ECLI:NL:RBROT:2023:6648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
10/226124.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met twee medeverdachten is beschuldigd van diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 augustus 2022 in Hoek van Holland, samen met zijn medeverdachten, een mobiele telefoon heeft weggenomen van het slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor afpersing met geweld, maar de rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor bepaalde postcodes. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/226124.22
Datum uitspraak: 26 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. V.R.C. Shukrula, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 (afpersing met geweld in vereniging) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 (poging tot diefstal met geweld in vereniging) en 2 (diefstal met geweld in vereniging) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer ( [slachtoffer01] ) en een locatieverbod voor postcode [postcode02] en [postcode03] te [plaats02] , met dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde (afpersing met geweld in vereniging) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 en feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 en feit 2. Er is sprake van meerdaadse samenloop, maar ook van feiten die na elkaar hebben plaatsgevonden. Het in vereniging plegen van de poging tot diefstal met geweld (feit 1) heeft plaatsgevonden in een verlaten pand, toen de verdachten hebben geprobeerd om de aangever de tenlastegelegde voorwerpen afhandig te maken. Doordat de aangever naar beneden sprong, is dat niet gelukt. Vervolgens zijn de verdachten de aangever achterna gegaan en heeft buiten het pand de voltooide diefstal met geweld (feit 2) plaatsgevonden.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de diefstal is aangevoerd dat niet uit het dossier blijkt dat de verdachten het idee hadden om de aangever van zijn spullen te beroven. De verdachte en zijn broertje waren alleen mee om ervoor te zorgen dat het niet uit de hand zou lopen. Ook blijkt nergens uit het dossier dat de goederen daadwerkelijk zijn weggenomen of zijn aangetroffen bij de verdachten.
Wat betreft de geweldshandelingen wordt door de verdediging aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij geweld heeft gebruikt. Op de camerabeelden is weliswaar te zien dat de aangever wordt geschopt, maar hieruit blijkt niet dat de verdachte de persoon is geweest die heeft geschopt.
Tot slot heeft de verdediging bepleit dat er geen sprake is van medeplegen.. Er kan niet worden gesproken van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht die de verdachte zou hebben geleverd.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 3 augustus 2022 heeft medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) met de aangever afgesproken in Hoek van Holland. Op verzoek van [medeverdachte01] is de verdachte meegegaan naar Hoek van Holland. Ook medeverdachte [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) is op verzoek van beide andere verdachten meegegaan. De verdachte en [medeverdachte02] hebben [medeverdachte01] afgezet bij een parkeerplaats waar zij met de aangever had afgesproken. [medeverdachte01] is vervolgens met de aangever gaan wandelen. Op enig moment zijn zij een leegstand pand binnengegaan op de [adres02] . Op dat moment waren de verdachte en [medeverdachte02] in hetzelfde pand aanwezig. In dat pand heeft op de eerste verdieping een confrontatie tussen de verdachte, [medeverdachte02] en de aangever plaatsgevonden. De aangever is op enig moment van de eerste verdieping naar beneden gesprongen. Vervolgens is er buiten het pand geweld tegen de aangever gepleegd.
Diefstal met geweld (feit 2)
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte tezamen met de twee medeverdachten de onder 2 tenlastegelegde diefstal met geweld heeft gepleegd.
De rechtbank stelt daartoe allereerst vast dat [medeverdachte01] , de verdachte en [medeverdachte02] hebben afgesproken om naar het leegstaande pand te gaan. Dit hebben [medeverdachte02] en de verdachte verklaard. [medeverdachte01] zou de aangever mee naar het pand nemen.
Verder heeft de aangever verklaard dat hij na de confrontatie met de twee mannen – de verdachte en [medeverdachte02] – vanaf de eerste verdieping naar beneden is gesprongen, buiten op de grond terecht is gekomen en dat hij daar door dezelfde mannen is mishandeld. Zij wilden de code van zijn telefoon weten en hebben zijn telefoon weggenomen. De geweldshandelingen bestonden onder meer uit het slaan met een hard voorwerp en het trappen tegen het hoofd en de buik van de aangever. Ook is de aangever vastgebonden met ducttape. Een groot deel van deze verklaring wordt ondersteund door het proces-verbaal met de beschrijving van de camerabeelden die de politie later heeft aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte02] . Daaruit blijkt dat de aangever wordt geschopt en geslagen en dat daarbij meerdere keren wordt gezegd: ‘Waar ligt die tellie’ (de rechtbank begrijpt: telefoon). [medeverdachte02] heeft erkend dat hij de aangever heeft geschopt en geslagen en tape om zijn handen heeft gedaan. De verdachte en [medeverdachte01] hebben erkend dat zij daarbij aanwezig waren. [medeverdachte02] heeft verder verklaard dat de tape van [medeverdachte01] was, dat zij hem bevelen gaf, hem heeft aangemoedigd en dat zij de mobiele telefoon van de aangever wilde hebben omdat er belastend materiaal op zou staan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de (mede)verdachte(n) naar uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op het wegnemen van de telefoon van de aangever. Wellicht heeft [medeverdachte01] met de afspraak aanvankelijk een ander doel voor ogen gehad, maar op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat in ieder geval ter plekke de opzet is ontstaan om de telefoon weg te nemen, dat het gepleegde geweld en de bedreiging daarmee daaraan ten dienste heeft gestaan en dat de telefoon ook daadwerkelijk is weggenomen.
