In deze verzetzaak, aangespannen door Stichting Hef Wonen (voorheen Stichting Vestia), gaat het om de huur van een woning in Rotterdam. De kantonrechter heeft op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een procedure waarin de gedaagde, aangeduid als [gedaagde01], in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis van 27 januari 2017. In dat vonnis werd de huurovereenkomst tussen Vestia en [gedaagde01] ontbonden, en werd [gedaagde01] veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur. De gedaagde betwist de tijdigheid van het verzet, terwijl Vestia stelt dat het verzet te laat is ingediend. De kantonrechter heeft besloten dat de zaak met partijen besproken moet worden, om te beoordelen of [gedaagde01] op tijd verzet heeft ingesteld. De kantonrechter heeft daarbij aangegeven dat de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde01] kan uitvallen, gezien de omstandigheden waaronder het verstekvonnis is betekend. Tijdens de mondelinge behandeling zal de kantonrechter ook vragen stellen over de inhoud van de zaak en de mogelijkheid van een oplossing tussen partijen onderzoeken. De partijen zijn gevraagd om hun beschikbaarheid voor een zitting in de maanden september, oktober en november 2023 door te geven.