ECLI:NL:RBROT:2023:6652

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
10-230611-19, 96-143753-19, 96-193377-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde met 365 dagen

Op 26 mei 2023 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met eerdere veroordelingen van respectievelijk vier en twee weken. De proeftijd van de veroordeelde, die op 3 april 2022 inging, zou oorspronkelijk eindigen op 11 juni 2023. De officier van justitie heeft op 2 mei 2023 een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen, ondersteund door een rapport van de reclassering. Tijdens de zitting op 26 mei 2023 zijn zowel de officier van justitie als de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord. De reclasseringswerker heeft verklaard dat de veroordeelde nog hulp nodig heeft om zijn leven verder op orde te krijgen en dat de verlenging van de proeftijd noodzakelijk is om de positieve ontwikkelingen voort te zetten. De rechtbank heeft, na het horen van de betrokken partijen en het advies van de reclassering, geoordeeld dat de verlenging van de proeftijd met 365 dagen noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de proeftijd verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
VI-zaaknummer: 99-000811-37
Parketnummers: 10-230611-19, 96-143753-19, 96-193377-17
Datum uitspraak: 26 mei 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. S.P. Koerselman, advocaat te Zoetermeer.

1..Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordelingen
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 19 maart 2020 (parketnummer 10-230611-19) is aan de veroordeelde een gevangenisstraf van 42 (tweeënveertig) maanden opgelegd. Verder zijn bij onherroepelijke vonnissen van 27 september 2019 (parketnummers 96-143753-19) en van 15 januari 2018 (96-193377-17) van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde gevangenisstraffen opgelegd van respectievelijk vier en twee weken.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 3 april 2022 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Hieraan zijn – voor zover hier van belang – de volgende voorwaarden verbonden:
algemene voorwaarden
  • de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig strafbaar feit;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 op de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben of zoeken met: [naam01] , geboren [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] , [naam02] , geboren [geboortedatum03] te [geboorteplaats03], [naam03] , geboren [geboortedatum04] te [geboorteplaats04] , [naam04] , geboren [geboortedatum05] te [geboorteplaats05], [naam05] , geboren [geboortedatum06] te [geboorteplaats06] , [naam06] , geboren [geboortedatum07] te [geboorteplaats07] ;
  • de veroordeelde zal zich niet bevinden in [plaats02] en omliggende gemeentes (zoals weergegeven op de bijbehorende afbeelding in het Besluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 18 januari 2022) en zal meewerken aan elektronische monitoring op het locatieverbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft;
  • de veroordeelde zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op zijn verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. De veroordeelde zal meewerken aan elektronische monitoring op dit locatiegebod;
  • de veroordeelde zal zich binnen 3 werkdagen na invrijheidstelling melden bij Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH te Den Haag. De veroordeelde blijft zich melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
  • de veroordeelde zal geen verdovende middelen gebruiken genoemd op lijst 1 en 2 in de Opiumwet (harddrugs en softdrugs). Daarnaast zal de veroordeelde geen alcohol gebruiken. De veroordeelde zal meewerken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of een ander controlemiddel om dit verbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd laten behandelen door Humanitas DMH of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, op tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener wordt aangegeven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven;
  • de veroordeelde zal meewerken aan of zich actief inspannen voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding. De veroordeelde toont een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden. De veroordeelde zal meewerken aan het betrekken van zijn familie bij zijn begeleiding en toezichtgesprekken. De veroordeelde toont openheid van zaken ten aanzien van zijn financiële situatie en werkt mee aan begeleiding bij financiële problemen.
De proeftijd is ingegaan op 3 april 2022 en bedraagt 434 dagen. Deze zal aflopen op 11 juni 2023.
Op 13 april 2022 zijn de voorwaarden gewijzigd, waarbij de wijziging betrekking heeft op beëindiging van het contactverbod ten aanzien van de broer van de veroordeelde (de heer [naam06] , geboren [geboortedatum07] te [geboorteplaats08] ).
1.3.
Vordering
Op 2 mei 2023 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 365 dagen.
Bij de vordering is het rapport van 6 april 2023 van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) overgelegd. De reclassering adviseert de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen met twee jaar.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2023.
De officier van justitie, mr. N. Aandewiel, en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn gehoord. Voorts is de deskundige, [naam07] , als reclasseringswerker gehoord.
De deskundige heeft – onder meer – het volgende verklaard:
Tot op heden is nog niet helemaal bereikt wat de reclassering met de veroordeelde hoopt te bereiken. Verlenging van de proeftijd is nodig om de interventies voor gedragsverandering af te maken en om de veroordeelde nog verder te ondersteunen bij het vinden van een dagbesteding en huisvesting en het verder regelen van zijn financiën. De behandeling is gestart, maar is tussentijds ook een aantal keer onderbroken. Er is inmiddels vooruitgang zichtbaar. Het zou spijtig zijn als de behandeling nu wordt gestopt. De veroordeelde ontvangt een Wajong-uitkering en sindsdien gaat de behandeling ook beter. Humanitas heeft aangegeven dat de veroordeelde momenteel zijn werkstraf uitvoert. Hierdoor raakt hij ook gewend aan een arbeidsritme. Zodra dat is afgerond kan hij werken voor zijn broer. Een verlenging van de proeftijd biedt bovendien de mogelijkheid om de veroordeelde verder te begeleiden bij het aflossen van zijn schulden. De elektronische monitoring van de veroordeelde is niet meer noodzakelijk. De reclassering ziet het als een stap naar meer zelfstandigheid wanneer de enkelband er afgaat.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen. De officier van justitie heeft daarbij het advies van de reclassering en hetgeen de veroordeelde op de zitting heeft verklaard in aanmerking genomen. De veroordeelde heeft laten zien dat hij zijn leven weer op de rails probeert te krijgen en dat hij bereid is mee te werken aan de bijzondere voorwaarden. De verlenging met een jaar is nodig zodat de veroordeelde deze positieve stappen op verschillende leefgebieden kan continueren. De elektronische monitoring is niet meer noodzakelijk.
De veroordeelde en de raadsvrouw hebben verzocht de vordering tot verlenging van de proeftijd met een jaar toe te wijzen. De veroordeelde is bereid mee te blijven werken aan de opgelegde voorwaarden om stabiliteit op meerdere leefgebieden te realiseren en te behouden en wil graag hulp hierbij.

2..Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank is – mede gelet op het advies van de reclassering en de daarop ter zitting gegeven toelichting – van oordeel dat het noodzakelijk en proportioneel is de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen met 365 dagen. Er is vooruitgang zichtbaar en de veroordeelde heeft zich positief ontwikkeld op meerdere leefgebieden, maar de behandeling van de veroordeelde is op dit moment nog niet afgerond en hij heeft nog hulp nodig om zijn leven verder op orde te krijgen. De verlenging van de proeftijd is nodig zodat de veroordeelde deze stappen kan voortzetten en stabiliteit op meerdere leefgebieden kan bereiken en kan behouden.

3..Beslissing

De rechtbank wijst de vordering toe en
verlengt de proeftijd met 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Deze beslissing is genomen door mr. L. Amperse, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2023.