ECLI:NL:RBROT:2023:6807

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
C/10/649805 / HA ZA 22-1027
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot afgifte en inzage van stukken in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2023 een vonnis gewezen in een incident dat was aangespannen door SADSED BEHEER B.V. tegen [bedrijf01] B.V. en [bedrijf02] B.V. De eiseres, SADSED, had een incidentele vordering ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 611a Rv, waarin zij verzocht om afgifte en inzage van bepaalde stukken die door de gedaagden niet waren verstrekt, ondanks een eerdere veroordeling in een vonnis van 12 april 2023. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet binnen de gestelde termijn van 14 dagen na betekening van het eerdere vonnis aan hun verplichtingen hadden voldaan. SADSED verzocht om een dwangsom van € 5.000,00 per dag voor iedere dag dat de gedaagden in gebreke bleven. De gedaagden voerden verweer en vroegen om een extra termijn van vier weken om aan de veroordeling te voldoen. De rechtbank wees dit verzoek af en oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk moesten voldoen aan de afgifte en inzage van de stukken, met een dwangsom van € 2.000,00 per dag, tot een maximum van € 200.000,00. Tevens werden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 598,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er werd een mondelinge behandeling in de hoofdzaak bevolen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/649805 / HA ZA 22-1027
Vonnis in incident van 26 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SADSED BEHEER B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.H. van Woudenberg te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf02] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats02] ,
3.
[persoon01],
wonende te [woonplaats01] ,
4.
[persoon02],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. K. Horstman te Epe.
Eiseres wordt hierna Sadsed genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk [bedrijf01] c.s. en afzonderlijk [bedrijf01] (gedaagde sub 1), [bedrijf02] (gedaagde sub 2), [persoon01] (gedaagde sub 3) en [persoon02] (gedaagde sub 4) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met producties 1 tot en met 32;
  • de conclusie van antwoord in het incident;
  • het vonnis in het incident van 12 april 2023;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
  • de incidentele vordering ex artikel 611a Rv, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident ex artikel 611a Rv.

2.De feiten, voor zover van belang in dit incident

2.1.
Voor wat betreft de feiten verwijst de rechtbank naar het vonnis in incident van 12 april 2023 onder 2.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Voor wat betreft het geschil in de hoofdzaak verwijst de rechtbank naar de het vonnis in incident onder 3.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Sadsed verzoekt om in dit incident, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [bedrijf01] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, voor iedere dag dat zij na betekening van het vonnis in incident niet voldoen aan hun veroordeling bij vonnis in incident van 12 april 2023 – kort gezegd tot afgifte van en inzage in de genoemde bescheiden – één en ander met veroordeling van [bedrijf01] c.s. in de proceskosten in dit incident.
4.2.
[bedrijf01] c.s. voeren verweer en concluderen primair tot afwijzing van het gevorderde en subsidiair verzoeken zij hen nog éénmaal een termijn van vier weken te verlenen, ingaande na betekening van het in dit incident te wijzen vonnis, met (primair en subsidiair) veroordeling van Sadsed in de proceskosten in dit incident.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Sadsed stelt dat [bedrijf01] c.s. niet heeft voldaan aan het vonnis in incident van 12 april 2023. Zij verwijst naar de stukken opgesomd onder 6.1.a. tot en met 6.1.n. van het vonnis in incident van 12 april 2023. Het vonnis is op 17 april 2023 betekend aan [bedrijf01] c.s.. en van deze stukken had binnen 14 dagen daarna afgifte en inzage aan Sadsed verstrekt moeten worden door [bedrijf01] c.s.. Dat is nog steeds niet gebeurd. Omdat [bedrijf01] c.s. niet voldoen aan de veroordeling, heeft Sadsed er belang bij dat [bedrijf01] c.s. nu worden veroordeeld tot het betalen van een dwangsom wanneer zij niet voldoen aan de veroordeling in het vonnis in incident van 12 april 2023.
5.2.
[bedrijf01] c.s. stellen dat er aan hun kant geen sprake is van onwil. Er is geen uitvoering gegeven aan het vonnis in incident van 12 april 2023 omdat het ordenen en structureren van de verzochte informatie veel meer tijd in beslag heeft genomen dan normaal gebruikelijk is. [bedrijf01] c.s. verwachten dit op korte termijn te kunnen afronden.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. [bedrijf01] c.s. zijn reeds veroordeeld tot afgifte van en inzage in de stukken als omschreven in het vonnis in incident van 12 april 2023 opgesomd onder 6.1.a tot en met 6.1.n. [bedrijf01] c.s. hebben niet binnen 14 dagen na betekening (op 17 april 2023) voldaan aan deze veroordeling. [bedrijf01] c.s. stellen niet dat zij niet
kunnenvoldoen aan deze veroordeling. [bedrijf01] c.s. hebben na hun incidentele conclusie in dit incident al meer dan vier weken extra de tijd gehad om alsnog aan de veroordeling in het incidentvonnis van 12 april 2023 te voldoen. Daarom ziet de rechtbank geen reden voor nog een extra termijn van vier weken. De vordering zal nu worden versterkt met een – per dag hoofdelijk (zodat indien en voor zover de een betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd) te verbeuren – dwangsom. De hoogte daarvan zal worden bepaald op het hierna in 6.1 onder de beslissing vermelde bedrag. In totaal zal aan dwangsommen geen hoger bedrag worden verbeurd dan het daar genoemde maximum.
5.4.
De rechtbank zal [bedrijf01] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij in dit incident, in de proceskosten van dit incident veroordelen.

6.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
6.1.
veroordeelt [bedrijf01] c.s., om, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, aan Sadsed alsnog afgifte van en inzage in de bescheiden te verstrekken als opgesomd onder 6.1.a. tot en met 6.1.n. van het vonnis in incident van 12 april 2023, dit op straffe van hoofdelijke verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag dat zij daarmee in gebreke blijven met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 200.000,00;
6.2.
veroordeelt [bedrijf01] c.s. in de kosten van dit incident, aan de zijde van Sadsed tot op heden begroot op € 598,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
6.4.
beveelt een mondelinge behandeling en bepaalt dat partijen daarover bij brief nader zullen worden geïnformeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.
[3246/ 1729]