ECLI:NL:RBROT:2023:6784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
C/10/657065 / JE RK 23-1010
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juni 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01] te verlengen. De minderjarige, geboren in 2013, woont bij haar oma, die sinds 17 mei 2023 met de voogdij is belast. De moeder van [voornaam minderjarige01] heeft geen gezag meer en er zijn zorgen over de verstoorde verstandhouding tussen de moeder en de oma, evenals het gebrek aan contact tussen de moeder en de minderjarige. De GI heeft aangegeven dat het goed gaat met [voornaam minderjarige01] en dat zij zich positief ontwikkelt op school, maar dat de omgang tussen de moeder en de minderjarige niet op gang is gekomen. De oma is tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de moeder deze steunt uit angst om [voornaam minderjarige01] niet meer te zien. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de huidige situatie en de positieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige01], een verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer op zijn plaats is. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen en benadrukt dat het nu aan de moeder en de oma is om samen te werken aan het herstel van het contact tussen de moeder en de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/657065 / JE RK 23-1010
Datum uitspraak: 14 juni 2023

Beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[oma01] ,

hierna te noemen: de oma (van moederszijde), wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. G.E. van der Pols, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 april 2023, ingekomen bij de griffie op 2 mei 2023;
- de beschikking van de rechtbank Rotterdam met betrekking tot het ouderlijk gezag, overhandigd ter zitting door mr. Van der Pols;
Op 14 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de oma;
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam01] .
De moeder is telefonisch gehoord.

De feiten

Sinds 15 mei 2014 zijn de moeder en oma gezamenlijk met het gezag belast over [voornaam minderjarige01] .
Bij beschikking van 17 mei 2023 is het gezamenlijk gezag beëindigd en is de oma met de voogdij over [voornaam minderjarige01] belast.
[voornaam minderjarige01] woont bij de oma.
Bij beschikking van 14 februari 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot
25 juni 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Het gaat goed met [voornaam minderjarige01] bij de oma. Afgelopen schooljaar is [voornaam minderjarige01] naar het speciaal onderwijs gegaan. Sindsdien ontwikkelt zij zich positief op school. Zij gaat met sprongen vooruit. Wel blijft het een zorg dat de verstandhouding tussen de oma en de moeder is verstoord en er geen contact is tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] . Het doel was aanvankelijk dat [voornaam minderjarige01] vanwege de reisafstand maandelijks een weekend zou logeren bij de moeder, maar dat is gestagneerd. Onlangs is afgesproken dat er twee keer per jaar een familiedag zal zijn. Op 25 april jl. zou de familiedag voor de eerste keer plaatsvinden, maar de moeder heeft op die dag afgezegd. Er lijkt bij de moeder sprake te zijn van een patroon waarin het haar niet lukt om afspraken na te komen. De oma is mede hierdoor onlangs met de voogdij belast over [voornaam minderjarige01] . De GI heeft veel inzet getoond, maar het is niet gelukt om de omgang structureel vorm te geven en de verstandhouding tussen de oma en de moeder te verbeteren. Het is dan ook de vraag of een verlenging van de ondertoezichtstelling nog het verschil gaat maken.

De standpunten

De oma is het niet eens met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen. [voornaam minderjarige01] woont al heel lang bij de oma en maakt een positieve ontwikkeling door. Zij ervaart bij de oma stabiliteit en zekerheid. Er zijn geen zorgen over de woonsituatie van [voornaam minderjarige01] bij de oma. Recent is de oma met de voogdij over [voornaam minderjarige01] belast. De afgelopen twee jaar is ondanks de betrokkenheid van de GI de omgang tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder niet op gang gekomen. De relatie tussen de oma en de moeder is verstoord, maar de oma is bereid het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder te stimuleren. De moeder mag [voornaam minderjarige01] elke dag bellen, maar dat gebeurt niet. De oma heeft het idee dat de moeder er niet vol voor wil gaan, omdat de moeder steeds afspraken afzegt en [voornaam minderjarige01] nooit belt. Bovendien ziet de ondertoezichtstelling nu alleen nog op de oma, omdat de moeder geen gezag meer heeft. Een ondertoezichtstelling heeft dan ook geen meerwaarde meer.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. De moeder is bang dat ze zonder de betrokkenheid van de jeugdbeschermer [voornaam minderjarige01] helemaal niet meer zal zien. De moeder erkent dat zij de afgelopen tijd niet veel inzet heeft getoond. De moeder kan [voornaam minderjarige01] niet vaak zien vanwege haar nieuwe gezinssituatie. Zij is onlangs opnieuw moeder geworden. Het gaat goed met haar en het gezin. De moeder heeft nog begeleiding, maar dit wordt afgebouwd. De moeder ziet dat [voornaam minderjarige01] gelukkig is bij oma. Het is niet dat de moeder niet naar [voornaam minderjarige01] wil komen, maar het lukt haar niet. Ook heeft de moeder het gevoel dat zij niet altijd welkom is bij oma. De moeder stelt voor dat [voornaam minderjarige01] een keer per maand komt logeren en dat ze wekelijks bellen.

De beoordeling

[voornaam minderjarige01] is op 25 juni 2021 onder toezicht gesteld. Er waren destijds ernstige zorgen over haar ontwikkeling. [voornaam minderjarige01] heeft lange tijd weinig stabiliteit en structuur in haar leven gehad en een leerachterstand op school opgelopen. Op dit moment gaat het goed met [voornaam minderjarige01] . Zij woont al langere tijd bij oma, waar zij stabiliteit en zekerheid ervaart. In september 2022 is [voornaam minderjarige01] gestart op het speciaal basisonderwijs. Zij ontwikkelt zich daar positief en bloeit op.
De zorg die nog bestaat is de verstoorde verstandhouding tussen de oma en de moeder en het ontbreken van contact tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder. Gedurende de ondertoezichtstelling is het ondanks de inspanningen van de GI niet gelukt om dat te verbeteren. Een complicatie is de grote afstand tussen de oma en [voornaam minderjarige01] in Rotterdam en de moeder in [plaats01] . Ook lukt het de moeder vaak niet om de gemaakte afspraken na te komen. Onlangs is het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige01] beëindigd en is de oma belast met de voogdij over [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter is van oordeel dat onder die omstandigheden wederom een verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer op zijn plaats is. Het gevolg hiervan is dat de jeugdbeschermer niet langer betrokken zal zijn. Dit betekent dat de oma en de moeder gezamenlijk ervoor verantwoordelijk zijn om tot een verbetering van de situatie te komen. Het belang van [voornaam minderjarige01] dient voorop te staan. Zij is erbij gebaat om een positief beeld te hebben van de moeder en het gevoel te hebben dat de oma achter het contact tussen haar en de moeder staat. Ter zitting heeft de oma aangegeven dat [voornaam minderjarige01] haar moeder mist en toegezegd dat zij zich zal inspannen om het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder te stimuleren. Het is aan de moeder om naast de zorg die zij draagt voor haar andere kinderen inzet te tonen daar waar het gaat om het contactherstel met [voornaam minderjarige01] en de gemaakte afspraken na te komen. De kinderrechter doelt dan op het deelnemen aan de familiedag en ook zou de moeder kunnen beginnen met het zoeken van telefonisch contact met [voornaam minderjarige01] .

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier, en op schrift gesteld op 27 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.