Het voorgaande brengt mee dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de (voltooide) diefstal met geweld van de telefoon van de aangever. De rechtbank komt tot partiële vrijspraak voor het wegnemen van de overige goederen in de tenlastelegging, omdat (de opzet op) het wegnemen van die goederen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking, zodat sprake is van medeplegen. Alle drie de verdachten hebben een essentiële rol vervuld bij de voorbereiding en uitvoering van de diefstal met geweld van de telefoon. Zoals hiervoor is vastgesteld, waren de verdachten van plan om de aangever in het leegstaande pand te treffen. Daar komt bij dat zij allen in de directe nabijheid van de aangever aanwezig waren terwijl geweld tegen hem werd gebruikt en hij bebloed op de grond lag. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat niet alleen [medeverdachte02] , maar ook de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd.
Poging tot diefstal met geweld (feit 1)
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank de ten laste gelegde gedragingen onder feit 1 en feit 2 als één en hetzelfde feitencomplex, zodat de verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. De officier van justitie heeft ervoor gekozen om de gebeurtenissen in het pand als een afzonderlijk feit (1) ten laste te leggen en ook alleen als poging tot diefstal. De rechtbank gaat er vanuit dat er ook
inhet pand een of meer geweldshandelingen (of de bedreiging daarmee) hebben plaatsgevonden, maar de rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat op dat moment al sprake was van opzet op diefstal van enig goed. De verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld.
4.2.4.
Conclusie
De verweren worden verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde (diefstal met geweld in vereniging).
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 augustus 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, ,
een mobiele telefoon die aan [slachtoffer01] ,
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door:
- duct
tape te plakken op de mond en armen en/of handen van
die [slachtoffer01] en
- ( meermalen) te slaan met een hard voorwerp, op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer01] en
- - ( meermalen) met geschoeide voet te schoppen/te trappen tegen het hoofd en
in de buik van die [slachtoffer01] en
- die [slachtoffer01] de woorden toe te voegen: "geef de pincode van jouw telefoon"
" en "waar ligt die tellie" en "ik ga je dood slaan als je met me fockt",
althans woorden van gelijke aard of strekking,
;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 2: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. In de avond van 3 augustus 2022 heeft de medeverdachte [medeverdachte01] bewust met het slachtoffer afgesproken en hem begeleid naar het leegstaande pand waar de verdachte hen samen met zijn broer [medeverdachte02] opwachtte. Op brute wijze is ernstig geweld tegen het slachtoffer gebruikt met uiteindelijk als doel om de telefoon van het slachtoffer weg te nemen. Het slachtoffer heeft als gevolg daarvan ernstig letsel opgelopen, waaronder botbreuken in zijn been, arm en neus. Dat dit letsel mede is ontstaan doordat het slachtoffer na de confrontatie met de verdachte en zijn broer van de eerste verdieping is gesprongen, had de verdachte wellicht niet kunnen voorzien, maar is wel (ook) het gevolg geweest van handelingen van de verdachten. De verdachte en medeverdachten zijn vervolgens na het geweld buiten het pand gezamenlijk weggelopen, zonder zich op enige wijze om het verdere welzijn van de aangever te bekommeren.
Dit betreft een zeer ernstig strafbaar feit. De verdachte heeft met de medeverdachten laten zien dat hij onvoldoende respect heeft voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Naast het ernstige fysieke letsel hebben de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer veel angst aangejaagd. Een dergelijk geweldsdelict heeft grote impact op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lange tijd de gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Dit blijkt ook uit de verklaring die namens het slachtoffer ter zitting is afgelegd.
De rechtbank rekent het voorgaande de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de aard en ernst van het feit en de gevolgen daarvan kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. De rechtbank komt bij haar afweging tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist, te weten een gevangenisstraf van achttien maanden. De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en weegt de jonge leeftijd en de persoon van de verdachte in matigende zin mee.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, te weten zes maanden, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een contactverbod en een locatieverbod noodzakelijk zijn. Anders dan de eis van de officier van justitie verbindt de rechtbank aan de voorwaarden een proeftijd van 2 jaren gelet op de jonge leeftijd van de verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Er is niet voldaan aan de vereisten van artikel 14e Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals hierna vermeld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.836,86 aan materiële schade en een vergoeding van € 100.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Mr. M.A. Oosterveen heeft namens de benadeelde partij het verzoek tot schadevergoeding ingediend en een pleitnotitie met onderbouwing van de schadeposten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De medeverdachten zijn daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op het gevoerde verweer tot integrale vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vordering is gelet op de grote omvang en de hoogte van de bedragen te complex. Daar komt bij dat het slachtoffer vóór 3 augustus 2022 al ernstige fysieke en mentale klachten had naar aanleiding van een scooterongeluk in 2021. Het causale verband tussen het strafbare feit en de schade is daardoor niet vast te stellen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.272,89.Dit bedrag bestaat uit de kostenposten voor de kleding en de weggenomen Apple Iphone 12 (productie 4 tot en met 8 van de pleitnotitie).
