In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft eiser, eigenaar van kavel C5 in Nieuw-Beijerland, een vordering ingesteld tegen zijn buren, gedaagden, die eigenaars zijn van de aangrenzende kavels. De vordering betreft de schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder bodemvonnis van 22 februari 2023, waarin eiser was veroordeeld om een door hem geplaatste schutting te verwijderen. De rechtbank heeft in dat vonnis vastgesteld dat de schutting inbreuk maakt op de erfdienstbaarheid van een pad dat als toegang dient voor de buren. Eiser heeft de schutting na betekening van het vonnis verwijderd, maar vervolgens opnieuw geplaatst, wat leidde tot het huidige geschil.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van eiser en gedaagden afgewogen. Eiser stelt dat hij de schutting heeft verplaatst en dat het pad nu weer breed genoeg is voor gebruik door gedaagden. Gedaagden betwisten dit en stellen dat eiser inbreuk maakt op hun eigendomsrechten. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van eiser bij het behoud van de huidige situatie zwaarder weegt dan het belang van gedaagden bij de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis. De rechter heeft daarom de vordering van eiser toegewezen en gedaagden bevolen om het gebruik van het recht van executie te staken.
De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiser toegewezen, waarbij de kosten zijn begroot op € 1.393,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. Th. Veling op 24 juli 2023.