ECLI:NL:RBROT:2023:6822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/6303
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een medisch onderzoek naar rijgeschiktheid na verkeersincident met gevaarlijke situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, een 89-jarige man, was betrokken bij een verkeersincident waarbij hij met een loshangende voorbumper en een open achterklep naar huis reed. De politie ontving meldingen van omstanders die zich zorgen maakten over de verkeersveiligheid en heeft daarop een proces-verbaal opgemaakt. Op basis van deze informatie heeft het CBR besloten dat eiser een medisch onderzoek moest ondergaan om zijn rijgeschiktheid te beoordelen. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, stellende dat hij geen gevaar had veroorzaakt en dat zijn rijbewijs onterecht was ingevorderd.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van het geval beoordeeld, waaronder de verklaringen van de politie en de melders. De rechtbank oordeelde dat het vermoeden van ongeschiktheid op basis van de informatie van de politie gerechtvaardigd was. Eiser had de risico's van zijn rijgedrag gebagatelliseerd en de rechtbank concludeerde dat het CBR in redelijkheid had kunnen besluiten tot het opleggen van een medisch onderzoek. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waardoor het besluit van het CBR in stand bleef. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/6303

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: mr. drs. M.M. Kleijbeuker).

Inleiding

Met het primaire besluit van 6 oktober 2022 heeft verweerder bepaald dat eiser een medisch onderzoek moet ondergaan om te beoordelen of hij nog geschikt is om te rijden.
Met het bestreden besluit van 22 december 2022, op het bezwaar van eiser, is verweerder bij dat besluit gebleven. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser heeft op 30 april 2023 een aanvullend beroepschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens verweerder [persoon A] .

