Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekers;
- de heer [naam01] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: SHV);
Rechtbank Rotterdam
Op 19 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening op verzoek van twee verzoekers, die in financiële problemen verkeerden. De verzoekers, die begeleid werden door de Kredietbank Rotterdam, vroegen om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet, om te voorkomen dat verweerster, Stichting Woonstad Rotterdam, het vonnis van 26 april 2022 tot ontruiming van hun huurwoning ten uitvoer zou leggen. De verzoekers gaven aan dat zij door financiële problemen, veroorzaakt door niet-betalende klanten en gebrekkige kennis van de Nederlandse wet- en regelgeving, in een bedreigende situatie verkeerden. Tijdens de zitting op 4 mei 2023 werd vastgesteld dat de verzoekers in staat waren om hun huur van € 660,00 per maand te betalen, en dat zij de huur voor april en mei 2023 reeds hadden voldaan. Verweerster had zich niet verzet tegen het verzoek, maar benadrukte wel het belang om de huurachterstand niet verder op te laten lopen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie en dat het belang van de verzoekers om in hun woning te blijven zwaarder woog dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank schorste de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis voor de duur van zes maanden, onder de voorwaarde dat de verzoekers hun lopende huurtermijnen tijdig blijven voldoen. Tevens verklaarde de rechtbank de verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar gaf hen de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.