ECLI:NL:RBROT:2023:6654

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
10/079980-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting en veroordeling voor ontucht met een veertienjarig meisje

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een veertienjarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het meisje tegen haar wil heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steun vonden in ander bewijs, waardoor de dwang niet kon worden vastgesteld. De verdachte heeft ontkent dat hij het slachtoffer heeft gedwongen en heeft verklaard dat er sprake was van wederzijdse instemming.

Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen met het meisje, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft het slachtoffer in een park benaderd en heeft ontuchtige handelingen verricht, waaronder het zoenen en het aanraken van de schaamstreek. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, wat een factor van psychisch overwicht met zich meebracht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer.

Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €2.500 aan het slachtoffer, ter compensatie van immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven en de impact daarvan op slachtoffers, vooral wanneer het gaat om minderjarigen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/079980-23
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. J.J. van Santbrink, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Primair wordt de verdachte verweten dat hij een veertienjarig meisje heeft verkracht. Subsidiair wordt hem verweten dat hij met dat meisje ontuchtige handelingen heeft gepleegd welke (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam en meer subsidiair dat hij ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (verkrachting);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het als geweld of andere feitelijkheid ten laste gelegde trekken aan de haren van [slachtoffer01] . De officier baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer01] , die worden ondersteund door de aangifte van haar moeder en het forensisch onderzoek.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Er was geen sprake van dwang en er is onvoldoende bewijs dat sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer01] , met de vingers noch met de penis. [slachtoffer01] heeft niet verklaard dat de verdachte met zijn vinger in haar vagina is geweest. Uit haar verklaring lijkt te volgen dat de verdachte met zijn hand over haar schaamstreek heeft bewogen. Haar verklaring sluit aan bij de verklaring van de verdachte dat hij de schaamlippen van [slachtoffer01] heeft aangeraakt over haar onderbroek en dat hij niet in haar vagina is geweest. Ook is er onvoldoende bewijs dat de verdachte met zijn penis bij of in de vagina van [slachtoffer01] is geweest. De verklaring van [slachtoffer01] is op dit punt niet consistent en te summier en wordt onvoldoende ondersteund door ander bewijs. Er kan zodoende niet zomaar van de betrouwbaarheid van haar verklaring worden uitgegaan. Het DNA-onderzoek ondersteunt juist de verklaring van de verdachte en niet die van [slachtoffer01] .
4.1.3.
Beoordeling
Veel zedenzaken kenmerken zich door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de dader. Wanneer de dader (een deel van) de seksuele handelingen ontkent, zoals in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is echter de enkele verklaring van een getuige (het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Dit artikel strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en verbiedt de rechter tot een bewezenverklaring te komen in het geval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en deze geen of onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal uit een andere bron. Dit is het zogeheten bewijsminimum. Het hangt van de concrete vastgestelde feiten en omstandigheden van het onderhavige geval af of er sprake is van voldoende steunbewijs.
Uit het dossier en de behandeling ter zitting is gebleken dat de verdachte en de destijds veertienjarige [slachtoffer01] elkaar op 25 juni 2022 zijn tegengekomen in het park bij het Albert Schweitzerpad te Rotterdam. Ze zijn in gesprek geraakt en op enig moment is [slachtoffer01] met de verdachte meegefietst naar een afgelegen deel van het park bij de kinderboerderij in Ommoord. Daar heeft de verdachte [slachtoffer01] onder meer gezoend, in haar nek gekust en haar schaamstreek aangeraakt. De verdachte en [slachtoffer01] zijn op enig moment weer samen weggefietst uit het park richting het huis van [slachtoffer01] . De verdachte is nog een stuk met [slachtoffer01] meegefietst, heeft vlak bij het huis van [slachtoffer01] aangekomen afscheid van haar genomen en zijn weg vervolgd, waarna [slachtoffer01] naar huis is gegaan. Deze feiten en omstandigheden hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en staan om die reden vast.
