ECLI:NL:RBROT:2023:684

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
10.137490.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van een minderjarige met gevangenisstraf

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding van een minderjarige. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.S.L. Leeflang. De zaak kwam voor de rechtbank na een terechtzitting op 17 januari 2023, waar de officier van justitie, mr. E.M. Blanken, een gevangenisstraf van twee maanden eiste. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met een minderjarige, [naam slachtoffer01], geboren op [geboortedatum02] 2005.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever, die direct na het incident melding deed bij zijn collega en consequent bleef verklaren, als betrouwbaar beoordeeld. Er werd forensisch bewijs gepresenteerd, waaronder DNA-materiaal van de verdachte op de nek van de aangever, wat de verklaring van de aangever ondersteunde. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.339,95 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de aangever, en oordeelde dat de verdachte geen rekenschap had gegeven van zijn daden, wat de strafmaat beïnvloedde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.137490.21
Datum uitspraak: 31 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
geen vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsvrouw mr. M.S.L. Leeflang, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte ten stelligste ontkent dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [aangever01] (hierna: de aangever). Daarnaast zijn er meerdere mogelijkheden te bedenken waardoor DNA-materiaal in de nek van de aangever kan zijn gekomen. Het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, nu de verklaringen alle uit dezelfde bron stammen. De verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever betrouwbaar is en voldoende steun vindt in de bewijsmiddelen.
De aangever heeft direct na het gebeuren verklaard bij zijn collega [naam01] en is daarna consequent blijven verklaren bij zowel zijn moeder als bij de politie en de rechter-commissaris. Aan zijn collega [naam01] heeft de aangever direct na het incident verteld dat de verdachte aan zijn ‘edele delen’ heeft gezeten en in zijn nek heeft gelikt. [naam01] verklaart dat de aangever op dat moment aangedaan was en dat zijn handen trilden. Meteen daarna is de aangever van zijn werkplek vertrokken en naar een vriendin gegaan, waar zijn moeder hem is komen ophalen. Zijn moeder verklaart dat hij huilend in de deuropening stond, erg overstuur was en dat zij hem niet mocht aanraken. Bij thuiskomst ging hij direct op de grond zitten en wilde hij niet opstaan. Hij was trillerig en overstuur.
De rechtbank heeft verder ook kennisgenomen van het forensisch medisch onderzoek waaruit blijkt dat aan de linkerzijde van de hals van de aangever DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen. Dit is precies de plek waarvan aangever verklaarde dat hij daar was gelikt door de verdachte. De rechtbank heeft – anders dan door de verdediging is gesteld – geen enkele reden om aan te nemen dat het lichaamseigen materiaal van de verdachte op een andere manier dan door het likken daar terecht is gekomen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van het ten
laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 mei 2021 te [plaats01] met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2005, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
- betasten van en knijpen in en wrijven over de met kleding bedekte penis van die [naam slachtoffer01] en
- betasten van en knijpen in en wrijven over de met kleding bedekte billen van die [naam slachtoffer01] en
- likken in de linkerzijde van de nek van die [naam slachtoffer01] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van een destijds vijftienjarige jongen. Verdachte heeft, terwijl hij aan het werk was in de winkel van zijn broer waar het slachtoffer ook werkzaam was, aan de met kleding bedekte penis en de billen van het slachtoffer gezeten. Ook heeft hij in zijn nek gelikt.
De verdachte heeft door zo te handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit roept ook in de samenleving in het algemeen diepe gevoelens van afschuw en verontwaardiging op. Mensen en jongeren al helemaal moeten zich immers vrij en veilig voelen op het werk. Het is duidelijk dat dit feit bij het slachtoffer zelf gevoelens van angst, onrust en onveiligheid heeft veroorzaakt. Dat blijkt ook uit de slachtofferverklaring die namens het slachtoffer is voorgelezen op de zitting.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte op geen enkele wijze rekenschap heeft gegeven van zijn gedragingen. Hij is niet op de zitting verschenen. Hoewel dat zijn recht is, heeft hij daarmee de kans voorbij laten gaan om zijn kant van het verhaal te vertellen en om een toelichting te geven op zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank kan daarmee dan geen rekening houden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een Nederlands (van 19 december 2022) en een Duits (van 31 augustus 2021) uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf, gelet op het bepaalde in artikel 22b, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht (taakstrafverbod). Voor een gevangenisstraf van beperkte duur, bijvoorbeeld overeenkomstig de tijd die is doorgebracht in voorlopige hechtenis, en daarnaast een taakstraf ziet de rechtbank gelet op de overwegingen onder 7.2 geen aanleiding.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de inverzekeringstelling, passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij hebben zich [benadeelde partij01] en [benadeelde partij02] als wettelijk vertegenwoordigers namens [benadeelde partij03] in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 339,95 (€ 39,95 kosten van een nieuwe broek en € 300,00 gederfde inkomsten) aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt zij om de materiele schadevergoeding toe te wijzen tot maximaal
€ 39,95 (het bedrag van de broek) en de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van
€ 500,00.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden geschat en vastgesteld op € 1.339,95, bestaande uit € 339,95 (zoals gevorderd) aan materiële schade en € 1.000,00 (conform de letsellijst schadefonds Geweldsmisdrijven 1 juli 2019, categorie I) aan immateriële schade. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 mei 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.339,95, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij03] , te betalen een bedrag van
€ 1.339,95 (zegge: één duizend driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig cent), bestaande uit € 339,95 aan materiële schade en € 1000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij03] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij03] te betalen
€ 1.339,95 (hoofdsom, zegge: één duizend driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.339,95 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
23 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Amperse, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op 31 januari 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te [plaats01], met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2005, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
- betasten van en/of knijpen in en/of wrijven over de met kleding bedekte penis, althans de (met kleding bedekte) schaamstreek, van die [naam slachtoffer01] en/of
- ( vervolgens) betasten van en/of knijpen in en/of wrijven over de met kleding bedekte bil(len) van die [naam slachtoffer01] en/of
- ( vervolgens) likken en/of zoenen aan/in de (linkerzijde) van de nek van die [naam slachtoffer01] ;