4.1.Bewijswaardering
Aanleiding onderzoek Koperpad
Op 13 juni 2017 heeft de voorzitter van de volkstuinenvereniging ATV Ommoord,
gevestigd aan het [adres01] te [plaats01] , aan de politie gemeld dat hij het vermoeden
had dat personen bezig waren met het vervaardigen van verdovende middelen in het
tuinhuisje met nummer [nummer01] (hierna: het tuinhuisje). Hij had gezien dat personen grote
zakken naar binnen droegen en hij rook een penetrante lucht.
Medebewoners van het volkstuinencomplex hadden dit volgens de voorzitter eerder ook waargenomen; ook hadden zij gezien dat personen met witte pakken en stofkappen in het tuinhuisje bezig waren en dat lege zakken en witte pakken in een container werden gegooid.
Deze goederen zijn door de medebewoners uit de container gehaald en op het terrein
bewaard. De politie heeft vervolgens deze goederen onderzocht en hieruit is gebleken dat er
mogelijk Turkse soda in de aangetroffen lege zakken had gezeten, een stof die gebruikt kan
worden bij het vervaardigen van verdovende middelen.
Op 14 juni 2017 heeft de politie kort na middernacht het tuinhuisje betreden. In de tuin van het tuinhuisje zijn zeven zakken van 25 kilogram natriumcarbonaat aangetroffen. In de woonkamer is in dozen en een boodschappentas met 45 kilogram van een poedermengsel van paracetamol en cafeïne aangetroffen. Volgens de politie is een dergelijk poedermengsel bestemd om te worden gebruikt als versnijdingsmiddel voor heroïne. In de schuur aan de achterzijde van het tuinhuisje zijn meerdere grote RVS-kookpannen, gasbranders, teilen, diverse weegschalen en verpakkingsmateriaal aangetroffen. Ook is in een grote RVS-kookpan 19,1 kilogram morfine aangetroffen. Voorts zijn twee jerrycans van 30 liter met azijnzuur aangetroffen. De aangetroffen natriumcarbonaat, morfine, de kookopstellingen en de jerrycans met azijnzuur kunnen volgens de politie gebruikt worden om morfine in heroïne om te zetten.
In en rondom het tuinhuisje zijn vijf personen aangehouden op verdenking van het vervaardigen van verdovende middelen als genoemd in lijst I van de Opiumwet. De verdachte was één van die vijf personen; zij is op de veranda van het tuinhuisje aangehouden. Vanaf de veranda is er directe toegang tot de huiskamer van het tuinhuisje. De verdachte droeg op het moment van haar aanhouding regenlaarzen. Twee van de andere aangehouden personen droegen eveneens regenlaarzen en ook regenkleding. Het regende niet, die avond.
Betrokkenheid van verdachte
Voor een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde is vereist dat de
verdachte beschikkingsmacht had over en wetenschap had van de op het terrein van het tuinhuisje aangetroffen stoffen en voorwerpen alsmede de daarmee verbonden activiteiten. Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte deze beschikkingsmacht en wetenschap. De rechtbank stelt hiertoe het volgende vast.
De schuur van het tuinhuisje was ingericht als drugslaboratorium. In de
schuur stond een pan met 19,1 kilogram morfine bevattend poeder en lagen meerdere
stofmaskers. Verder zijn er in en rondom het tuinhuisje - met name in de
schuur - voorwerpen en stoffen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij het
bereiden, verwerken of bewerken van verdovende middelen, namelijk natriumcarbonaat,
jerrycans met azijnzuur en een poedermengsel van paracetamol en cafeïne.
De verdachte bevond zich samen met haar medeverdachten in en rondom het tuinhuisje.
Op het moment dat de politie aankwam, droeg de verdachte regenlaarzen en twee van de andere in het tuinhuisje aangetroffen personen droegen een regenjas en regenlaarzen en een van de personen droeg ook een regenbroek, terwijl het op dat moment niet regende of had geregend. Gegeven de aangetroffen situatie rond en in het tuinhuis gaat de rechtbank er daarom van uit dat zij deze kleding droegen ter bescherming bij de (voorgenomen) omzetting van morfine naar heroïne.
Daarnaast is op de handen van de verdachte een mengsel van onder andere morfine en noscapine aangetroffen, een mengsel dat als uitgangsproduct gebruikt zou kunnen worden voor de vervaardiging van heroïne.
Gelet op wat hiervoor is vastgesteld is de rechtbank van oordeel dat, naar de uiterlijke
omstandigheden beoordeeld, de aangetroffen stoffen en voorwerpen zich in de
beschikkingsmacht van de verdachte bevonden en zij daarvan alsmede van de daarmee
verrichte en nog te verrichten activiteiten, wetenschap had. Dit zou anders kunnen zijn als
de verdachte voor de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden een aannemelijke, tot
een andere conclusie strekkende uitleg zou geven. De verdachte heeft dat niet gedaan.
De verdachte heeft – na zich aanvankelijk op haar zwijgrecht te hebben beroepen –verklaard dat zij enkel bij het tuinhuisje aanwezig was omdat ze door de eigenaar van het tuinhuisje was uitgenodigd voor een barbecue. Zij had regenlaarzen aangetrokken omdat zij nieuwe schoenen aan had. De rechtbank acht de door de verdachte afgelegde verklaringen
ongeloofwaardig. Het is, behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan in de zaak van verdachte geen sprake is, onwaarschijnlijk dat iemand die van niks weet en die nergens mee te maken heeft, wordt uitgenodigd voor een barbecue op een relatief klein complex waar tegelijkertijd, evident zichtbaar, een productieproces van heroïne wordt voorbereid of aan de gang is. Bovendien zijn de door de verdachte gedragen regenlaarzen niet te rijmen met een barbecue op een zomerse avond. Gegeven de aangetroffen situatie rond en in het tuinhuis gaat de rechtbank ervan uit dat zij – net als haar medeverdachten, die hiervoor eerder zijn veroordeeld - deze laarzen droeg ter bescherming bij de (voorgenomen) omzetting van morfine naar heroïne. Het feit dat op de handen van verdachte het genoemde mengsel van stoffen is aangetroffen wijst eveneens op een andere betrokkenheid bij het feitencomplex dan slechts deelnemen aan een barbecue.
Het voorgaande betekent dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank daadwerkelijk
betrokken was bij de stoffen, voorwerpen en handelingen die in en rond het tuinhuisje
werden aangetroffen respectievelijk verricht en aan haar worden verweten.
Medeplegen
De rechtbank oordeelt tot slot dat de situatie zoals die door de politie werd aangetroffen,
waarbij sprake was van meerdere verdachten in regenkleding tussen de voorwerpen en
stoffen die wijzen op de productie van heroïne, duidt op een nauwe en bewuste
samenwerking tussen de verdachte en anderen, zodat de rechtbank wettig en overtuigend
bewezen acht dat de verdachte de feiten 1 en 2 tezamen en in vereniging met anderen heeft
gepleegd.
4.1.1.Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.