De verklaringen van de verdachte en [slachtoffer01] over wat er zich verder in het park heeft afgespeeld lopen uiteen. [slachtoffer01] heeft verklaard dat de verdachte haar tegen haar wil in heeft gevingerd en van achteren met zijn penis in haar vagina is gegaan. De verdachte heeft het binnendringen van [slachtoffer01] met zijn vingers en penis ontkend. Hij heeft verklaard dat hij en [slachtoffer01] seks wilden hebben, dat hij met zijn hand heeft geprobeerd om een stijve te krijgen, maar dat dit niet lukte waarna [slachtoffer01] niet meer wilde. Hij heeft [slachtoffer01] niet aangeraakt met zijn penis. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer01] meerdere keren om toestemming heeft gevraagd om de door hem bekende handelingen (het zoenen, kussen in de nek en aanraken in de schaamstreek) te mogen verrichten en nooit de intentie heeft gehad om iets tegen de wil van [slachtoffer01] te doen.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer01]
Allereerst moet de rechtbank, mede gelet op het door de verdediging gevoerde verweer, beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer01] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer01] zowel ten overstaan van de verbalisanten die bij haar thuis kwamen na de melding van een verkrachting, in het informatieve gesprek en in het getuigenverhoor voldoende consistent en gedetailleerd heeft verklaard over wat er in het park is voorgevallen, welke seksuele handelingen daar hebben plaatsgevonden en hoe dat is gebeurd. De raadsman heeft erop gewezen dat [slachtoffer01] niet consistent heeft verklaard over het door de verdachte naar beneden trekken van het rokje en de onderbroek. Dat de verklaringen van [slachtoffer01] tijdens de melding en het informatieve gesprek op dit punt op detailniveau niet exact overeenkomen met haar verklaring in het getuigenverhoor, maakt haar verklaringen nog niet onbetrouwbaar. De verklaringen komen namelijk op voldoende wezenlijke punten overeen. De verklaringen van [slachtoffer01] vinden verder – zoals hierna nader wordt toegelicht – op essentiële onderdelen steun in andere bewijsmiddelen in het dossier, zodat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer01] in beginsel betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs vindt.
Seksueel binnendringen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er voldoende steunbewijs is om tot een bewezenverklaring van het seksueel binnendringen te kunnen komen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Blijkens het NFI-rapport is er op verschillende plekken op het lichaam en op de kleding van [slachtoffer01] DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen; niet alleen in de nek en op de onderkaak van [slachtoffer01] , maar ook – via spermasporen – op de achterzijde van de onderbroek van [slachtoffer01] . Ook zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van spermavloeistof van de verdachte op de buitenste schaamlippen van [slachtoffer01] . Daarnaast blijkt uit een letselrapportage dat er ontvellingen en schaafverwondingen bij de kleine schaamlippen van [slachtoffer01] zijn geconstateerd. De plekken waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen en waar de verwondingen zijn geconstateerd, passen bij hetgeen door [slachtoffer01] is verklaard over de handelingen die de verdachte bij haar zou hebben verricht (te weten het vingeren en penetreren).
Op basis van het voorgaande gaat de rechtbank wat betreft de seksuele handelingen die de verdachte heeft verricht uit van de verklaring van [slachtoffer01] . De rechtbank acht gelet op die verklaring en het hiervoor aangehaalde steunbewijs bewezen dat sprake is geweest van het seksueel binnendringen door de verdachte, door het brengen, houden en bewegen van zijn vingers in de schaamstreek van [slachtoffer01] (het vingeren) en het brengen van zijn penis in de vagina van [slachtoffer01] (de penetratie).
Dwang
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de seksuele handelingen onder dwang zijn verricht. Voor een veroordeling ter zake van artikel 242 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is vereist dat het [slachtoffer01] tot het ondergaan van de genoemde handelingen is gedwongen door (bedreiging met) geweld of door een andere feitelijkheid. De dwang moet van dien aard zijn geweest dat zij zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat zij zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Het begrip dwang impliceert verder dat er sprake was van opzet bij de verdachte op het seksueel binnendringen van [slachtoffer01] tegen haar wil.
