ECLI:NL:RBROT:2023:6609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/1422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan zijn buurman. De rechtbank stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders van Hoeksche Waard het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat de bezwaartermijn was overschreden. Eiser betoogt echter dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar is. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser en concludeert dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld door de publicatie van het primaire besluit niet adequaat te verzorgen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet redelijkerwijs kon weten dat de vergunning alleen in het Gemeenteblad was gepubliceerd, terwijl de aanvraag en de verlenging van de beslistermijn ook in het lokale huis-aan-huisblad waren gepubliceerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1422

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. B.M. Brandenburg-Stroo),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hoeksche Waard

(gemachtigde: mr. H. Maarleveld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar. Aan de buurman van eiser is met het besluit van 20 december 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een aanbouw aan de [adres] (het primaire besluit). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van de omgevingsvergunning. Het college heeft het bezwaar van eiser vanwege het overschrijden van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard met het besluit van 8 maart 2022 (het bestreden besluit). Eiser is het daar niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3. Eiser betoogt dat het college zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser voert aan dat hij tijdig bezwaar heeft ingediend. Daarnaast is de overschrijding van de bezwaartermijn volgens hem verschoonbaar. Eiser stelt dat hij met zijn e-mail van 20 december 2021 tijdig bezwaar heeft gemaakt. Het college was met de e-mails van 19 en 22 november 2021 ook al op de hoogte van het feit dat eiser bezwaren had tegen de aanbouw. Pas op 4 februari 2022, nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift was verstreken, is namens het college gereageerd op eisers’ e-mail van 20 december 2021. Het had volgens eiser op de weg van het college gelegen om hem op de hoogte te brengen van het primaire besluit. Daarnaast heeft het college het primaire besluit niet op de juiste wijze gepubliceerd, zodat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De aanvraag en de verlenging van de beslistermijn zijn beide in het lokale huis-aan-huisblad Het Kompas gepubliceerd. De mededeling van het primaire besluit is echter alleen in het Gemeenteblad gepubliceerd. Eiser heeft Het Kompas elke week in de gaten gehouden. Hij betoogt dat hij er op mocht vertrouwen dat het primaire besluit ook in Het Kompas zou worden gepubliceerd.
Heeft eiser tijdig een bezwaarschrift ingediend?
3.1.
De bekendmaking van de omgevingsvergunning geschiedt door toezending aan de aanvrager (artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Het primaire besluit is op 20 december 2021 toegezonden aan de aanvrager. De bezwaartermijn is, gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, aangevangen op 21 december 2021 en eindigde op 1 februari 2022.
3.1.1.
De rechtbank overweegt dat de inhoud van de e-mail van 20 december 2021 niet aan de eisen zoals bedoeld in artikel 6:5, eerste lid van de Awb, voldoet. In de e-mail van 20 december 2021 staat het volgende: “Vorige week stond de buurman aan de deur. Ik heb mijn zorgen geuit voor mijn eigendommen en gezegd dat ik niet tegen een zijwand van zijn uitbouw wil kijken.” Hieruit kan onder meer niet worden afgeleid wat de gronden van het bezwaar zijn. De e-mail heeft meer het karakter van een mededeling. Het college heeft de e-mail van 20 december 2021 dan ook terecht niet als een bezwaarschrift aangemerkt en heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift van 9 februari 2021 niet tijdig is ingediend.
Heeft eiser de bezwarentermijn verschoonbaar overschreden?
3.2.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit wordt ook de verschoonbaarheid van de bezwarentermijn genoemd.
3.2.1.
Op 1 juli 2021 is de Wet elektronische publicaties (Stb. 2020, 262) in werking getreden. Dit heeft de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht veranderd in zoverre dat kennisgevingen van aanvragen om omgevingsvergunning en mededelingen van verlengingen van de beslistermijn op die aanvragen en mededelingen van de besluiten op aanvragen nu elektronisch via het Gemeenteblad via officielebekendmakingen.nl moeten worden gepubliceerd. Publicaties in huis-aan-huisbladen zijn toegestaan als aanvullende service (Kamerstukken II, 35218, nr. 3. p. 24).
3.2.2.
Het college heeft de kennisgeving van de aanvraag en mededeling van de verlenging van de beslistermijn in afwijking van de hierboven genoemde artikelen alleen in Het Kompas gepubliceerd. Van het primaire besluit is - in overeenstemming met de relevante wettelijke bepalingen - uitsluitend mededeling gedaan in het Gemeenteblad van Hoeksche Waard van 22 december 2021. Alhoewel het college de vergunning op de juiste wijze heeft gepubliceerd en wettelijk niet verplicht is om naast de elektronische publicatie ook op andere wijze te publiceren, kan naar het oordeel van de rechtbank van eiser niet worden verwacht dat hij erop alert zou zijn dat de mededeling van de vergunningverlening in afwijking van de aanvraag en de verlenging van de beslistermijn uitsluitend in het Gemeenteblad zou plaatsvinden. Desgevraagd heeft het college te kennen gegeven dat er soms voor wordt gekozen om van een vergunningverlening mededeling te doen in Het Kompas, maar dat het eveneens mogelijk is dat er alleen mededeling wordt gedaan in het Gemeenteblad. Het komt dus ook geregeld voor dat zowel de aanvraag als de vergunningverlening in Het Kompas wordt vermeld. Niet bekend is waarom in dit geval wel mededeling is gedaan van de aanvraag, maar niet van de vergunningverlening in Het Kompas. Voorts heeft het college pas op 4 februari 2022 een reactie gegeven op de e-mail van eiser, inhoudende dat de omgevingsvergunning reeds is verleend en dat hij eventueel nog de stukken kan krijgen. De bezwarentermijn was toen al voorbij. Het is daarmee onduidelijk wat het doel van de e-mail was. Gelet op het voorgaande heeft het college naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig gehandeld jegens eiser. Nu niet in geschil is dat eiser op 4 februari 2022 op de hoogte is geraakt van het primaire besluit en gelet op de omstandigheid dat hij op 9 februari 2022 bezwaar heeft gemaakt, heeft het college de termijnoverschrijding ten onrechte niet op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar geacht.
3.3.
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
4.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor twaalf weken.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 8 maart 2022;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Regenboog, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:41

