ECLI:NL:RBROT:2023:6724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
C/10/662107 / KG ZA 23-653
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot medewerking aan levering van de echtelijke woning en verstrekking van lening door vennootschap in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres [vrouw01] in kort geding vorderingen ingesteld tegen gedaagde [man01] met betrekking tot de medewerking aan de verkoop van de echtelijke woning en de verstrekking van een lening door de vennootschap [bedrijf01] B.V. De rechtbank heeft op 25 juli 2023 uitspraak gedaan. De vorderingen van [vrouw01] zijn afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat er een onvoorwaardelijke afspraak was gemaakt over de hoogte van de lening die [bedrijf01] aan [vrouw01] zou verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de vennootschap geen partij was in het kort geding, waardoor de vorderingen tot medewerking aan de lening niet konden worden toegewezen. Tevens werd de vordering tot medewerking aan de levering van de echtelijke woning afgewezen, omdat [vrouw01] geen belang meer had bij deze vordering na de afwijzing van de lening. In reconventie heeft [man01] vorderingen ingesteld tot afgifte van inboedelgoederen, maar ook deze vorderingen zijn afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/662107 / KG ZA 23-653
Vonnis in kort geding van 25 juli 2023
in de zaak van
[vrouw01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.L. van der Aa te Utrecht,
tegen
[man01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem.
Partijen worden hierna [vrouw01] en [man01] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de betekende dagvaarding van 13 juli 2023 (die [vrouw01] als productie 11 heeft overgelegd);
  • producties 1 tot en met 11 van [vrouw01] (gevoegd bij de conceptdagvaarding);
  • producties 1 tot en met 8 van [man01] ;
  • de mondelinge behandeling van 20 juli 2023;
  • de pleitnota van [vrouw01] ;
  • de pleitnota van [man01] , tevens houdende eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 april 2023 is de echtscheiding uitgesproken (hierna: ‘de echtscheidingsbeschikking’). De echtscheidingsbeschikking is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
[man01] is enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf01] B.V. (hierna: ‘ [bedrijf01] ’).
2.3.
In de huwelijksgoederengemeenschap bevindt zich de voormalige echtelijke woning. Deze woning is (mede) gefinancierd met een hypothecaire geldlening die is verstrekt door [bedrijf01] .
2.4.
In de echtscheidingsbeschikking is, voor zover nu relevant, het volgende opgenomen:
(..)
“2.6. Verdeling en voortgezet gebruik van de woning
(..)
2.6.5.
Partijen hebben de volgende afspraken gemaakt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap:
  • de echtelijke woning aan de [adres01] te Gorinchem zal te koop worden gezet. De vrouw zal, met instemming van de man, een opdracht tot verkoop verstrekken aan makelaardij Van der Brugge te Gorinche[m];
  • partijen zijn tot de verkoop en levering van de woning ieder voor de helft draagplichtig voor de eigenaarslasten. Er wordt op dit moment geen hypotheekrente betaald aan [bedrijf01] B.V. Deze zal bij gelegenheid van de verkoop van de woning worden verrekend;
  • partijen zijn ieder gerechtigd tot de helft van de inboedelgoederen inclusief de gereedschappen. Partijen zullen hier in onderling overleg afspraken over maken;
  • partijen zijn ieder gerechtigd tot de helft van de waarde van de aandelen van [bedrijf01] B.V. De vrouw zal voor haar deel een eigen B.V. oprichten.
-
De waarde van de aandelen wordt gevormd door de hypothecaire lening aan partijen, liquiditeiten en een voorraad auto's. De hypothecaire lening wordt door partijen afgelost met de verkoopopbrengst van de woning. De liquiditeiten worden door de man voor een bedrag van
€ 150.000,- aangewend voor de aflossing van een hypothecaire lening die hij bij zijn ouders is aangegaan voor de aankoop van een woning met zijn nieuwe partner. De man heeft dan in privé een lening bij [bedrijf01] B.V. waar hij 4% rente per jaar over betaalt.
