ECLI:NL:RBROT:2023:6846

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
10374702 / CV EXPL 23-6477
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontbinding huurovereenkomst en ontruiming door Stichting Hef Wonen

In deze verzetzaak, aangespannen door Stichting Hef Wonen (voorheen Stichting Vestia), gaat het om de huur van een woning in Rotterdam. De kantonrechter heeft op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een procedure waarin de gedaagde, aangeduid als [gedaagde01], in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis van 27 januari 2017. In dat vonnis werd de huurovereenkomst tussen Vestia en [gedaagde01] ontbonden, en werd [gedaagde01] veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur. De gedaagde betwist de tijdigheid van het verzet, terwijl Vestia stelt dat het verzet te laat is ingediend. De kantonrechter heeft besloten dat de zaak met partijen besproken moet worden, om te beoordelen of [gedaagde01] op tijd verzet heeft ingesteld. De kantonrechter heeft daarbij aangegeven dat de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde01] kan uitvallen, gezien de omstandigheden waaronder het verstekvonnis is betekend. Tijdens de mondelinge behandeling zal de kantonrechter ook vragen stellen over de inhoud van de zaak en de mogelijkheid van een oplossing tussen partijen onderzoeken. De partijen zijn gevraagd om hun beschikbaarheid voor een zitting in de maanden september, oktober en november 2023 door te geven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10374702 / CV EXPL 23-6477
datum uitspraak: 21 juli 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hef Wonen (voorheen Stichting Vestia),
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.E.C. Segeren-Krijnen te Breda.
De partijen worden hierna ‘Vestia’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 december 2016, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 27 januari 2017 met zaaknummer 5612595 \ CV EXPL 16-16-53813;
  • de verzetdagvaarding van 27 februari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord in verzet, met bijlagen;
  • de repliek in verzet.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde01] huurde de woning aan het adres [adres01] in Rotterdam van Vestia. In een verstekvonnis van 27 januari 2017 van deze rechtbank met zaaknummer 5612595 \ CV EXPL 16-16-53813 is - samengevat weergegeven - de huurovereenkomst tussen Vestia en [gedaagde01] met betrekking tot de woning ontbonden, [gedaagde01] veroordeeld om de woning te ontruimen en [gedaagde01] veroordeeld om € 1.678,82 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand december 2016 en rente aan Vestia te betalen. [gedaagde01] is het niet eens met het verstekvonnis en daarom komt hij daar in deze zaak tegen in verzet. Vestia is echter van mening dat [gedaagde01] te laat is met het instellen van verzet en dat [gedaagde01] daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Voor zover [gedaagde01] wel ontvankelijk zou zijn in zijn verzet, is Vestia van mening dat het verstekvonnis moet worden bekrachtigd.
De kantonrechter wil de zaak met partijen bespreken.
2.2.
De kantonrechter moet eerst beoordelen of [gedaagde01] op tijd verzet heeft ingesteld. Pas als die vraag bevestigend kan worden beantwoord, wordt het verzet inhoudelijk beoordeeld.
2.3.
Vestia stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat de verzettermijn van vier weken op 4 april 2017 is ingegaan, omdat de woning toen is ontruimd (artikel 143 lid 3 Rv in samenhang met artikel 144 sub d Rv). In principe is [gedaagde01] op grond hiervan inderdaad te laat met het instellen van verzet. Onverkorte toepassing van deze regels kan er onder omstandigheden echter toe leiden dat niet wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM en wel in het bijzonder het recht op toegang tot de rechter. Of hiervan sprake is, moet worden beoordeeld aan de hand van een belangenafweging. Uitgegaan van de omstandigheden van dit geval - waaronder het gegeven dat zowel de inleidende dagvaarding als het verstekvonnis niet in persoon aan [gedaagde01] zijn betekend en dat onweersproken is gebleven dat [gedaagde01] op het moment van tenuitvoerlegging van dat vonnis niet in de woning verbleef - valt de belangenafweging uit in het voordeel van [gedaagde01] en kan artikel 143 lid 3 Rv in samenhang met artikel 144 sub d Rv niet onverkort worden toegepast. Het feit dat de woning op 4 april 2017 is ontruimd, leidt er in deze zaak daarom niet toe dat [gedaagde01] te laat is met het instellen van verzet.
2.4.
Vestia heeft verder onweersproken gesteld dat [gedaagde01] op 16 december 2022 telefonisch contact met haar gemachtigde heeft opgenomen en dat haar gemachtigde vervolgens dezelfde dag nog alle relevante stukken - waaronder de dagvaarding, het verstekvonnis en het betekeningsexploot daarvan - naar het door [gedaagde01] opgegeven e-mailadres heeft verstuurd. Gelet op het voorgaande is de verzettermijn van vier weken volgens Vestia op 16 december 2022 ingegaan, omdat [gedaagde01] op dat moment bekend raakte met het vonnis (artikel 143 lid 2 Rv). De kantonrechter volgt Vestia niet zondermeer in dit standpunt. De enkele omstandigheid dat alle relevante stukken op 16 december 2022 naar het door [gedaagde01] opgegeven e-mailadres zijn verstuurd, dwingt namelijk nog niet tot de conclusie dat [gedaagde01] op dat moment over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling beschikte om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten en dat is wel vereist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652). Op basis van de feiten en omstandigheden die de kantonrechter op dit moment bekend zijn, kan de kantonrechter nog niet beoordelen of [gedaagde01] op 16 december 2022 een daad van bekendheid met het verstekvonnis en/of met de aangevangen tenuitvoerlegging van het verstekvonnis heeft gepleegd. De kantonrechter heeft hiervoor nadere inlichtingen van partijen nodig, met name met betrekking tot wat precies tijdens het telefoongesprek op 16 december 2022 is besproken. Daarom wil de kantonrechter de zaak met partijen bespreken tijdens een mondelinge behandeling.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling zal de kantonrechter partijen ook over de inhoud van de zaak bevragen. Na alle processtukken te hebben bestudeerd, heeft de kantonrechter daar namelijk ook vragen over. Dat gaat dan - onder meer - over de door [gedaagde01] gestelde opzegging in de eerste maand na het sluiten van de huurovereenkomst tussen partijen en wat daarna al dan niet is gebeurd. Verder krijgen partijen tijdens de mondelinge behandeling de mogelijkheid om hun kant van het verhaal te vertellen en onderzoekt de kantonrechter of partijen samen tot een oplossing kunnen komen.
2.6.
Bij het plannen van de zitting wil de rechtbank zoveel mogelijk rekening houden met de agenda van partijen. Daarom wordt nu eerst aan partijen gevraagd de kantonrechter te laten weten op welke ochtenden en/of middagen in de maanden september, oktober en november 2023 zij echt niet naar een zitting kunnen komen. Ook wil de kantonrechter graag de e-mailadressen van partijen ontvangen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat partijen uiterlijk op
woensdag 2 augustus 2023moeten laten weten op welke ochtenden/middagen in de maanden september, oktober en november 2023 zij echt niet naar een zitting kunnen komen en hun e-mailadres moeten opgeven;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
38671