In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring, die door verweerder was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres niet voldeed aan het vereiste van maatschappelijke binding en geen zelfstandige woonruimte had. Eiseres had eerder een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar ook dit beroep werd door verweerder afgewezen. Eiseres heeft in de zitting verklaard dat zij alleen haar beroep op de hardheidsclausule wilde handhaven, waarbij zij aanvoerde dat haar situatie, waaronder bedreiging en mishandeling door haar ex-man, aanleiding zou moeten geven tot toepassing van deze clausule.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen. De rechtbank overwoog dat er een groot tekort aan betaalbare huurwoningen is en dat een ruime toepassing van de hardheidsclausule de betekenis van de voorrangsverklaring zou ondermijnen. Eiseres werd niet als een uitzondering gezien ten opzichte van andere woningzoekenden die ook in moeilijke situaties verkeren. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres niet zodanig schrijnend was dat zij voorrang zou moeten krijgen boven anderen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.