Tussen de verdachte (27 jaar oud) en [slachtoffer01] (14 jaar oud) was een groot leeftijdsverschil, op grond waarvan kan worden vastgesteld de verdachte (psychisch) overwicht had op [slachtoffer01] . Die omstandigheid is echter op zichzelf onvoldoende om reeds op grond daarvan te concluderen dat de verdachte [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen. Dat sprake was van dwang – door het slaan van een arm om de middel/heup, het vasthouden bij de arm en het meetrekken van [slachtoffer01] zoals ten laste is gelegd –, heeft alleen [slachtoffer01] verklaard. De verdachte heeft dit stellig ontkend. De vraag is dan ook of er steunbewijs is voor dit onderdeel van de verklaring van [slachtoffer01] .
Het benodigde steunbewijs kan mogelijk worden gevonden in de verklaring van de moeder van [slachtoffer01] , die heeft verklaard dat [slachtoffer01] direct na het voorval al huilend en in paniek aan haar heeft verteld dat zij is verkracht, en mogelijk ook in het letsel dat bij [slachtoffer01] op de schaamlippen is geconstateerd. Er kan echter niet worden uitgesloten dat een vrijwillig seksueel contact tussen de verdachte en [slachtoffer01] bij [slachtoffer01] op zich al heftige emoties teweeg heeft gebracht. Ook ten aanzien van het (beperkte) letsel dat bij [slachtoffer01] is geconstateerd kan niet worden uitgesloten dat dit het gevolg is geweest van een vrijwillig seksueel contact met de verdachte.
Daar komt bij dat [slachtoffer01] blijkens een foto in het dossier vrijwillig lijkt te zijn meegefietst met de verdachte naar het park bij de kinderboerderij, dat de verdachte – blijkens [slachtoffer01] ’s eigen verklaring – gestopt is met het penetreren van [slachtoffer01] nadat zij had aangegeven niet verder te willen gaan en dat de verdachte na het vertrek uit het park nog een stuk is meegefietst met [slachtoffer01] , waarna zij afscheid van elkaar hebben genomen en hij haar telefoonnummer nog heeft gevraagd.
Dit alles maakt dat de rechtbank niet buiten gerede twijfel kan vaststellen dat sprake is geweest van dwang en dat de verdachte daar (voorwaardelijk) opzet op heeft gehad. Er is op dit punt wel wettig, maar geen overtuigend bewijs voorhanden. De verdachte zal dan ook van de ten laste gelegde verkrachting worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zoals hiervoor overwogen volgt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer01] wel voor wat betreft de verrichte seksuele handelingen en wordt het verweer van de verdediging op dit punt verworpen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte bij de veertienjarige [slachtoffer01] ontuchtige handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het [slachtoffer01] , te weten het zoenen of kussen in de nek, het betasten, brengen, houden en bewegen van de vingers in de schaamstreek en het brengen van de penis in de vagina.
4.1.4.
Conclusie
Niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 juni 2022 te Rotterdam,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het
- kussen op en zoenen van de nek/hals van die [slachtoffer01] en
- betasten en brengen en houden en (vervolgens) bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de schaamstreek, van die [slachtoffer01] en
- brengen, van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer01] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan (ook) worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft als 27-jarige ontuchtige handelingen verricht met de 14-jarige [slachtoffer01] . Hij heeft haar in een park benaderd en is met haar naar een stille en meer afgelegen plek gefietst, waar hij haar heeft betast en bij haar is binnengedrongen. Hoewel de verdachte gestopt is nadat [slachtoffer01] kenbaar maakte niet verder te willen gaan, was er sprake van een zeer kwetsbaar meisje dat bovendien aan de verdachte heeft verteld dat ze minderjarig was én dat ze eerder is misbruikt. De verdachte had daar geen misbruik van mogen maken. Dit is een ernstig strafbaar feit. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften zonder daarbij rekening te houden met [slachtoffer01] . De ervaring leert dat seksueel misbruik van kinderen kan leiden tot grote psychische schade, waaronder verstoring van de seksuele ontwikkeling. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer01] en haar veiligheidsgevoel aangetast. Dit blijkt ook uit de verklaring van [slachtoffer01] zoals die op de zitting is voorgelezen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 juni 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Hoewel het recidiverisico niet kan worden ingeschat, is de reclassering van mening dat er in het geval van een veroordeling aandacht dient te zijn voor de denkwijze, het gedrag, de houding en de seksualiteitsbeleving van de verdachte. Een positieve factor is de ondersteuning van zijn ouders. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling en zinvolle dagbesteding. De reclassering acht een behandeling nodig om te achterhalen waardoor de verdachte seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoonde en hoe hij dit in de toekomst kan voorkomen. Een persoonlijkheidsonderzoek is in dat geval onderdeel van de behandeling.