  • Voor de auto's geldt dat elke keer als een auto wordt verkocht de opbrengst daarvan bij helfte wordt verdeeld. De verkoop vindt steeds in onderling overleg plaats. Partijen streven beiden naar een zo hoog mogelijke verkoopprijs;
  • de pensioenrechten die in [bedrijf01] B.V. zijn opgebouwd, worden bij helfte gesplitst zodat ieder van partijen over de eigen aanspraken kan beschikken;
  • de rekening-courantschuld van [bedrijf01] B.V. zal in de verdeling worden meegenomen. Uitgangspunt is dat deze door ieder van partijen voor de helft wordt gedragen:
  • de man vergoedt aan de vrouw de helft van € 66.250,- dat de man door de verkoop van de auto, merk en type Union 1030 Sport Coupé, aan [bedrijf01] B.V. heeft ontvangen, tenzij partijen hier een andere – voor hen beiden fiscaal gunstigere – afspraak over maken;
  • de auto, merk en type DKW Mialzoni, zal worden verkocht waarna de opbrengst bij helfte wordt verdeeld;
  • de auto's, merk en type RS4 en VW Transporter zijn reeds verkocht en afgewikkeld;
  • de auto merk Mini Cooper wordt binnen een week aan de vrouw toebedeeld onder verrekening van de waarde in het economische verkeer;
  • in het kader van de afwikkeling van de saldi van de bankrekeningen en de vordering op de moeder van de vrouw van € 10.750,- is de man nog € 1.500,- aan de vrouw verschuldigd. Partijen zijn er hierbij vanuit gegaan dat de door de man gestelde bedragen van € 38.890,-(erfdeel vrouw) € 10.640,39 (vordering man op de huwelijksgemeenschap) en € 9.527,57 (vordering vrouw op de huwelijksgemeenschap) kloppen. Dit bedrag van € 1.500,- zal bij gelegenheid van de verkoop van de woning – in het kader van de verdeling van de verkoopopbrengst – door hem worden voldaan;
  • eventuele rentevergoedingen die de vrouw ten aanzien van de papieren schenking van haar moeder nog zal ontvangen, komen de vrouw zonder verrekening toe.
(..)
3. De beslissing
De rechtbank:
3.4
neemt op in deze beschikking de onderlinge regeling die partijen ter zake de verdeling hebben getroffen zoals weergegeven onder rechtsoverweging 2.6.5;(..)”
2.5.
Op 23 mei 2023 om 17:54 uur stuurt mr. Van der Aa het volgende voorstel aan mr. Meeuwsen:
(..)
“1. Cliënte ontvangt (in privé) van de notaris de helft van de overwaarde (dus de helft van plm.
€ 268.000,-), een bedrag van € 33.125,- en een bedrag van € 1.500,-. Per saldo aldus plm.
€ 168.625,-.
2. Door de notaris wordt daarnaast aan cliënte, uit de ontvangen koopsom, een bedrag van
€ 344.000,-, overgemaakt, ten titel van geldlening van [bedrijf01] aan cliënte, waarmee [bedrijf01] voor dat bedrag uiteraard afstand doet van haar rechten uit hoofde van de hypotheek. Dit bedrag komt voort uit plm. de helft van het huidige banksaldo en van het bedrag aan rente en aflossing van de hypotheek (plm. € 111.100,- + plm. € 232.900,-). Indien over die lening rente zou moeten worden berekend, komt deze in het kader van de verdeling toe aan cliënte, net zoals uw cliënt gerechtigd is tot de rente over eenzelfde bedrag, wanneer hij dat van [bedrijf01] zou lenen.”
2.6.
Op 24 mei 2023 sturen mr. Van der Aa en mr. Meeuwsen elkaar de volgende e-mails:
12:10 uur van mr. Meeuwsen:
“Geachte confrère,
(..)
2. [bedrijf01] zal echter als gevolg daarvan weer beschikken over een iets hoger banksaldo, waarna uw cliënte weer iets meer van [bedrijf01] kan lenen. Van [bedrijf01] kan echter niet renteloos geleend worden en de rente zal gewoon aan [bedrijf01] betaald moeten worden, al dan niet via een rekening­courant vordering op uw cliënte. De rente komt alsdan niet geheel toe aan uw cliënte.(..)”
22:47 uur van mr. Van der Aa:
“Geachte confrère,
(..)
2. Ten aanzien van de rente behouden partijen zich dan maar alle rechten voor en, laten we vooralsnog in het midden of, in het kader van de verdeling, rente verschuldigd is of niet en zo ja, welk percentage. Dat voorkomt dat de discussie over rente nu een obstakel vormt.(..)”
2.7.
