ECLI:NL:RBROT:2023:6797
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten over IVA-uitkering en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in twee beroepen van verzoeker tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) met betrekking tot zijn IVA-uitkering. Verzoeker had in het verleden bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV, waarin werd bepaald dat hij recht had op een IVA-uitkering, maar dat deze uitkering verrekend zou worden met andere uitkeringen die hij ontving van de gemeenten Hellevoetsluis en Hoeksche Waard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in een nieuw besluit de pro-ratafactor voor de IVA-uitkering van verzoeker heeft verhoogd, wat leidde tot de intrekking van de beroepen door verzoeker.
Verzoeker heeft echter verzocht om een proceskostenveroordeling, omdat hij van mening was dat het UWV in de kosten moest bijdragen na de intrekking van zijn beroepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om proceskostenveroordeling in zaak ROT 22/4752 gegrond was, omdat het beroep tegen het bestreden besluit I terecht was ingesteld. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.031,-, terwijl het verzoek in zaak ROT 22/4753 werd afgewezen, omdat er geen sprake was van tegemoetkomen aan het beroep. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het UWV verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.