Totstandkoming van het besluit

Op zondag 14 augustus 2022 is de politie naar aanleiding van een melding naar de [straatnaam] te Maasluis gegaan, alwaar twee verbalisanten (hoofdagenten) om 16:15 uur de volgende verklaring van de melders hebben afgenomen, neergelegd in een op ambtsbelofte getekend proces-verbaal van bevindingen van 14 augustus 2022:
"
Ik reed samen met mijn partner, vanaf de Koningshoek Maassluis naar huis, toen wij een blauwe Toyota Yaris zagen rijden. Wat ons opviel was dat de achterklep van de auto openstond. Ook zagen wij dat de voorbumper naar beneden was geklapt en over de grond scheurde voor het voertuig uit. Uit de achterbak vielen verschillende zaken. Wij kunnen niet precies zeggen wat, maar voor ons was het genoeg om de politie te bellen. We wisten niet of de verloren zaken uit de achterbak van de auto kwamen of dat hij onderdelen van zijn bumper verloor. Voor de zekerheid zijn wij maar achter het voertuig aan blijven rijden. In eerste instantie dacht ik dat de bestuurder onder invloed was. Totdat het voertuig stopte bij de [straatnaam] te Maassluis. Ik zag toen een oudere man uitstappen, deze zette de garagedeur open en liep weg. De man liet zijn sleutels in het contact zitten en liet de motor lopen. Wij zijn maar hier blijven staan, omdat wij bang waren dat het voertuig nog zou worden weggenomen."
Een van de verbalisanten heeft vervolgens naar het voertuig gekeken en zag dat de voorbumper los was gekomen van het voertuig, met kenteken [kentekennummer] (het voertuig). De voorbumper hing nog met twee bouten vast aan de onderzijde van het voertuig. Toen de verbalisant de bumper omhoog klapte zag de verbalisant dat de kentekenplaat voor de helft was weggesleten. De verbalisant kon alleen nog 48-J lezen van het kenteken. De rest van het kenteken was weggesleten. Volgens de verbalisant vermoedelijk door het slepen van het kenteken over de weg. De verbalisanten verklaarden dat zij van verschillende buurtbewoners hoorden dat de bestuurde van het voertuig al wel vaker kleine schades in de buurt had gereden, wat de bestuurder, eiser, ontkende.
In voornoemd proces-verbaal is ook de verklaring van eiser opgenomen. Hij heeft het volgende verklaard:
"Ik ben in botsing gekomen met een hek in Schiedam. Dit was op de Buitenhavenweg te Schiedam. Hierop zag ik dat mijn voorbumper was losgekomen en dat er enkele zaken los aan mijn voertuig hingen. Ik heb enkele loshangende zaken op de achterbank van mijn voertuig gelegd. Ik kreeg mijn bumper niet los. Dus ik heb toen besloten om met loshangende bumper naar mijn huis aan de [straatnaam] te Maassluis te rijden. Toen ik thuiskwam zag ik dat ik was vergeten om mijn achterbak dicht te doen. Ik dacht ik rijd maar naar huis want dan ben ik in ieder geval in de buurt van de garage.”
Een van de verbalisanten confronteerde eiser vervolgens met de risico’s die hangen aan rijden met een loshangende bumper en uitstekende delen en hoorde dat eiser zei dat hij het begreep, maar dat de verbalisant ook moest begrijpen dat eiser naar huis moest en geen mobiel bij zich had. De verbalisanten begrepen hieruit dat eiser de risico’s niet serieus nam en met dit antwoord zelfs bagatelliseerde. De verbalisanten zijn vervolgens tot de conclusie gekomen dat eiser de veiligheid op de weg en die van overige weggebruikers ernstig in gevaar heeft gebracht. Eiser is aangemerkt als een verdachte in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), zijn rijbewijs is ingevorderd en eiser is aangemeld voor een rijvaardigheidsonderzoek bij verweerder.
4. Bij brief van 1 september 2022 heeft verweerder eiser bericht over de door de politie ontvangen informatie en dat bekeken werd of eiser nog veilig aan het verkeer kan deelnemen. Eiser is gevraagd of hij nog wenst aan het verkeer deel te nemen, en dat in dat geval eiser nog op de hoogte zal worden gesteld over wat voor onderzoek eiser in dat geval zal moeten volgen. Eiser heeft in reactie hierop bij brief van 2 september 2022 laten weten dat hij zijn rijbewijs terug wil. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen, waarbij een medisch onderzoek is opgelegd.
5. Bij besluit van 17 november 2022 is eisers rijbewijs ongeldig verklaard omdat hij de opleggingskosten ter zake het opgelegde medisch onderzoek niet heeft betaald.
6. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is meegedeeld dat, gelet op de informatie van de politie, voldaan is aan de criteria voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiser. Verweerder heeft uiteengezet dat alle feiten en omstandigheden in samenhang bezien, zoals gebleken uit de mededeling van de politie, hebben geleid tot het opleggen van een medisch onderzoek.

Het beroep van eiser

7. In beroep voert eiser aan, samengevat, dat hij na een lichte aanrijding met een andere auto op zondag 14 augustus 2022 met een loshangende voorbumper en open laadbak, waar hij een deel van de bumper in had gelegd, naar huis is gereden. Er waren geen garages open, eiser was hulpeloos en had geen mobiele telefoon bij zich. Eiser vraagt zich af of het rijden met een open laadbak strafbaar is en verwijst naar het feit dat er tientallen bestelwagens rondrijden met een open laadbak. Het bevreemdt eiser dat zijn rijbewijs is ingevorderd op basis van een vermoeden en hij stelt dat er sprake moet zijn van overtuigend bewijs. Eiser stelt dat hij gezond is en nog actief en onderbouwt dat met voorbeelden. Eiser voert aan dat zijn hersenen nog goed zijn. Eiser verwijst naar een andere aanrijding met dodelijke afloop en ernstige verwonding, waarbij de daders hun rijbewijs wel mochten houden. Eiser betoogt verder dat hij het vermoeden heeft dat het besluit uitsluitend gebaseerd is op het feit dat hij 89 jaar is. Op de zitting deelt eiser nog mee dat hij het stuitend vindt dat aan hem vragen zijn gesteld zoals ‘wat voor dag is het vandaag’.