De advocaten van [vrouw01] en [man01] sturen elkaar op 25 mei 2023 de volgende e-mails:
9:14 uur van mr. Meeuwsen:
“Geachte confrère,
(..)
2. Als er geld van [bedrijf01] geleend moet worden, dan zal om fiscale redenen een reële
rente in rekening moeten worden gebracht. Momenteel zou dat een rente van 4% betekenen. Vanaf het moment dat de vennootschap gesplitst is dan kan uw cliënte hieraangaande zelf bepalen of en welke rente betaald moet worden.(..)”
9:20 uur van mr. Van der Aa:
“Geachte confrère,
Ter voorkoming van misverstanden, graag even de bevestiging dat uw cliënt hiermee akkoord gaat met het voorstel hieronder zijdens cliënte van 23 mei jl. om 17.54 u, met inachtneming van de op- en aanmerkingen die daarop zijn gemaakt middels uw email en mijn email van 24 mei jl. en uw email van vandaag.
Het geheel kan dan t.z.t. onder andere naar de notaris worden gezonden, ter uitvoering van e.e.a.
Partijen zijn naar ik aanneem tevreden met de verkoopopbrengst, gelet op het bereikte akkoord.”
9:24 uur van mr. Meeuwsen:
“Geachte confrère,
In de door u aangehaalde mails, staan de tussen partijen gemaakte afspraken verwoord. De verkoop van de woning kan derhalve per omgaande worden gerealiseerd.”
2.8.
De echtelijke woning is verkocht en zal uiterlijk op 1 december 2023 worden geleverd aan de kopers. In overleg is er een vervroegde leveringsdatum bij de notaris gereserveerd op 18 augustus 2023.
2.9.
[vrouw01] heeft in juni 2023 een woning aangekocht. Deze woning zal uiterlijk op 1 september 2023 aan haar worden geleverd. In de koopovereenkomst is de volgende bepaling opgenomen:
“Artikel 26
Deze koopovereenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk op 26 juli 2023, koper niet een zodanige schriftelijke regeling heeft getroffen met haar (ex-)echtgenoot en met de kopers van haar huidige woning, dat zij in staat is op 1 september 2023 te voldoen aan haar verplichting tot betaling van de koopsom en de overige uit deze koopovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen, waaronder de kosten koper en de betaling van de borgsom.”
2.10.
[vrouw01] heeft op 6 juli 2023 hoger beroep ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[vrouw01] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[man01] te veroordelen tot het verlenen van medewerking en al datgene dat overigens nodig is om de levering van de echtelijke woning aan de kopers te effectueren, waaronder (doch niet uitsluitend) door ondertekening van de akte van levering of een volmacht waarmee een medewerker van het notariskantoor daartoe wordt gemachtigd namens [man01] , op een zodanig moment dat de levering kan plaatsvinden op of vóór 25 augustus 2023;
Te bepalen dat aan [vrouw01] middels het in deze te wijzen vonnis machtiging wordt verleend om namens [man01] met de kopers van de woning aan de [adres01] te Gorinchem een (nadere) vervroegde leveringsdatum (met gelijktijdige betaling van de koopprijs) overeen te komen, gelegen vóór of op 25 augustus 2023, onder handhaving van de koopovereenkomst voor het overige;
[man01] te veroordelen om te gehengen en gedogen dat van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning een bedrag van € 512.625,- (althans, subsidiair, een door uw voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag) door de notaris zal worden uitgekeerd aan [vrouw01] , op het door haar gewenste moment en met het recht van de notaris om dat bedrag tot dat moment onder zich te houden;
[man01] te veroordelen om aan de notaris (verbonden aan notariskantoor Van Leussen Van den Broek te Gorinchem), die is belast met de levering van de echtelijke woning een bericht te sturen, binnen 8 dagen na het in deze procedure te wijzen vonnis, met als inhoud: "Geachte heer, hierbij bericht ik u dat ik u, mede namens de besloten vennootschap [bedrijf01] B.V., onherroepelijk toestemming verleen om van de verkoopopbrengst uit de verkoop van het onroerend goed aan de [adres01] te Gorinchem een bedrag van € 512.625,- uit te betalen aan [vrouw01] , op het moment en op de wijze als door haar aan u aan te geven, met reservering van dat bedrag door u tot dat moment."
