ECLI:NL:RBROT:2023:673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/2616
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring in het bestuursrecht met betrekking tot maatschappelijke binding en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring, die door verweerder was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres niet voldeed aan het vereiste van maatschappelijke binding en geen zelfstandige woonruimte had. Eiseres had eerder een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar ook dit beroep werd door verweerder afgewezen. Eiseres heeft in de zitting verklaard dat zij alleen haar beroep op de hardheidsclausule wilde handhaven, waarbij zij aanvoerde dat haar situatie, waaronder bedreiging en mishandeling door haar ex-man, aanleiding zou moeten geven tot toepassing van deze clausule.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen. De rechtbank overwoog dat er een groot tekort aan betaalbare huurwoningen is en dat een ruime toepassing van de hardheidsclausule de betekenis van de voorrangsverklaring zou ondermijnen. Eiseres werd niet als een uitzondering gezien ten opzichte van andere woningzoekenden die ook in moeilijke situaties verkeren. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres niet zodanig schrijnend was dat zij voorrang zou moeten krijgen boven anderen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2616

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. N. Slingerland),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht, verweerder,
(gemachtigde: mr. M. Baardman).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een voorrangsverklaring afgewezen.
Bij besluit van 26 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres het beroep met zaaknummer 21/4616 ingesteld, dat op
31 januari 2022 ter zitting is behandeld.
Bij uitspraak van 16 maart 2022 (21/4616) heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 juli 2021 vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van die uitspraak.
Bij besluit van 26 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw op het bezwaar beslist. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard onder aanpassing van de motivering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam].

Overwegingen

1.1.
Eiseres stond vanaf 29 mei 2017 samen met haar vijf kinderen en ex-man in de
basisregistratie personen (brp) ingeschreven op het adres [adres]. Eiseres en
haar ex-man zijn in februari 2020 gescheiden. Van 20 februari 2020 tot en met 24 juni 2020
heeft eiseres in Syrië verbleven. De gemeente Dordrecht heeft eiseres met ingang van 20 juli 2020 uitgeschreven uit de brp met de reden “vertrokken naar onbekend’. Hiertegen heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit besluit in rechte vaststaat. Eiseres is in september 2020 door haar ex-man uit de woning in Dordrecht gezet. Haar kinderen zijn bij haar ex-man blijven wonen. Eiseres is in december 2020 bij haar ex-man langs geweest om de kinderen te zien en dit is geëscaleerd in een mishandeling. Eiseres heeft hiervan op
5 januari 2021 aangifte gedaan bij de politie. Eiseres heeft tijdelijk bij een vriendin in [plaats 1] verbleven en woont sinds 8 november 2021 bij een vriendin in [plaats 2].
1.2.
Op 9 maart 2021 heeft eiseres een voorrangsverklaring aangevraagd met als reden ‘bedreiging en mishandeling’.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan het vereiste van maatschappelijke binding en zij niet beschikt over een zelfstandige woonruimte. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen.
3. Eiseres heeft ter zitting verklaard alleen haar beroep op de hardheidsclausule te willen handhaven. Zij voert aan dat verweerder dat beroep ten onrechte heeft afgewezen. Van groot belang is met name dat eiseres haar kinderen nu moeilijk kan zien. Zij is bedreigd en mishandeld door haar ex-man, kan haar kinderen daarom niet in haar oude woning opzoeken en ziet de kinderen nu enkel buitenshuis. Ook is van belang dat eiseres was uitgeschreven uit de brp door toedoen van haar ex-man, er een geweldsconflict ten grondslag ligt aan de scheiding en zij als vluchteling voor oorlog naar Nederland is gekomen. Kortom, zij heeft veel meegemaakt en alle omstandigheden tezamen zouden moeten leiden tot toepassing van de hardheidsclausule, aldus eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule uit artikel 3.1 van de Huisvestingsverordening gemeente Zwijndrecht 2019. Verweerder heeft aangegeven dat hij, gezien het grote tekort aan betaalbare huurwoningen en de aard van de voorrangsverklaring, een zeer terughoudend beleid voert ten aanzien van het gebruik van de hardheidsclausule. Bij een ruime toepassing zou de voorrangsverklaring immers zijn betekenis verliezen. Eiseres onderscheidt zich in dit verband niet van anderen die ook in een niet-benijdenswaardige situatie verkeren. Indien aan eiseres alsnog een voorrangsverklaring zou worden verleend, zou dat betekenen dat iemand anders die voor voorrang in aanmerking komt, en op wie geen weigeringsgrond van toepassing is, mogelijk nog langer moet wachten. De rechtbank acht dit standpunt niet onredelijk. Verweerder heeft verder meegewogen dat de kinderen van eiseres onderdak hebben bij hun vader, dat zij hier een stabiele basis hebben en dat eiseres – hoewel niet in de door haar gewenste vorm – omgang met de kinderen kan hebben. Verder is volgens verweerder van belang dat geen sprake is van dreigende dakloosheid en eiseres zich onvoldoende heeft ingespannen om zelf woonruimte te vinden. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat eiseres nog voldoende alternatieve mogelijkheden heeft om aan woonruimte te komen. Zij kan bijvoorbeeld reageren op lotingwoningen of woningen in minder populaire wijken. Ook kan ze een kamer huren in bijvoorbeeld de gemeente Dordrecht, waar veel panden zijn waar kamerverhuur is toegestaan. Verder zou eiseres gebruik kunnen maken van de Short Stay Facility, zij zou een antikraakwoning kunnen huren of zij kan haar zoekgebied uitbreiden buiten de gemeente Drechtsteden. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres heeft geprobeerd om via een van deze opties aan woonruimte te komen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres zich in een lastige positie bevindt, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de situatie van eiseres niet zodanig schrijnend is dat zij voorrang zou moeten krijgen boven de vele andere woningzoekenden, waarvan er velen ongetwijfeld ook in moeilijke (woon)omstandigheden leven.
5. De beroepsgrond slaagt niet. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr.F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: wet- en regelgeving

De Huisvestingsverordening gemeente Zwijndrecht 2019 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 3.1 Hardheidsclausule
Het college beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.