waarin die partij cocaïne zich bevond te stelen. Bijna drie weken later is de verdachte samen met zijn medeverdachten gedurende een korte periode intensief betrokken geweest bij de invoer van bijna 175 kilo cocaïne in de haven van Rotterdam. Gedurende die periode heeft hij deel uitgemaakt van een crimineel samenwerkingsverband gericht op de verlengde invoer van cocaïne. Daarbij heeft hij samen met zijn medeverdachten een container gestolen waarin die partij cocaïne werd vervoerd.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte een actieve en aansturende rol heeft gehad bij de voorbereidingshandelingen voor en organisatie van de invoer van meerdere drugstransporten. De verdachte heeft daarbij steeds de beschikking gehad over cruciale transportgegevens voor het uithalen van containers van de haven en heeft onder meer samen met zijn medeverdachten het plan gemaakt om mee te werken aan een ophaalactie. Daarbij heeft hij op meerdere belangrijke momenten in contact gestaan met zijn medeverdachten, de vervoerder instructies gegeven en relevante informatie over de drugstransporten aan hem doorgegeven. De rol van de verdachte is daarmee essentieel geweest in de keten van de invoer van de cocaïne. Zijn handelen heeft mede mogelijk gemaakt dat zijn medepleger de container kon ophalen en stelen, zodat de harddrugs zouden kunnen worden afgeleverd en verder zouden kunnen worden verspreid. Met zijn handelen heeft de verdachte dan ook een belangrijke bijdrage geleverd aan en is hij onderdeel geweest van de internationale transport- en distributieketen van cocaïne.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en dragen bij aan de toename van strafbare feiten. Drugshandel kan bovendien in verband worden gebracht met zeer ernstige (gewelds)delicten, waarbij zowel personen uit het criminele circuit als de bovenwereld het slachtoffer worden. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij en het gevoel van veiligheid van burgers. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de personen die betrokken zijn bij de organisatie van de invoer van cocaïne daar over het algemeen zeer veel geld mee verdienen. Dit leidt tot een toename van crimineel geld in de samenleving, met alle negatieve gevolgen van dien. Om die redenen dient streng te worden opgetreden tegen drugscriminaliteit.
De verdachte heeft bij zijn handelen deze negatieve gevolgen voor de samenleving voor lief genomen en zich uitsluitend laten leiden door illegaal te behalen financieel voordeel.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte, eerder forse veroordelingen heeft gehad voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte heeft zich niet uitgelaten over zijn persoonlijke omstandigheden, zodat de rechtbank daar geen inzicht in heeft gekregen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en de bepalende rol van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd. In het nadeel van de verdachte neemt de verdachte mee dat hij eerder langdurige gevangenisstraffen opgelegd heeft gekregen voor Opiumwet delicten.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag tot een bedrag van € 3.000,-, de twee telefoons en laptop verbeurd te verklaren. De twee enveloppen en administratie kan worden teruggegeven.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat het geldbedrag, de twee enveloppen en de administratie zijn verkregen door middel van of uit de baten van een strafbaar feit. Daarom zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
De twee telefoons en de laptop zullen worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 van dagvaarding I en onder 1 en 2 van dagvaarding II ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Enveloppe (Omschrijving: [kenmerk omschrijving01] , Bruin);
1. STK Enveloppe (Omschrijving: [kenmerk omschrijving02] , Bruine);
1. STK Administratie (Omschrijving: [kenmerk omschrijving03] ); en
3375 EUR IBG 12-01-2023
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 primair en 3 in dagvaarding I:
1. STK Computer (Omschrijving: [kenmerk omschrijving04] , Asus);
1. STK Telefoonautomaat (Omschrijving: [kenmerk omschrijving05] , Zwart, merk: Samsung); en
1. STK Telefoonautomaat (Omschrijving: [kenmerk omschrijving06] , Zwart, merk: Samsung).
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding I
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam, en/of Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 174,65 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 174,65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of Schiedam, althans in Nederland, en/of te Waregem, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of van 174,65 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) (telefonisch) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken en/of instructies te geven over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de container [containernummer02] (met daarin de cocaïne), en/of
- één of meer ontmoetingen met zijn mededader(s) gehad, en/of
- zich (onbevoegd) begeven op de APM2Terminal, gelegen aan de Europaweg 910,
- op de APM2-terminal te verblijven in de (geprepareerde) container [containernummer04] ,
en/of
- één of meer (organisatie)telefoon(s) voorhanden te hebben, en/of
- het zegel van container [containernummer02] te verbreken en/of (vervolgens) te vervangen door een vals zegel, en/of
- die (tassen) cocaïne (over) te plaatsen naar de container [containernummer02] , en/of
- als bestuurder van een vrachtwagen en trekker daarmede die container [containernummer02] van de APM2-terminal op/uit te halen, en/of
- foto’s te maken van het (valse) zegel op de container [containernummer02] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, en/of in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte en/of [medeverdachte03] en/of [medeverdachte04] en/of [medeverdachte05] en/of [medeverdachte06] en/of [medeverdachte07] , die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
3.
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (van het terrein van de APM2-terminale, gelegen aan de Europaweg 910) heeft weggenomen container [containernummer02] (inhoudende kinderwagens), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf02] B.V., althans een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pin- en/of TAR-code, die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container (met kinderwagens) van het terrein van de APM2-terminal op/uit te halen en/of weg te voeren;
Dagvaarding II
1.
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Maasvlakte Rotterdam en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren 70 kilogram cocaïne, in elk geval hoeveelheden van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) (telefonisch) contacten te onderhouden en/of (via Whatsapp) informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken en/of instructies te geven/ontvangen over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
- de container [containernummer03] (meermalen) valselijk in Portbase voor te laten melden, zodat die container door hem, verdachte, kon worden uit/opgehaald, en/of
- zijn mededader zich (met een valselijk verkregen pincode) als chauffeur met een vrachtwagen en trekker bij de ECT Terminal te laten melden om de container [containernummer03] uit/op te halen, en/of
-zijn mededader telefonisch contact te laten zoeken met de balie van de ECT Terminal;
2.
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om container [containernummer03] (inhoudende druiven), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf05] B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel
- zich bij de ECT Terminal, gelegen aan de Europaweg 875, als chauffeur heeft gemeld, en/of
- met behulp van een valselijk verkregen pincode, die verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd waren te gebruiken, heeft geprobeerd de container [containernummer03] (inhoudende druiven) van de ECT Terminal 875 op/uit te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;