Te bepalen dat [man01] zich zal onthouden van handelingen die de vrijgave van het hiervoor genoemde bedrag door de notaris aan [vrouw01] en/of de verkoper van de door [vrouw01] aangekochte woning belemmeren, waaronder door het leggen van beslag op dit bedrag of een gedeelte daarvan onder de notaris en/of de kopers van de woning aan de [adres01] te Gorinchem;
[man01] te veroordelen tot betaling aan [vrouw01] van een direct opeisbare dwangsom van € 300.000,-(zegge: driehonderdduizend euro), eenmalig, dan wel per dag dat [man01] in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 400.000,-, voor het geval [man01] in gebreke blijft met de voldoening aan het hiervoor onder 1, 2, 3, 4 en 5 gevorderde, zonder dat voorafgaande ingebrekestelling vereist zal zijn, alsmede onder de bepaling dat het ten deze te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de bij de akte van levering van de woning aan de [adres01] te Gorinchem voor de bij die akte van levering vereiste formaliteiten, waaronder de handtekening en kopie van een geldig identiteitsbewijs van [man01] ;
[man01] te veroordelen in de proces- en nakosten van deze procedure.
3.2.
[vrouw01] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij voor de aankoop, verbouwing en inrichting van haar nieuwe woning een bedrag van € 512.625,00 nodig heeft. Dit bedrag is opgebouwd uit het aan haar toekomende deel van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning, een tweetal overbedelingsvergoedingen en een lening van € 344.000,00 van [bedrijf01] . Partijen hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de verkoopopbrengst en het bedrag dat [vrouw01] van [bedrijf01] kan lenen. [vrouw01] vordert in deze procedure nakoming van de gemaakte afspraken.
3.3.
[man01] voert als verweer aan dat hij zijn medewerking verleent aan de verkoop van de echtelijke woning. Er is geen overeenstemming bereikt over de hoogte van het door [bedrijf01] aan [vrouw01] uit te lenen bedrag. Het door [vrouw01] gewenste bedrag van € 344.000,00 staat niet in verhouding tot de huidige waarde van de woning. Ook is een dergelijke lening gezien het inkomen van [vrouw01] niet verantwoord. Bovendien zijn de vorderingen van [vrouw01] niet toewijsbaar, omdat alleen [bedrijf01] kan worden verplicht tot het gedogen van het doorstorten van een bedrag bij de notaris. [bedrijf01] is echter niet gedagvaard en ook [man01] is niet gedagvaard in hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[man01] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [vrouw01] te veroordelen tot afgifte van de goederen:
  • volledige inhoud van de zolder van de garage;
  • tuingereedschap;
  • heggenschaar;
  • bosmaaier;
  • kettingzaag;
  • werkbank met inhoud;
  • kisten op wielen;
  • verlichting;
  • houtkachel (blijft achter voor kopers);
  • tuinset;
  • fauteuils;
  • tafel kantoor;
  • vitrinekast;
  • lage kastjes slaapkamer;
  • tafeltennistafel;
  • basketbalkorf;
  • trapauto;
  • kruiwagen;
  • ladder;
  • ladder uitschuifbaar,
en [man01] in staat te stellen de goederen uiterlijk op 30 juli 2023 op te halen, onder
verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag;
II. [vrouw01] te veroordelen in de proces- en nakosten van deze procedure.
4.2.
Partijen hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de inboedel. Omdat [man01] de aan hem toekomende inboedelgoederen nog steeds niet heeft ontvangen, vordert hij afgifte van deze goederen op verbeurte van een dwangsom.
4.3.
[vrouw01] voert aan dat alle goederen, met uitzondering van enkele, omdat niet zeker is waar deze goederen zich bevinden, klaar staan en [man01] deze op zaterdag 22 juli 2023 kan ophalen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Het spoedeisend belang

5.1.
Met de stelling dat, gelet op de ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst voor de nieuwe woning van [vrouw01] , uiterlijk op 26 juli 2023 duidelijk moet zijn of [man01] zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning en aan het vrijmaken van gelden voor de aankoop van de nieuwe woning van [vrouw01] , is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang.
5.2.
De vorderingen van [vrouw01] zien in de kern op de medewerking van [man01] aan een eerdere levering (eerder dan 1 december 2023) van de echtelijke woning en medewerking van [man01] met (in feite) het verstrekken van een (hypothecaire) geldlening door [bedrijf01] aan [vrouw01] voor de door haar aan te kopen woning. De voorzieningenrechter wijst deze vorderingen af en licht dit als volgt toe.