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit en de gevolgen daarvan kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist, mede omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de primair ten laste gelegde verkrachting.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel biedt de verdachte de mogelijkheid om met hulp en begeleiding van de reclassering het begaan van strafbare feiten te voorkomen en om behandelingen te volgen zodat de verdachte aan zichzelf kan werken. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ook het contactverbod met [slachtoffer01] moet worden opgelegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Er is niet voldaan aan de vereisten van artikel 14e Sr, zodat de rechtbank dit onderdeel van de vordering van de officier van justitie afwijst.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals hierna vermeld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van €10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Niet duidelijk is onderbouwd wat de concrete gevolgen zijn voor de benadeelde partij van het strafbare feit. De vordering is te complex en levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat hieruit niet blijkt voor welk deel van de behandeling van de benadeelde partij de verdachte verantwoordelijk zou zijn. Subsidiair dient de vordering te worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
Gezien de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, is sprake van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ (als bedoeld in artikel 6:106, lid 1 onder b, van het Burgerlijk Wetboek). Derhalve kan er immateriële schade als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit worden toegekend. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 2.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Het toegewezen bedrag is lager dan door de benadeelde partij is gevorderd, mede gelet op het feit dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde is vrijgesproken.
De benadeelde partij zal voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2022 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 Sr.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij reclassering zo lang en zo frequent als deze dit nodig acht en zal zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, waaronder het meewerken aan huisbezoeken. De veroordeelde is verantwoordelijk telefonisch en per post bereikbaar te zijn. De reclassering controleert de behandelvoortgang en woont evaluaties bij;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Een persoonlijkheidsonderzoek dient onderdeel van de behandeling te zijn;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact hebben of zoeken met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2008 te [geboorteplaats02] ;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
25 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] (namens deze, haar ouder [naam01]) te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Amperse, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 juni 2022 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2008, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , namelijk het
- kussen op en/of zoenen van de nek/keel/hals en/of op de kin, althans in/op het gezicht van die [slachtoffer01] en/of
- betasten en/of (vervolgens) brengen en/of houden en/of (vervolgens) bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina, althans bij/in de schaamstreek, van die [slachtoffer01] en/of
- houden en/of brengen, van zijn, verdachtes, penis bij en/of in de vagina van die [slachtoffer01] , waarbij het geweld en/of (een) andere) feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- slaan van zijn arm om de middel/heup en/of vasthouden bij de arm van die [slachtoffer01] en/of meetrekken van die [slachtoffer01] en/of
- trekken aan de haren van die [slachtoffer01] en/of
- psychisch overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer01] had op grond van het leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer01] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2022 te Rotterdam,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het
- kussen op en/of zoenen van de nek/keel/hals en/of op de kin, althans in/op het gezicht van die [slachtoffer01] en/of
- betasten en/of (vervolgens) brengen en/of houden en/of (vervolgens) bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina, althans bij/in de schaamstreek, van die [slachtoffer01] en/of
- houden en/of brengen, van zijn, verdachtes, penis bij en/of in de vagina van die [slachtoffer01] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2022 te Rotterdam,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt,buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- kussen op en/of zoenen van de nek/keel/hals en/of op de kin, althans in/op het gezicht van die [slachtoffer01] en/of
- betasten en/of (vervolgens) brengen en/of houden en/of (vervolgens) bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) bij de vagina, althans bij de schaamstreek, van die [slachtoffer01] en/of
- houden en/of brengen, van zijn, verdachtes, penis bij de vagina van die [slachtoffer01] ;