ECLI:NL:RBROT:2023:662

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
10/188249-22; 10/317767-20 (gev. ttz)/ TUL: 15/187660-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, mishandeling en belediging van een ambtenaar

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, mishandeling en belediging van een ambtenaar in functie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de schietincidenten en het voorhanden hebben van wapens in dat kader, maar heeft hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 127 dagen, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.

De zaak betreft meerdere parketnummers, waaronder 10/188249-22 en 10/317767-20. De verdachte, geboren in 2000 en ingeschreven in Rotterdam, had een raadsman, mr. G.R. Stolk. De officier van justitie, mr. M.A.A. Smetsers, had vrijspraak geëist voor een aantal tenlastegelegde feiten, maar ook bewezenverklaring van andere feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en aan mishandeling en belediging van een ambtenaar.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had een vuurwapen in zijn bezit, wat een groot gevaar voor de samenleving vormt. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan belediging van een agent, wat het respect voor ambtenaren ondermijnt. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden en de rapportages van de reclassering, en heeft besloten dat het volwassenenstrafrecht van toepassing is. De proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf is met een jaar verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummers: 10/188249-22; 10/317767-20 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL: 15/187660-19
Datum uitspraak: 31 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] te ( [postcode01] ) Rotterdam,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1, 2, 3,4 en 5 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/188249-22;
  • bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/188249-22 en bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/317767-20;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 227 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 15/187660-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/188249-22 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/317767-20 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, nu er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/188249-22. Aangevoerd is dat de verdachte niet wist dat er een wapen in de tas zat die hij voor een kennis in bewaring nam.
4.3.2.
Beoordeling
Bij de beoordeling van dit verweer gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 1 augustus 2022 is de woning van de verdachte doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is in de slaapkamer van de verdachte een vuurwapen in een Basic Fit rugtas aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het aangetroffen wapen een revolver is, met daarin zes kogelpatronen.
De verdachte heeft verklaard dat hij de tas van een vriend heeft gekregen om te bewaren, waarna hij deze op zijn slaapkamer heeft neergezet. Naar zijn zeggen wist hij niet dat er een vuurwapen in de tas zat. De verdachte heeft geen navraag gedaan naar hetgeen in de tas zou zitten. Dat zijn DNA op het vuurwapen is aangetroffen, komt doordat hij een paar weken eerder bij die vriend thuis vermoedelijk dit wapen heeft vastgehouden. De verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment niet wist dat het een echt vuurwapen was.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte in voorwaardelijke zin wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van het wapen. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat de verdachte een tas van een vriend in bewaring heeft genomen. Bij deze vriend heeft hij enkele weken eerder een vuurwapen gezien en vastgehouden. De verdachte heeft geen vragen gesteld over de inhoud van de tas, terwijl die vriend deze tas kennelijk niet zelf onder zich wilde houden. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er een vuurwapen in de tas zou zitten. Het onder 6 tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en daarbij behorende munitie.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/188249-22 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/317767-20 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/188249-22:
hij in de periode van 31 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022 te
Rotterdam, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een revolver van het merk/ type Bpm Olympic 38, kaliber .22 lr
en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten zes kogelpatronen, kaliber .22 lr voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/317767-20:hij op 13 december 2020 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door hem meermalen tegen het gezicht of het hoofd te slaan ;
hij op 29 juli 2021 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer02] , brigadier van de politie eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem meermalen de woorden toe te voegen:
- “Je bent opgenomen, je bent een kanker lul. Daarom lach ik je uit. Suffe boy. Je bent kankersuf. Je bent echt de laatste politieagent. De allerlaatste gewoon. Kanker domme agenten broer. Jouw wil ik één kankertrap op je hoofd geven eigenlijk"
en
- " Je ben kanker dom broer. Ik zeg je je bent kanker dom. Kankerpannenkoek",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/188249-22:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 10/317767-20:
1.
mishandeling;
2.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie aanwezig gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een groot gevaar voor de samenleving en houdt daardoor een onaanvaardbaar risico in voor de veiligheid van personen. De ervaring leert dat het bezit van een vuurwapen ook leidt tot het gebruik ervan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie. De verdachte heeft hiermee het respect en het gezag ten aanzien van ambtenaren die een publieke taak verrichten, ondermijnd. Door de agent met kwetsende en beledigende woorden uit te schelden, heeft de verdachte hem in zijn eer en goede naam aangetast. Agenten moeten onder normale omstandigheden hun werk kunnen doen en de verdachte dient zich meewerkend en respectvol jegens hen op te stellen.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een buurjongen, die hem naar zijn zeggen al enige tijd lastigviel, door hem met vlakke hand in het gezicht te slaan. Deze buurjongen heeft hierdoor pijn gehad. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 6 januari 2023. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
Ondanks eerdere veroordelingen en een instabiele jeugd heeft de verdachte zich na zijn vorige detentie goed ingezet voor het stabiliseren van zijn leven. Hij woont in een begeleid woontraject en rondde een versnelde mbo-opleiding af. Er is bewindvoering ingezet en de verdachte nam afstand van zijn eerdere negatieve sociale netwerk. Familie is een steeds groter steunend vangnet geworden en de verdachte stelt zich begeleidbaar op richting de jeugdreclassering. De risicofactoren zijn vooral de impulsiviteit van de verdachte in combinatie met beïnvloedbaarheid en de neiging om naar antisociale jongeren toe te trekken. De verdachte heeft een benedengemiddeld intelligentieniveau en een belast verleden. Hij heeft ook weinig basale vaardigheden meegekregen in zijn jeugd/opvoeding waarop blijvend ingezet dient te worden. Beschermende factoren daarentegen zijn dat de verdachte zich steeds meer openstelt en bereid is om naar zichzelf en zijn gedrag te kijken. Daarbij streeft hij maatschappelijk geaccepteerde doelen na. Het risico op recidive wordt als gemiddeld ingeschat.
Vanuit de jeugdreclassering is het advies om het adolescentenstrafrecht toe te passen en het toezicht op de verdachte niet over te dragen naar Reclassering Nederland. De reden hiervoor is dat de verdachte al een aantal jaren bekend is bij hen en zij nog mogelijkheden zien voor begeleiding en gedragsverandering. Het advies is, bij een veroordeling, de proeftijd van de openstaande voorwaardelijke straf te verlengen waarbij het toezicht door de jeugdreclassering wordt voortgezet met de lopende voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De officier van justitie is bij de bepaling van zijn eis uitgegaan van het voorhanden hebben van een vuurwapen op de openbare weg. De rechtbank is van oordeel dat er zich in het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevinden om vast te stellen dat er sprake was van vuurwapenbezit op de openbare weg, waardoor de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie komt.
Anders dan de reclassering en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het volwassenstrafrecht dient te worden toegepast. De verdachte is een volwassen jongeman. De feiten op de justitiële documentatie van de verdachte nemen in ernst en omvang toe. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat het volwassenenstrafrecht van toepassing is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij

Benadeelde partij [slachtoffer03]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/188249-22: mevrouw [slachtoffer03] .
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte voor de feiten waarop deze vordering ziet wordt vrijgesproken.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Benadeelde partij [slachtoffer04]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/317767-20: mevrouw [slachtoffer04] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.750,00 aan immateriële schade.
8.4.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.5.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de ingediende vordering niet ziet op een feit waarvoor is vervolgd in deze zaak.
8.6.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 februari 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland is de verdachte ter zake van diefstal met geweld in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een 270 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 84 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 februari 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben bepleit de proeftijd te verlengen met één jaar, zodat het huidige toezicht van de verdachte bij de jeugdreclassering zijn doorgang kan vinden.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Omdat de rechtbank het van groot belang vindt dat het lopende toezicht en de begeleiding die zijn verbonden aan deze voorwaardelijke straf worden voortgezet, wordt in plaats daarvan des de proeftijd verlengd met één jaar. Het huidige toezicht bij door de jeugdreclassering kan dan worden voortgezet.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 63, 266, 267, 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/188249-22 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/188249-22 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/317767-20, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 127 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissingen zijn geschorst;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer03] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer04] niet-ontvankelijk in de vordering;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 12 oktober 2021 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/188249-22
1
hij op of omstreeks 25 juli 2022 te Barendrecht (in de nachtelijke uren) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een persoon genaamd [slachtoffer03] en/of (een)(tot op heden) onbekend gebleven perso(o)n(en) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een vuurwapen een kogel door een (slaapkamer)raam van de woning (gelegen aan de [straatnaam01] ) van die [slachtoffer03] heeft geschoten en/of
- een explosief (zeer) nabij de deur en/of een raam van deze woning tot ontploffing heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juli 2022 te Barendrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer03] en/of (een) (tot op heden) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- met een vuurwapen een kogel door een (slaapkamer)raam van de woning (gelegen aan de [straatnaam01] ) van die [slachtoffer03] te schieten en/of
- een explosief (zeer) nabij de deur en/of een raam van deze woning tot ontploffing te brengen;
2
hij op of omstreeks 25 juli 2022 te Barendrecht, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het kaliber 7,65 millimeter zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten één of meer kogelpatronen van het merk: CBC, kaliber: .32 Auto voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 26 juli 2022 te Barendrecht (in de nachtelijke uren) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer03] en/of (een) (tot op heden) onbekend gebleven perso(o)n(en) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een vuurwapen 7 kogels door een (slaapkamer)raam van de woning (gelegen aan de [straatnaam01] ) van die [slachtoffer03] heeft geschoten, waarbij één of meer kogels in het hoofdeinde van het bed in die slaapkamer terecht zijn gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2022 te Barendrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer03] en/of (een) (tot op heden) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen zeven kogels door een (slaapkamer)raam van de woning (gelegen aan de [straatnaam01] ) van die [slachtoffer03] te schieten, waarbij één of meer kogels in het hoofdeinde van het bed in die slaapkamer terecht zijn gekomen;
4
hij op of omstreeks 26 juli 2022 te Barendrecht, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een vuurwapen in de zin van Categorie II of III van de Wet wapens en munitie
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten één of meer kogelpatronen van het kaliber 9 millimeter voorhanden heeft gehad;
5
hij op of omstreeks 25 juli 2022 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
6
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2022 tot en met 01 augustus 2022 te Rotterdam, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een revolver van het merk / type Bpm Olympic 38, kaliber .22 lr
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten zes kogelpatronen, kaliber .22 lr voorhanden heeft gehad.
10/317767-20
1
hij op of omstreeks 13 december 2020 en/of 14 december 2020 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door hem (meermalen) in/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen;
2
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer02] , brigadier van de politie eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem (meermalen) de woorden toe te voegen:
- “Je bent opgenomen, je bent een kanker lui. Daarom lach ik je uit. Suffe boy. Je bent kankersuf. Je bent echt de laatste politieagent. De aller laatste gewoon. Kanker domme agenten broer. Jouw wil ik één kankertrap op je hoofd geven eigenlijk"
en/of
- " Je ben kanker dom broer. Ik zeg je je bent kanker dom. Kankerpannenkoek",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.