De lening van [bedrijf01] aan [vrouw01]
5.3.
[vrouw01] vordert nakoming van de volgens haar gemaakte afspraak dat [bedrijf01] een bedrag van € 344.000,00 aan haar uitleent voor de aankoop van haar nieuwe woning. [vrouw01] stelt dat zij in de e-mail van haar advocaat van 23 mei 2023 concreet heeft voorgesteld dat € 344.000,00 aan haar wordt uitgeleend en dat [man01] met de e-mail van zijn advocaat van 25 mei 2023 heeft bevestigd dat dit een correcte weergave van de afspraken is en dat de echtelijke woning dus kan worden verkocht. [man01] heeft ter zitting echter betwist dat deze afspraak is gemaakt. Hij heeft verklaard dat de e-mail van 25 mei 2023 geen onvoorwaardelijk akkoord bij voorbaat is op een door [bedrijf01] te verstrekken lening van € 344.000,00. [man01] heeft bedoeld te zeggen wat de maximale bandbreedte voor de lening zou kunnen zijn, maar dat de exacte hoogte van die lening nog moest worden bepaald, onder meer aan de hand van de waarde van het onderpand, te weten de nieuwe woning van [vrouw01] .
5.4.
De voorzieningenrechter acht dit verweer niet bij voorbaat kansloos. Het is in beginsel gebruikelijk dat een geldverstrekker onder hypotheek de hoogte van het uit te lenen bedrag bepaalt aan de hand van de waarde van het onderpand. Die waarde is immers van belang voor het zekerheidsrecht dat op het onderpand komt te rusten. In dat verband is van belang dat [vrouw01] ter zitting heeft verduidelijkt dat de hoogte van de gewenste geldlening niet alleen bepaald wordt door de waarde van de woning op dit moment, maar ook door een gewenste verbouwing (een nieuwe keuken), verhuis- en advocaatkosten. Niet zonder meer kan worden aangenomen dat ( [man01] namens) [bedrijf01] akkoord heeft willen gaan met financiering van dergelijke kostenposten. Ook van belang is dat de mailwisseling waarop [vrouw01] een beroep doet plaatsvond ruimschoots voordat zij een nieuwe woning kocht. Gesteld noch gebleken is dat toen al duidelijk was wat de waarde was van de later door haar gekochte woning (en daarmee van het onderpand). Bovendien blijkt uit latere e-mails tussen de advocaten dat de rente over de beoogde geldlening nog onderwerp van discussie was. [vrouw01] heeft aangevoerd dat de geldlening uiteindelijk bij haar terecht zal komen, omdat de bedoeling is dat [bedrijf01] in het kader van de verdeling gesplitst zal worden in twee BV’s en dat de geldlening dan in de BV van [vrouw01] zal worden ingebracht. Mogelijk was ten tijde van de mailwisseling van 22 tot en met 24 mei 2023 de gedachte van partijen dat die splitsing al was gerealiseerd als [vrouw01] een nieuwe woning zou kopen. [man01] heeft een opmerking van die strekking ter zitting gemaakt. Op dit moment is de situatie echter dat [bedrijf01] nog niet is gesplitst. Onvoldoende duidelijk is dat ( [man01] namens) [bedrijf01] voor die situatie een onvoorwaardelijke toezegging heeft willen doen zoals [vrouw01] bepleit.
5.5.
Het voorgaande betekent dat zonder nader onderzoek, waarvoor een kort geding zich niet leent, niet is komen vast te staan dat partijen een onvoorwaardelijke afspraak hebben gemaakt voor wat betreft de hoogte van een door [bedrijf01] aan [vrouw01] te verstrekken geldlening onder hypotheek. [vrouw01] kan dus bij de huidige stand van zaken geen aanspraak maken op (medewerking van [man01] bij het verstrekken van) een lening door [bedrijf01] van de door haar gewenste omvang.
5.6.