De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
[…].

Artikel 6:5

1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
e gronden van het bezwaar of beroep.
[…].

Artikel 6:6

Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
[…],
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Artikel 6:7

De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.

Artikel 6:8

1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
[…].

Artikel 6:11

Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 3.8

Het bevoegd gezag geeft bij de toepassing van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 3.9

1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking:
doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag, en
[…].
2. Het bevoegd gezag kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Het maakt zijn besluit daartoe bekend binnen de eerstbedoelde termijn. Het doet daarvan tevens zo spoedig mogelijk mededeling op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.
[…].
Bekendmakingswet

Artikel 2

[…].
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente geeft een gemeenteblad uit.
[…].
8. De uitgifte van de in het eerste, tweede, derde en vijfde lid genoemde publicatiebladen geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze door middel van een door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in stand gehouden digitale infrastructuur.
[…].

Artikel 12

1. Een bestuursorgaan dat behoort tot een van de in artikel 2, eerste, tweede, derde en vijfde lid, genoemde openbare lichamen, bedrijfsvoeringsorganisaties of gemeenschappelijke organen, doet in het door dat openbaar lichaam, die bedrijfsvoeringsorganisatie of dat gemeenschappelijke orgaan uitgegeven publicatieblad in ieder geval zijn wettelijk voorgeschreven mededelingen in de vorm van een volledige publicatie en kennisgevingen in de vorm van een zakelijke weergave van de inhoud, met vermelding van de wijze waarop en de periode waarin de stukken waar de kennisgeving betrekking op heeft voor eenieder ter inzage liggen.
[…].

Artikel 13

De terinzagelegging waarop een mededeling of kennisgeving als bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, betrekking heeft, geschiedt zowel op elektronische wijze als op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie.
Het bestuursorgaan houdt voor de wijze van terinzagelegging een vaste gedragslijn aan.
De terinzagelegging vindt niet plaats in de Staatscourant of in een in artikel 2, eerste tot en met vijfde lid, bedoeld publicatieblad.
[…].