Het verweer

8. Verweerder voert aan dat de politie op grond van artikel 130 van de WVW een mededeling bij het CBR moet doen indien het vermoeden bestaat dat iemand niet langer voldoet aan de eisen voor rij-geschiktheid, of onvoldoende rijvaardigheden bezit. De politie heeft dat gedaan en in de mededeling is vermeld dat eiser de veiligheid op de weg ernstig in gevaar heeft gebracht en waar dat op gebaseerd is. Eiser reed rond met een loshangende voorbumper en openstaande achterklep. Tijdens de rit zijn er diverse stukken van de bumper verloren. Dit veroorzaakte extra gevaar voor de overige weggebruikers. Eiser wist dat de bumper los hing, maar is bewust gaan rijden, omdat hij dichter bij de garage wilde zijn. Eiser heeft een flinke afstand afgelegd; van Schiedam naar Maassluis. Verweerder vindt het gerechtvaardigd dat er een vermoeden van ongeschiktheid is door vermelde feiten en omstandigheden. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat het mogelijk is dat eisers leeftijd een rol heeft gespeeld bij het opleggen van de maatregel. Eiser was 89 jaar, en het is volgens verweerder een feit van algemene bekendheid dat geestelijke vermogens kunnen afnemen. 25% van de mensen boven de 80 jaar en 40% boven de 90 jaar leidt aan dementie, aldus cijfers van Alzheimer Nederland. Door het vergeten van het rijden met een loshangende bumper en met open achterklep, is er een vermoeden ontstaan dat er geestelijk wellicht iets aan de hand is. Daarom heeft verweerder gekozen voor het opleggen van een medisch onderzoek in plaats van bijvoorbeeld een rijtest. Eiser had volgens verweerder de auto moeten laten staan.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht aan eiser een onderzoek naar de rijvaardigheid mocht opleggen op basis van de feiten en omstandigheden uit het politierapport van 14 augustus 2022. De voor de beoordeling relevante wet- en regelgeving is in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
10. De rechtbank overweegt het volgende. Eisers stelling dat een vermoeden van rij-ongeschiktheid onvoldoende is om tot het bestreden besluit te komen, kan niet slagen. Voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid hoeft volgens artikel 130, eerste lid, van de WVW, slechts het
vermoedenvan ongeschiktheid te worden vastgesteld. Het opgelegde onderzoek is nu juist bedoeld om te kunnen bepalen of iemand geschikt is om een motorrijtuig te besturen. Uit vaste rechtspraak volgt dat verweerder mag uitgaan van een politierapport als dat een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving bevat van de waargenomen gedragingen die aan het vermoeden ten grondslag zijn gelegd. Het proces-verbaal van bevindingen van 14 augustus 2022 voldoet aan die eisen, waarbij verwezen wordt naar wat hiervoor onder 1 t/m 3 is aangehaald. De feiten en omstandigheden zoals neergelegd in dat proces-verbaal zijn door eiser niet betwist. De politie heeft geconcludeerd dat eiser met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van de informatie van de politie, mede gelet op het feit dat eiser die informatie niet heeft betwist, in redelijkheid het vermoeden mogen ontlenen dat eiser niet langer beschikt over de geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van een motorvoertuig en dat deze twijfel een nader medisch onderzoek rechtvaardigt. Wat eiser daar tegenin heeft gebracht doet daar niet aan af. De stelling van eiser dat het vermoeden enkel is gebaseerd op zijn leeftijd, treft evenmin doel. De feiten en omstandigheden van het voorval op 14 augustus 2022 zoals verweerder bij de besluitvorming heeft betrokken, zijn – zoals hiervoor is geoordeeld – reeds voldoende om tot het vermoeden van ongeschiktheid te komen.
De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder terecht heeft besloten tot het opleggen van een medisch onderzoek naar de rijgeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser in het ongelijk wordt gesteld, en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 augustus 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
(…)
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
(…)

Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011

Artikel 23
(…)
3. Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid:
(…)
b. in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder B, onderdelen I en II;
(…)