Een deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op gemaakte zorgkosten (productie 1) is onvoldoende gespecificeerd dan wel met stukken onderbouwd, gelet op de betwisting door de verdediging. Gelet op de overgelegde facturen is een bedrag toewijsbaar van (€ 33,65 + € 50 + € 7,50 + € 21,94 = )
€ 113,09. De reis- en parkeerkosten (productie 2 en 3) zijn deels aan te merken als proceskosten die niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de benadeelde partij wordt bijgestaan door een gemachtigde (zie art. 532 Sv jo. art. 238 en 239 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). In de vordering is daarin geen onderscheid aangebracht, zodat deze post onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde vergoeding van de koptelefoon en de kosten voor het aanvragen van nieuwe passen (productie 9 tot en met 12) worden, gelet op de partiële vrijspraak, niet toegewezen.
De benadeelde partij zal voor de genoemde niet-toewijsbare posten in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Zoals beschreven in de strafmotivering heeft de benadeelde partij fysiek letsel opgelopen, in ieder geval meerdere botbreuken, waarvoor opname in het ziekenhuis en operatieve ingrepen noodzakelijk waren. Ondanks dat de medische eindtoestand van de benadeelde partij op dit moment niet bekend is, zal die schade op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 10.000,-.De rechtbank heeft daartoe aansluiting gezocht bij bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend en bij de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
De benadeelde partij zal voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Er is nog geen medische eindtoestand bereikt en daarnaast kan niet eenvoudig worden vastgesteld dat en in welke mate de psychische schade van de benadeelde partij verband houdt met het strafbare feit, ook gelet op de weerspreking door de verdediging. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een onevenredige belasting van het strafproces vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders ( [medeverdachte01] en [medeverdachte02] ) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 augustus 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 11.272,89,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2022. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact hebben of zoeken met het slachtoffer ( [slachtoffer01] , geboren in [geboorteplaats02] op [geboortedatum02]);
de veroordeelde zal zich niet bevinden in de gebieden met postcode [postcode02] en [postcode03] (te [plaats02] ), na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, welke bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 11.272,89 (zegge: elfduizendtweehonderdtweeënzeventig euro en negenentachtig cent), bestaande uit € 1272,89 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 11.272,89 (hoofdsom zegge: elfduizendtweehonderdtweeënzeventig euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 11.272,89 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
91 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en I. Tillema rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- ( meermalen) heeft geslagen met een breekijzer en/of een machete en/of een stok, althans een hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- ( meermalen) heeft gestoken met voornoemde machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in een onderarm van die [slachtoffer01] en/of
- die [slachtoffer01] de woorden heeft toegevoegd "geef de pincode van jouw telefoon" en/of "geef geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( meermalen) heeft geslagen met een breekijzer, althans een hard voorwerp, op/tegen het lichaam van die [slachtoffer01] , terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag en/of
- ductape heeft geplakt/bevestigd op/om de mond en/of armen en/of handen van die [slachtoffer01] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of een OV-kaart en/of een basic-fit pas en/of huissleutel(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- ductape te plakken/te bevestigen op/om de mond en/of armen en/of handen van die [slachtoffer01] en/of
- ( meermalen) te slaan met een breekijzer en/of een machete en/of een stok, althans een hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- ( meermalen) te steken met voornoemde machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in een onderarm van die [slachtoffer01] en/of
- ( meermalen) met geschoeide voet te schoppen/te trappen tegen het hoofd en/of in de buik van die [slachtoffer01] en/of
- die [slachtoffer01] de woorden toe te voegen: "geef de pincode van jouw telefoon" en/of "geef geld" en/of "waar ligt die tellie" en/of "ik ga je dood slaan als je met me fockt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag met een gebroken been en/of pols.
3
hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of een OV-kaart en/of een basic-fit pas en/of huissleutel(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer01] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n)door:
- ductape te plakken/te bevestigen op/om de mond en/of armen en/of handen van die [slachtoffer01] en/of
- ( meermalen) te slaan met een breekijzer en/of een machete en/of een stok, althans een hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- ( meermalen) te steken met voornoemde machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in een onderarm van die [slachtoffer01] en/of
- ( meermalen) met geschoeide voet te schoppen/te trappen tegen het hoofd en/of in de buik van die [slachtoffer01] en/of
- die [slachtoffer01] de woorden toe te voegen: "geef de pincode van jouw telefoon" en/of "geef geld" en/of "waar ligt die tellie" en/of "ik ga je dood slaan als je met me fockt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag met een gebroken been en/of pols.