De voorzieningenrechter weegt ook mee dat [man01] zich niet zonder grond op het standpunt stelt dat de vorderingen van [vrouw01] zien op een verlangde medewerking van [bedrijf01] terwijl [bedrijf01] geen partij is in dit kort geding. Wat [vrouw01] met haar vorderingen wil bereiken is dat een groot deel van de koopsom van de gemeenschappelijke woning, nadat de kopers die som onder de notaris hebben gestort, aan [vrouw01] wordt overmaakt zonder de hypothecaire schuld op die woning aan de hypotheekhouder ( [bedrijf01] ) af te lossen. Dit betekent in feite dat verwacht wordt dat [bedrijf01] jegens de notaris afstand doet van haar recht op aflossing van de hypotheek. Het komt de voorzieningenrechter voor dat de notaris in een dergelijk geval zal moeten beschikken over een vonnis waaruit volgt dat [bedrijf01] als hypotheekhouder verplicht is daaraan mee te werken. Omdat [bedrijf01] geen partij is in deze procedure, zal een dergelijk vonnis in deze procedure niet volgen. Dit probleem kan niet worden omzeild door [man01] als bestuurder van [bedrijf01] te verplichten mee te werken aan deze afstand van recht. Het gaat hier om een gewenste rechtshandeling van een rechtspersoon. Het is dan die rechtspersoon die aangesproken moet worden en niet [man01] als natuurlijk persoon door wie de rechtspersoon feitelijk handelt.
5.7.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen ten aanzien van het doorstorten van de gelden en het berichten van de notaris daaromtrent (vorderingen 3 en 4) van [vrouw01] worden afgewezen.
Medewerking van [man01] aan de vervroegde levering van de voormalig echtelijke woning
5.8.
[vrouw01] heeft ter zitting verklaard dat zij haar nieuwe woning alleen kan afnemen als zij de beschikking krijgt over de lening van € 344.000,00 van [bedrijf01] . Nu de vorderingen op dat punt worden afgewezen, heeft [vrouw01] dus geen belang bij toewijzing van de vordering tot medewerking van [man01] aan een vervroegde levering van de woning. Vorderingen 1 en 2 van [vrouw01] worden dan ook afgewezen. Het staat partijen uiteraard vrij om, als zij daartoe aanleiding zien, alsnog met de kopers een vervroegde leveringsdatum af te spreken. De voorzieningenrechter heeft in dit verband nota genomen van de verklaring van [man01] dat hij geen bezwaar heeft tegen een vervroegde levering.
Verbod tot belemmerende handelingen en dwangsom
5.9.
[vrouw01] begint de vordering onder 5 met de woorden ‘te bepalen dat’. Dit is een declaratoire vordering die zich niet leent voor toewijzing in kort geding. Overigens heeft [vrouw01] geen belang bij deze vordering, nu deze kennelijk samenhangt met en afhankelijk is van toewijzing van vordering 3, die niet wordt toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde dwangsom. De vorderingen 5 en 6 zullen dus ook worden afgewezen.
5.10.
De voorzieningenrechter merkt ten overvloede op dat vordering 5 niet voorkomt in de conceptdagvaarding. Uit de pleitaantekeningen van [man01] leidt de voorzieningenrechter af dat hij deze – toch niet ondergeschikte – wijziging ten opzichte van het concept niet heeft gesignaleerd. Dat ligt in de risicosfeer van [vrouw01] , nu vordering 5 noch in de betekende dagvaarding noch in de pleitaantekeningen is toegelicht.
5.11.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [vrouw01] in conventie worden afgewezen. Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, worden de proceskosten in conventie tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor afwijking van deze hoofdregel, zoals door [man01] bepleit.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Partijen hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de inboedel. Volgens deze afspraken komen aan [man01] de goederen uit de garage en het kantoor toe. In dit kort geding vordert [man01] afgifte van deze goederen door [vrouw01] op verbeurte van een dwangsom. De voorzieningenrechter wijst deze vordering af. Dit wordt als volgt toegelicht.
6.2.
[vrouw01] heeft ter zitting onbetwist verklaard dat zij de goederen die voorhanden zijn, heeft klaar gezet, zodat [man01] de goederen kan ophalen. [vrouw01] heeft ter zitting ook aangegeven dat [man01] de goederen zoals door hem gewenst, op zaterdag 22 juli 2023 kan ophalen. Gezien deze toezeggingen, acht de voorzieningenrechter het belang van [man01] bij toewijzing van zijn vorderingen onvoldoende. De vorderingen worden dus afgewezen.
6.3.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, worden de proceskosten in reconventie tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.3.
wijst de vorderingen af,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.3608/1980